Toon me uw toetsenbord…
De reünie van mijn middelbare school was veel leuker dan ik had verwacht. Mijn vrienden van vroeger hadden wat meer rimpels en wat minder haar, maar verder waren ze als vanouds. Ook de schooltoiletten waren onveranderd. De gele deurtjes vielen nog met precies hetzelfde geluid in het slot; als een echo uit een ver verleden. Bij het handen wassen keek ik in de spiegel waarin ik vijftien jaar geleden voor het laatst gekeken had, en zag een ander mens. Terug in de aula werd ik aangeklampt door een volslagen onbekende die stamelde ‘dat hij het zo geweldig vond dat ik altijd mezelf was gebleven’. ‘Hoe weet jij dat nou?’ vroeg ik, maar dat drong niet tot hem door. ‘Jezelf zijn’ is erg in de mode. Maar wanneer ben je jezelf? En wie ben je dan? Volgens mij heeft ieder mens een aantal ‘zelven’ die veranderen door de omstandigheden en meegroeien met de tijd. In de auto terug naar huis zat ik nog wat na te mijmeren over vijftien jaar ‘mezelf zijn’ en wie ik daarbij geworden ben. Hoogste tijd voor een vergelijkend warenonderzoek bij de virtuele psychiater.
Op internet staan tientallen quizjes die na het beantwoorden van een reeks diepzinnige vragen (‘Draag je eetbaar ondergoed?’) een heus persoonlijkheidsprofiel uitspugen. Om er even in te komen, begon ik met: ‘Welke hond schuilt er in jou?’ Ik bleek een mopshond te zijn: intelligent, grappig en charmant. Hupsakee, die had ik al binnen. Helaas bleek uit ‘Wat is je emotionele leeftijd?’ dat mijn gevoelsleven in de puberteit was blijven steken. En bij ‘Teken Uw Droomhuis En Ontdek Wat Het Zegt Over Uw Persoonlijkheid’ noemden ze mij contactgestoord, omdat ik geen deurknoppen had getekend. Net toen ik met de gordijnen dicht nogal nukkig in mijn contactgestoordheid wilde gaan zitten, las ik op WerkOnline een intrigerend berichtje: het gemiddelde toetsenbord vergaart zo’n twee gram vuil per maand. Dit vuil bestaat hoofdzakelijk uit koekkruimels, broodrestjes en chocoladestukjes, naast nog wat dode insecten, oorsmeer en opgedroogd snot.
Wanneer je wilt weten wat er zich onder je toetsenbord heeft verzameld, hoef je het alleen maar op z’n kop te houden en flink te schudden. Ik had het nog niet gelezen of ik zat al te rammelen. En inderdaad: de etensresten vlogen me om de oren, samen met een dood fruitvliegje en allerhande vage ‘dingetjes,’ herkomst onbekend. (Of er zich ook roos, snot en oorsmeer tussen mijn toetsen bevond, laat ik even in het midden. De roddelbladen lezen immers mee.) Wat wel opviel, was een stuitende hoeveelheid wenkbrauwwimpers. Wanneer ik zit te schrijven, of beter gezegd: als het weer eens niet wil lukken, ga ik dwangmatig aan mijn wenkbrauwen pulken. En daar liggen ze nu, als stille getuigen van wanhopige momenten. Eigenlijk is het vuil in mijn toetsenbord een betere afspiegeling van mijn karakter dan alle contactgestoorde mopshondjes bij elkaar.
Achter mijn computer waan ik me immers onbespied en kan ik ongeremd peuteren en pulken, schransen en schrokken. Toon mij uw toetsenbord en ik zeg u wie u bent.