Das Boot
In de zomervakantie word je als ouders geacht ‘iets leuks’ met de kinderen te gaan doen. Nou, dat hebben we geweten. Zo gingen Richard en ik vol goede moed in de striemende regen een dagje met Emma naar het Dolfinarium in Harderwijk. Hoewel de grote dolfijnenshow pas om twee uur begon, stond er om kwart over één al een lange rij voor de overdekte koepel. Omdat rijen nu eenmaal een magische aantrekkingskracht hebben, gingen ook wij maar alvast in de rij staan, want tja, je weet maar nooit. Na drie kwartier doelloos in de motregen te hebben doorgebracht, mochten we eindelijk naar binnen. We zaten nog niet, of het licht ging uit en de stem van Neptunus, ‘de Koooning van de Zeeee,’ bulderde door de donkere ruimte. Emma’s kleine lijfje schoot meteen in een kramp: ‘Mama, ik ben zo ba-hang!’ snikte het zielige hoopje. Exit Dolfinarium. Terwijl Emma alweer opgewekt aan een milkshake zat te lurken, reden Richard en ik ’n beetje beteuterd terug naar huis. We hebben het ‘gezellige familie-uitje’ nog niet helemaal onder de knie.
Neem nou De Boot. Omdat Richard nu eenmaal niet stil kan zitten, heeft hij tijdens zijn revalidatie een cursus Spaans gevolgd en zijn vaarbewijs gehaald. In zijn enthousiasme kocht hij meteen een zes jaar oud polyester motorbootje en sleepte de rest van zijn gezin mee het water op. Helaas heeft onze kleine familie nog lang geen zeebenen. Emma en Alec zaten ’n beetje ongelukkig te kijken in hun dikke oranje reddingsvesten, en het duurde niet lang of Emma had haar alarmfluitje ontdekt. Terwijl ik de spartelende kinderen in bedwang probeerde te houden, knoopte Richard in z’n eentje de boot los, waarbij het onding natuurlijk steeds hinderlijk van de kant af dreef. We kregen diverse verstoorde blikken over zoveel onbenul, maar uiteindelijk voeren we dan toch schadevrij de haven uit. We waren echter nog niet op het Gooimeer of Alec mikte zijn flesje appelsap overboord. Nu had Richard in zijn praktijklessen uitvoerig de ‘man-overboord’-manoeuvre geoefend, maar calamiteiten als ‘fles-overboord’ waren helaas niet in het examen opgenomen. Dat was dus brullen geblazen.
Na ’n uurtje varen waarin Emma tot vier keer toe op het boord-wc’tje was gaan zitten en Alec het had gepresteerd om de diarree te krijgen, besloten Richard en ik om terug te gaan naar de haven. Helaas kan Richard nog niet zo goed aanleggen, dus tot afgrijzen van de andere schippers hadden we op ’n haar na onze buurman geramd. Na drie keer steken kreeg Richard de boot eindelijk op z’n plaats. Inmiddels hadden we zwaar de slappe lach. ‘Toet-toet-boing-boing,’ stond Richard achter het stuur te zingen, ‘Peppi en Kokki!’ Nadat Alec nog bijna van de steiger was gevallen, zagen we dat andere bootbezitters hun kinderen in ’n soort tuigje hadden zitten. Dat was de oplossing! Of gewoon niet meer meenemen natuurlijk. Toen we Emma en Alec eindelijk weer in hun autostoeltjes hadden gegespt, zaten Richard en ik met een bezwete kop na te hijgen van ’n middagje varen. ‘Leuk hè mam, op het water!’ glunderde Emma van de achterbank. Richard keek me veelbetekenend aan en zei: ‘Maandag gaat de crèche weer open.’