De gewone ouder
Opeens hing er een poster bij mijn kinderen op school, verstrekt door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het ging over de zes typen ouders die er bestaan en wat je daar als school van kon verwachten. De afgelopen decennia is de relatie tussen scholen en ouders drastisch veranderd. Zo kan ik mij niet herinneren dat er aan mijn moeder ooit is gevraagd om vóór de grote vakantie een hele badkuip houten blokken te wassen, luizen te komen uitknijpen of een ‘leesdouche’ te geven. Vroeger mocht je als ouder wel als begeleider mee op het jaarlijkse schoolreisje, maar ik zat er als kind helemáál niet op te wachten dat mijn moeder bij zo’n uitstapje in mijn nek zou komen hijgen. School, dat was een oudervrije zone, waar je een eigen identiteit kon opbouwen zonder dat je vader of moeder steeds op je vingers zat te kijken. Hoe anders is dat nu. Als ouder mag je niet helpen, nee – je móet helpen. Want voor je het weet, sta je op de poster van het ministerie van OCW onder de categorie Afwezige Ouder: onbereikbaar en ongeïnteresseerd, doet alleen iets als dat (nadrukkelijk) wordt gevraagd.
Ik vind mezelf bepaald geen Afwezige Ouder, want ik ben voorleesmoeder; al moet ik eerlijk toegeven dat ik hiervoor diverse malen, ahem, nadrukkelijk ben gevraagd. Als ik op het schoolplein sta te wachten, probeer ik me echter wel enigszins verdekt op te stellen omdat ik gewoonweg geen tijd heb om van dertig eierendozen bontgekleurde rupsen te maken. ‘Geen tijd’ is evenwel een doodzonde in het moderne ouderschap. Dan val je in de categorie Carrièremaker: niet geven, wel nemen. Deze hardwerkende vader of moeder, die op de poster natuurlijk met een mobiele telefoon staat afgebeeld, is de tegenpool van De Supporter. De veelal laagopgeleide Supporter is tevreden en gezellig en steekt graag de handen uit de mouwen, maar wordt ook getypeerd als naïef. Dat woord riep bij mij nogal onaardige associaties op over de gang van zaken in de lerarenkamer: ‘Jongens, we komen nog één ouder tekort op de sportdag.’ ‘Dan moet je Peter bellen, die durft toch geen nee te zeggen.’
Wie wél nee durft te zeggen, is het meest akelige oudertype: De Kwelgeest, op de poster afgebeeld als Dracula. Hij of zij is ongevoelig, koud, agressief, theatraal en ongeduldig. Wil dingen aan de kaak stellen, is het nergens mee eens en voelt zich altijd miskend. Hoewel niemand zo vreselijk wil zijn, kent iedereen wel een vader of moeder die zo ís. Rest de vraag: zijn er überhaupt nog leuke ouders? Het ministerie van OCW ziet graag De Politicus, een kritische consument maar tegelijkertijd een betrokken ouder die wil meebeslissen. Het paradepaardje van de poster is echter De Superouder: hoogopgeleid, maar naast de drukke baan toch bereid om zich in te zetten voor de school; iemand met innovatieve ideeën die graag problemen oplost, in het schoolbestuur zit en wil bouwen aan een betere toekomst. Een onuitstáánbaar figuur dus, die mij als simpele voorleesmoeder het gevoel geeft dat ik hopeloos tekortschiet. Ik pleit dan ook voor een buitencategorie: De Gewone Ouder. Niet suf en niet super, maar gewoon. Zo’n ouder van vroeger, weet je nog?