41
Donderdag, 8 maart
1305 uur
Ruim een uur achter op schema en zes veiligheidscontroles en röntgenapparaten later – waaronder eentje pal voor de deur van het vliegtuig – steeg de Airbus A320 van Indian Airlines op naar de hete, blauwe hemel boven Delhi en zette koers naar het noordwesten voor de twee uur durende vlucht naar Kabul.
De vertrekhal was een nachtmerrie geweest. We waren zelfs afgezonderd in onze eigen kleine wachtkamer. Het had me doen denken aan de vluchten van Belfast naar Londen tijdens de oorlog, behalve dat hier het hele gebouw, met inbegrip van onze melaatsenkolonie met bestemming Kabul, was volgehangen met platte schermen waarop non-stop Bollywoodproducten te zien waren. Het maakte niet uit welke film het was, want in allemaal leek de ster dezelfde lange kerel met een grijze baard te zijn; hij was zelfs te zien in de tussentijdse reclames voor mobiele telefoons en aftershave. Toen draaide een van de kanalen een documentaire over zijn wassen beeld bij Madame Tussaud.
Het vliegtuig had plaats voor honderdvijftig passagiers, maar was slechts halfvol. Kabul was nauwelijks een concurrent van Amsterdam of Praag als het om een korte stadsvakantie ging. De Gurkha’s en Filippino’s in de economyclass die werden betaald om bedrijven en kampen te bewaken, waren heel erg trots op wat ze deden, en vonden het niet erg dat iedereen het wist. Ze droegen camouflagekleding van het Amerikaanse leger of hadden Britse militaire rugzakken, en op hun T-shirts hadden ze prints van adelaars verpakt in de stars-and-stripes en boodschappen over Operation Enduring Freedom.
In de businessclass krabbelden Indische mannen in geperste overhemden met korte mouwen koortsachtig op blocnotes om het vervoer van weer twintig ton frisdrank en marmelade naar het oorlogsgebied te regelen.
Sommigen van de westerlingen zagen eruit als doorgewinterde koppelbazen van het genre dat legers voorzag van koks tot radartechnici. Zij waren de mannen in de zwarte poloshirts met geborduurde bedrijfslogo’s. Er waren ook een paar poenerige aannemers. Zij droegen safarivesten van Gucci en hun haar was langer, om duidelijk te maken dat ze geen militair waren. Een van hen had een hanenkam. Ze wilden natuurlijk niet dat een sergeant-majoor bij vergissing tegen hen begon te schreeuwen. Ik was in mijn normale bezopen toestand, maar ik had tenminste een schone boxer en schone sokken aan. Toen ik mijn schoenen uittrok, was de stank niet half zo erg als anders.
Het lampje van de gordels ging uit en de stewardessen begonnen onze vooraf bestelde drankjes rond te delen. Ik had een Pepsi besteld om de antibiotica weg te spoelen. Ik staarde uit het raampje. Ik had gedacht nooit meer door een kogel geraakt te worden en het was toch gebeurd. Afghanistan was een plek waar ik had gedacht nooit meer terug te komen en hier zat ik. Wat er ook gebeurde, ik wilde niet meer die verrekte berg op- en afrennen.
Toen de Russen in 1979 binnenvielen, hadden ze vrijwel dezelfde reden gehad als wij in 2001. Ze waren het land aan het ‘bevrijden’. Het Westen was een andere mening toegedaan. Sovjettroepen waren zo dicht bij de olievelden van de Golf niet welkom.
Als een jonge soldaat die rondliep in het Tidworth-garnizoen in Wiltshire, had de invasie ongeveer evenveel invloed op mijn leven als het afkalven van de Noordzeekust. Het had niet direct gevolgen voor mijn financiële toestand en onderbrak evenmin de bevoorrading van de plaatselijke friettent, dus waarom zou het me een donder kunnen schelen? Bovendien wist ik niet eens waar Afghanistan lag.
Om te beginnen was de invasie een koud kunstje. De Russen dachten dat ze het geregeld hadden. Hun probleem was dat geen van hen een flauw benul had van vechten of het onderdrukken van een opstand in de bergen, en hun wapens en militaire uitrusting – met name hun pantservoertuigen en tanks – waren waardeloos. Hun andere probleem werd gevormd door de moedjahedien.
De inlandse strijders met hun koeienvlaaimutsen begonnen eindelijk iets te betekenen en klappen uit te delen – tot de Russen de bewapende Hind-helikopters aanvoerden. De Hind, in feite een vliegend artillerieplatform, was de meest geduchte helikopter die er rondvloog. Die liet het tij keren. Halverwege de jaren tachtig zaten de Amerikanen behoorlijk in de rats. De Koude Oorlog was nog steeds bezig. Het Kremlin moest een lesje krijgen.
