Kraaiesjeek!
Daar gingen we dan, gezellig met z’n vieren, op naar een dagje Efteling. Helaas waren Richard en ik even vergeten dat wij bij dit soort uitjes meestal deel uitmaken van de attracties. Vooral Richard, die met zijn 1.98 meter overal boven uitsteekt, is een dankbaar doelwit. Zo stonden we in de rij te wachten voor de Panda Droom, toen een vrouw vóór ons zich ineens omdraaide, met haar camera flitste en vervolgens triomfantelijk naar haar metgezellen riep: ‘Hij staat erop hoor!’ Op zo’n moment krijg ik echt een Artis-gevoel – maar dan aan de verkeerde kant van de tralies. Ik vind het helemaal geen probleem als mensen om een handtekening vragen of met me op de foto willen, maar vráág het me eerst even. Terwijl ik met Alec stond te springen op ’n soort waterbed, maakte een man ook al een foto van ons. Toen ik verbaasd opkeek, zei hij: ‘Leuk voor in mijn familie-album!’ Aan de ene kant is het natuurlijk vleiend dat iemand ons een plaatsje wil geven in zijn familie-album, maar aan de andere kant denk ik: man, láát me nou even.
Maar het ergste vind ik nog wanneer mensen me vastpakken, tegenhouden en omdraaien naar hun vrienden, met de woorden: ‘Rooo-naaald! Tiiinieee! Kijk-es wie ik gevonden heb?’ Ik vind het prima om Ronald en Tinie te leren kennen, maar sleep me d’r niet heen, alsjeblieft. Emma en Alec vinden het ook maar raar allemaal. Toen Richard zijn zoveelste handtekening op een servetje zette, vroeg Emma: ‘Papa, wat schrijf je eigenlijk?’ ‘Mijn naam, schat. Dat heet een handtekening.’ ‘En waarom wil die mevrouw dat?’ ‘Omdat eh… zeg, zullen we de boze wolf gaan zoeken in het sprookjesbos?’ Kinderen willen niet anders zijn dan anderen, en Richard en ik willen al helemaal niet dat ze zich zo voelen, maar Emma en Alec blijven het wonderlijk vinden dat de andere bezoekers voortdurend: ‘Kraaiesjèèèèk!’ roepen. Daar komt nog bij dat kinderoortjes niet gemaakt zijn om te luisteren. Dat is een universele constructiefout die zich vooral bij het bezoeken van pretparken openbaart. Emma en Alec renden in hun enthousiasme alle kanten op, maar als ik eens lekker uit mijn slof wilde schieten of ze met een donderpreek tot de orde wilde roepen, wist ik mij aangestaard door tientallen nieuwsgierige ogen.
Omdat ik niet bekend wil staan als krijsende moederheks, zat ik me onbewust toch in te houden – iets wat de kinderen overigens héél snel in de gaten hadden. Was het dan helemaal niet leuk in de Efteling? Natuurlijk wel. Zo ben ik tot grote hilariteit van de kinderen drijfnat geworden in de wildwaterbaan. Ook het spookslot was een daverend succes, al vroeg Alec na afloop nog wel met een piepstemmetje of die spoken netjes in dat kasteel zouden blijven en niet met hem zouden meevliegen naar zijn kamertje. Zo’n pretpark vertelt je best veel over je kinderen: waar ze wel of niet aan toe zijn, wat ze leuk vinden en wat ze juist bang maakt. Maar de belangrijkste ontdekking deden we bij de attractie van het Vliegende Tapijt. Terwijl de fakir op zijn kleedje door de lucht vloog, zei het jongetje naast ons tegen zijn vader: ‘Papa kijk! Osama bin Laden!’