92
‘Was het Noah James?’
Basma hielp me om Dom uit de auto te halen.
‘Ja – sluit de poort!’
Ze keek om zich heen, maar er waren geen peperbussen om de opdracht aan door te geven. Ze waren uit elkaar gestoven naar het hoofdgebouw of naar de aanbouwen. Wasgoed hing aan lijnen. Rook kringelde uit gaten in de daken.
Basma haalde ons weer in toen wij het pad op strompelden. Er stond geen enkel meubelstuk in de hal. De muren vol scheuren en gaten waren kaal. Een naakt peertje hing aan het plafond.
Angstige stemmen weergalmden verder in het huis. Basma liet ons alleen. ‘Arme meisjes – ik moet ze vertellen dat alles in orde is.’
De eerste deur rechts stond open. ‘Hierin, Nick.’
Het bed in de hoek had een bultige matras met daarop een pluizige nylon deken met afbeeldingen van leeuwen. Het oude kussen had geen sloop en zat vol gele en bruine vlekken. Het licht was schemerig. De zon moest zich een weg banen door een dikke katoenen lap voor het raam.
Dom liet zich op zijn knieën vallen en probeerde een van de vloerplanken op te tillen. Zijn handen graaiden, maar zijn vingers kregen geen houvast. Ik pakte hem beet, zette hem op bed en sloeg de groene slaapzak om zijn schouders. ‘Concentreer jij je nou maar op warm blijven, maat. Deze plank, ja?’
Ik duwde mijn vingers in de opening. De plank kwam omhoog. Eronder lag een zwarte nylon weekendtas. Ik tilde hem eruit en bracht hem naar het bed.
Ik moest de rits voor hem openmaken.
‘De laptop, Nick.’
Die zat tussen de kleren en de nachtspullen.
Basma kwam moeizaam naar binnen met een kom water en lappen in de ene hand en een koffertje in de andere. ‘Dit is alles wat ik kan doen tot de meisjes meer water hebben opgewarmd voor een bad. We hebben antiseptische crème, maar geen antibiotica. Het ziekenhuis kan ons niets geven – ze zitten zelf al weken zonder. De Amerikanen hebben de bevoorrading gestopt.’
Ze probeerde Doms wonden te deppen, maar hij had het te druk met het aanzetten van de laptop.
‘Wat is er gebeurd, Dominik? Hoe heeft Noah jou gevonden?’
Zijn ogen bleven op het scherm gericht. ‘Ze hebben me in de val gelokt. Ik dacht dat ik een ontmoeting zou hebben met de taliban. Ik ben erin getrapt.’
Ze keek hoopvol naar me op. ‘Is Noah dood?’
‘Allemaal.’
Ze deed geen moeite om haar glimlach te verbergen. ‘Mooi.’
Ik keek Dom aan. ‘Basma vertelde me dat jij op zoek was naar de kerel van de taliban die de Britten voorzag van het spul. Maar welke Britten?’
Hij zocht in de tas en haalde er een waszak uit. Tussen de spullen zat een plastic tasje. ‘Deze…’
Hij maakte het tasje open en haalde er een geheugenstick uit.
De filmclip begon buiten op straat, en zo te zien voor een voordeur die leek op die van Downing Street 10. Een lange, goed uitziende jonge kerel met lang blond haar liep met boodschappentassen naar binnen.
Doms vinger bleef boven het beeld hangen. ‘Finbar.’ Hij kokhalsde bijna toen hij het woord uitsprak.
Ik keek toe terwijl de camera omhoogging naar het bovenraam. Een oudere man in een wit overhemd stond met zijn rug naar de lens. Finbar kwam de kamer binnen. De oudere man sloot hem in zijn armen en ze kusten elkaar. Enkele ogenblikken later verdwenen ze uit beeld.
Dom drukte zo hard op het scherm waar de oudere man net had gestaan dat het beeld wazig werd. De film werd onderbroken en zoomde weer in op de grote zwarte deur. Die ging open. Allebei stonden ze net binnen de drempel te praten. De oudere had een weekendtas die aan zijn voeten stond.
De stem van Dom kraste van verdriet. ‘Finbar was bij ons gekomen toen hij zeventien was. Toen, na ongeveer een jaar, raakte hij aan de drugs.’
Hij keek naar beneden. ‘We probeerden hem in een ontwenningskliniek te krijgen, maar hij wilde niets van ons weten. Hij verdween soms dagen achter elkaar. Ten slotte vertelde hij ons dat hij bij een vriend introk.’