Ronald Reagan prees de moedja’s plotseling als vrijheidsstrijders. Een rijke Saudi, Osama bin Laden, riep moslimstrijders over de hele wereld op om hun bijdrage te komen leveren. Wapens stroomden overal vandaan het land binnen en ze hadden geen flauw idee hoe ze die moesten gebruiken. Stomkoppen als ik, inmiddels korporaal bij de SAS, kregen te horen om in de benen te komen en ze een handje te gaan helpen.
De enige manier waarop de moedja’s die oorlog konden winnen, was de Russen voor de bezetting zo’n onaanvaardbaar hoge prijs in mensenlevens te laten betalen dat de publieke opinie in eigen land zich tegen hen zou keren en het leger zou rebelleren. Eenvoudig gezegd kwam het neer op het doden en verwonden van zoveel mogelijk Sovjets en het vernietigen van hun infrastructuur hoe en waar we konden. Ongeveer alles was een legitiem doelwit.
Voordat het zover kon komen, moesten de Hinds worden uitgeschakeld.
De Amerikaanse hittezoekende Stinger-luchtdoelraketten waren de beste als het erom ging iets uit de lucht te schieten. Het probleem was, dat ze dat zo goed deden dat de Amerikanen die niet graag uit handen gaven. Het risico dat ze in de verkeerde handen vielen was gewoon te groot.
In plaats daarvan kregen de Britten de taak de plaatselijke lui het gebruik van de Blowpipe, ons equivalent van de Stinger, te leren. Wij verzamelden ongeveer dertig kerels per keer en brachten ze naar Pakistan. We zetten ze aan boord van een C-130 en maakten een reisje van twee dagen naar een van de eilandjes voor de westkust van Schotland. We hielden onze eigen schietoefeningen en leerden de jongens alles, van het gebruik van de Blowpipe tot het laten omvallen van elektriciteitsmasten. Aan het eind van hun paar weken kou en regen stopten we ze weer in de C-130 met een lunchpakket en een blikje Fanta, brachten ze naar Pakistan en zetten ze over de grens om de theorie in praktijk te brengen.
Het probleem was dat de Blowpipe compleet waardeloos was. Zelfs de Britten gebruikten die niet meer. Je moest een PlayStation-tovenaar zijn om het ding te bedienen, en dat was nog voordat PlayStation zelfs ook maar bestond. Het werd algauw duidelijk dat het niet werkte. De hemel was nog steeds vol met Hinds. De Amerikanen moesten toegeven. Ze openden de speelgoedkast en haalden de Stingers eruit.
De moedja’s moesten weer helemaal opnieuw worden getraind. De westkust van Schotland ging weer open voor korte vakanties van de moedjahedien en de C-130’s hervatten de chartervluchten.
De spullen werden Afghanistan binnengebracht door geheime konvooien, maar de goocheme rotzakken gebruikten ze niet. Stingers waren veel te mooi en glimmend, en de moedja’s bewaarden ze voor een regenachtige dag.
Toen moesten we zelf dus daarheen vertrekken om onze handen vuil te maken. We renden allemaal over de met sneeuw bedekte bergtoppen en ruwe rotsvalleien die ik nu beneden ons zag. We legden hinderlagen, voerden aanvallen uit, bliezen alles op en doodden iedereen die een hamer en sikkel droeg. Elke keer als een Hind wraak kwam nemen, lanceerde een van ons een Stinger en blies hem uit de lucht. Voor mij was het de hele tijd oudejaarsavond.
Uiteindelijk kregen de Russen er genoeg van. Wij hadden meegeholpen om van Afghanistan hun Vietnam te maken. Op een dag stapten ze gewoon weer in hun tanks en hun weinige nog overgebleven Hinds en trokken stiekem de stad uit.
Wij trokken ons terug, waarop de moedjahedien onderling weer begonnen te vechten zoals ze van oudsher gewend waren. Als er geen vijand is, trappen ze elkaar verrot. Ze zijn zelfs nog erger dan Schotten. Alleen al in Kabul vonden tijdens de daaropvolgende burgeroorlog vijftigduizend mensen de dood.
De taliban wonnen uiteindelijk in 1996 en zij bleven tot eind 2001 aan het roer staan. Dat was toen de VS na elf september kwam aankloppen met een paar duizend ton bommen, zodat de Noordelijke Alliantie de stad kon binnentrekken om het roer over te nemen voor de Amerikaanse strijdkrachten die het land kwamen ‘bevrijden’. En zo gaat het feest door.
Zelfs nu nog doen de Amerikanen het in hun broek bij de gedachte dat de Stinger tegen hen gebruikt zou kunnen worden, en terecht. Pallets vol van die wapens zijn verdwenen. Ze zouden nog steeds ergens in een schuurtje kunnen liggen wachten op die regenachtige dag. Of ze zouden in Iran kunnen zijn, waar er druk aan wordt gewerkt om ze om te bouwen.