Leesbril
Ik heb een leesbril. Zo. Dat is eruit. Ik weet dat heel veel mensen een bril hebben, en dat het heel normaal is, en dat iedereen er uiteindelijk een krijgt. Maar voor mij voelt het als een aardverschuiving. Ik heb mijn hele leven prima ogen gehad, en ook nu kan ik alles wat op afstand is nog steeds haarscherp zien. Ik heb alleen moeite gekregen met letters. En dat hakt erin bij iemand die zoveel met lezen en schrijven bezig is als ik. Het begon voor de zomervakantie. Wanneer ik de krant of een boek zat te lezen, moest ik me echt concentreren op de letters. Ik schreef het toe aan vermoeidheid; ik moest duidelijk dringend op vakantie. Eenmaal in Orlando kreeg ik geregeld een menukaart onder ogen. En toen begon het. Wat is het hier donker, dacht ik geërgerd. Of: ze maken die lettertjes ook steeds kleiner. Ik begon in mijn ogen te wrijven. Dacht dat ik er per ongeluk zonnebrandcrème in had gesmeerd. Totdat eindelijk het kwartje viel: ik zág het gewoon niet meer zo scherp.
Ik begon de menukaart automatisch iets verder van me af te houden. Met een schok realiseerde ik me dat ik dit gebaar kende van mijn moeder. En dat is wel het láátste wat je wilt: dat je op je moeder gaat lijken. Mijn moeder, die altijd haar leesbril kwijt is. Als Emma of Alec bijvoorbeeld hun rapport willen laten zien, moet er eerst eindeloos in een tas gerommeld worden op zoek naar De Bril. Die tas is trouwens ook altijd kwijt. Wonderlijk eigenlijk hoe weinig geduld je hebt met allerlei gebreken – tot je er zelf last van krijgt. Eenmaal terug van vakantie ging ik met lood in mijn schoenen naar de opticien. Ik had maar plus 0,75, en een leesbril heb je pas echt nodig vanaf plus 1. Maar, zo zei de aardige mevrouw opgewekt, ‘over een halfjaar is dat vanzelf plus 1 geworden hoor’. Fijn. Daar knap ik van op. Maar het effect was onmiskenbaar: met een leesbril leken de letters niet langer donkergrijs maar weer helder en afgetekend zwart.
Ik kan nog gewoon lezen zonder bril, maar het geeft me veel meer rust om dat ding er even bij te pakken. Maar ja – waar ligt-ie nou weer. Bij mijn bureau, bij mijn boek, naast de krant? Ik ben nu officieel lid van het ik-zoek-mijn-leesbril-gilde. Ach ja. Ik ben blij dat ik überhaupt een model heb gevonden dat ik nog enigszins leuk vind staan. Ik heb de hele brillenwand bij de opticien op mijn neus gezet, en het varieerde van wiskundelerares en studiebol tot stoute secretaresse. Een bril dóet iets met je; het verandert letterlijk je kijk op de wereld. Ik ben nog niet zover dat ik mijn leesbril overal mee naartoe neem. IJdel? Jazeker. Afgelopen week ging ik met Richard ergens eten, en toen bleek aan het tafeltje naast ons een vriend van mij te zitten die ik al meer dan twintig jaar niet had gezien. ‘Je bent nauwelijks veranderd!’ riep ik verwonderd uit. ‘Insgelijks,’ antwoordde hij, ‘jij ziet er ook nog nagenoeg hetzelfde uit!’ Kijk – het heeft ook voordelen wanneer je minder scherp gaat zien.