Mijn ogen hadden het scherm niet losgelaten. Wie de oudere man ook was, Finbar kuste hem opnieuw.
‘Hij wilde ons niet vertellen wie de vriend was en zelfs niet waar hij woonde. Siobhan was buiten zichzelf. Ze moest weten dat hij zichzelf niet om zeep bracht.’
Hij ademde zwaar. ‘Uiteindelijk vonden we hem.’ Hij drukte weer op het scherm. ‘Hier, in St Stephen’s Green. We wilden alleen contact houden, proberen hem te helpen… Kun je je voorstellen hoe Siobhan zich voelde toen ze zag dat haar zoon op zo’n manier werd afgelebberd…?’
Hij trok aan zijn haren vol opgedroogd bloed. ‘Finbar vertelde ten slotte dat zijn vriend een zakenman was die een paar keer per maand naar de stad kwam. Hij zei dat hij in de projectontwikkeling zat, een firma uit Londen.’ Zijn ogen schoten vuur. ‘Ik wilde zijn gezicht zien, deze klootzak van een projectontwikkelaar uit Londen die jonge jongens drugs geeft, zodat hij… zodat hij…’ Hij schudde hulpeloos zijn hoofd.
‘Je kreeg Peter zover dat hij de film maakte?’
‘Ja. Hij zei dat hij op vrijdag kwam, voor het weekend.’
‘En wie was het?’
‘Ik weet het niet. Dat is het bizarre ervan, Nick. Ik had zijn foto, maar zelfs met alle middelen die ik ter beschikking had, kon ik niemand vinden die het gezicht een naam kon geven.’
Hij drukte op pauze. ‘Nick, als ik hier niet uit kom, is het goed dat jij tenminste zijn gezicht hebt gezien. Ik weet niet wie hij is, maar ik ben erachter gekomen dat hij een ontzettend machtige man is. Misschien kun jij hem opsporen. Ik begon voordat, nou ja, voordat…’
Hij beet op een korst op zijn lip. ‘Siobhans vader maakte zijn fortuin tijdens de hausse in onroerend goed. Je hebt ons huis gezien? Zijn huwelijksgeschenk voor ons. Er is niet veel dat hij niet weet over onroerend goed in Dublin. Als één kant van het onderzoek liet hij zijn mannen wat graafwerk doen. Uit het kadaster bleek dat de flat het eigendom was van een legale Britse firma, maar toen volgde er een compleet rookgordijn van buitenlandse beleggingsmaatschappijen en firma’s op de Kaaimaneilanden, Panama en noem maar op. Alles zat verscholen achter gevolmachtigden, procuratiehouders en god mag weten wat nog meer. Ze liepen zich vast op een muur.
Ik had andere ijzers in het vuur. Ik praatte met een contactpersoon bij de belastingdienst. Hij kwam meteen terug en vertelde me iets heel vreemds. Ze hadden gezegd dat het onverstandig was om verder te graven, het was een regeringsaangelegenheid. Een regeringsaangelegenheid? Wat had de regering te maken met buitenlandse beleggingsmaatschappijen en onroerendgoedfirma’s?
Toen begonnen de wielen er echt af te lopen. Moira stuurde ons naar Irak, en ik moest alles via telefoon en e-mail doen. We waren er nog maar een paar dagen toen ik te horen kreeg dat BZ iets voor me had. Weet je nog dat ik dacht dat ze me een interview wilden gunnen?’
Ik ging naar het kamp. In feite brak toen de pleuris uit. Ik kreeg te horen dat mijn onderzoek in Dublin en Kabul moest stoppen. De hele drugszaak moest van de agenda. Zomaar. Ik vertelde ze dat ze niet het recht hadden mij te vertellen wat ik moest doen. Het volgende dat ik wist, was dat die twee Ierse schoften in de kamer stonden. Ze vertelden dat ik moest doen wat me was gezegd, of anders…
De volgende dag sprak ik met Siobhan, en zij zei dat Finbar er weer vandoor was gegaan. Ze had contact opgenomen met afkickcentra, ziekenhuizen. Niets. Hij was in rook opgegaan.’
Zijn stem stierf weg. Hij was uitgeput. Het leek hem alles te kosten wat hij in zich had om gewoon weer op play te drukken.
Ik zag hoe Finbar de projectontwikkelaar nog een keer kuste, en toen pakte de oudere man zijn weekendtas op en liep de straat op.
Hij liep naar de camera toe tot hij bijna het hele scherm vulde.
Toen pas besefte ik wie hij was.