Wachten
Mannen moeten gedurende hun leven zo’n twee jaar op vrouwen wachten. Dat zegt de Duitse auteur Moritz Petz in zijn pas verschenen boek Warten auf Frauen (‘Wachten op vrouwen’), waarin hij stelt dat het voor vrouwen ‘natuurlijk’ is om te treuzelen. Daardoor staan mannen alsmaar te wachten totdat de dames eindelijk uit de badkamer komen, klaar zijn met winkelen of de telefoon neerleggen. Als zijn eigen vrouw zegt: ‘Kom, we gaan,’ dan weet Peter dat-ie rustig nog tien minuten kan gaan zitten. ‘Wat geestig,’ zei Richard, ‘dat doe ik ook. Als ik om twee uur wil wegrijden, dan zeg ik tegen jou halftwee. Dan weet ik zeker dat we op tijd in de auto zitten.’ Echt? Nooit wat van gemerkt. Wat ik wél heb gemerkt, is dat ik de enige ben die overal aan denkt: liggen de bloemen achterin, zit het cadeautje erbij, heeft Alec de goede tennisschoenen ingepakt, zitten de broodpakketjes in de tas, heeft iemand boven de balkondeur dichtgedaan? Het antwoord op al deze vragen is meestal: ‘Nee’. En dan mag ik dat last minute nog allemaal even gaan regelen. Een man denkt: ‘Zo, ik ben naar het toilet geweest, dus we kunnen gaan.’
Petz zei in een interview dat hij het boek heeft geschreven om andere mannen een hart onder de riem te steken: ‘Ze denken dat alleen hún vrouw op zich laat wachten, maar ze doen het allemaal.’ Daarom geeft de auteur ook tips in zijn boek, zoals ‘neem wat te lezen mee’: ‘Ik heb al hele romans uitgelezen voor de deur van de supermarkt.’ Goh. Weet je wat ík zou doen, als ik liep te sjouwen in de supermarkt terwijl mijn man buiten op zijn gemak een boekje zat te lezen? Ik zou ’m daar lekker laten zitten. Neem fijn de bus naar huis, die laat ook op zich wachten. ‘Mannen mogen eigenlijk alleen mee winkelen om de tassen te dragen,’ stelt Peter vast, ‘maar de meesten doen dat toch, uit liefde.’ Uit liefde? Ik vind het altijd weer opvallend hoe mannen van iets gewoons iets heel groots kunnen maken. Die zware pakken waspoeder zullen toch het huis in moeten komen, Moritz. Niet zozeer uit liefde, als wel uit praktische overwegingen.
Ja, vrouwen praten veel aan de telefoon, maar in tegenstelling tot de heren zéggen ze ook wat. ‘Was die rare moedervlek van je vriend nu eigenlijk kwaadaardig?’ ‘Niet gevraagd.’ ‘En hoe voelt hij zich over die dreigende ontslagronde op zijn werk?’ ‘Niet over gehad.’ ‘Waar heb je het dan wél over gehad?’ ‘Dat we gaan vissen.’ Maar hoeven vrouwen dan nooit op mannen te wachten? Zit treuzelen niet in hun ‘natuur’? Dat ligt aan de habitat. Het mannetjesdier voelt zich dan misschien ongelukkig op een kruk voor een pashokje; hij is des te meer in zijn nopjes op een kruk voor de bar. Ik denk dat bovenstaande twee jaar ruimschoots worden gecompenseerd door vrouwen die – met de jas al aan – hun man proberen weg te trekken van de toog. Of door vrouwen die ’s nachts liggen te wachten wanneer meneer nu eindelijk eens uit de kroeg komt rollen. Wat zegt de volkswijsheid ook alweer? ‘Wie zijn vrouw heeft meegenomen, is nog nooit te laat naar huis gekomen.’