70

Ik liep terug naar het zadel langs een andere stapel oude granaathulzen. Die twee heuvels waren Russische versterkingen geweest. Als je deze hoogten beheerste, beheerste je Kabul. En dat was precies de reden waarom een kerel in een blauw kogelvrij vest de zuidkant van de heuvel aan het beklimmen was en in de grond prikte met iets dat eruitzag als een rij keukenmessen. Als je in de stemming was om daar te gaan bouwen, dan ging ik ervan uit dat je een stuk van de helling koos dat je wilde weghakken en dan zorgde je ervoor dat iemand van de gemeente met een kogelvrij vest de mijnen voor jou kwam opgraven.

De oude kerels waren uit de pot aan het halen wat ze hadden gekookt. Ik kon het doelwit niet zien. Het lag ergens links beneden me, maar de hoek was te scherp. Wat ik wel zag, waren de verbrande resten van een blauwe boerka. Mooie bevrijding was het.

Het mobieltje trilde in mijn hand.

‘Je hebt daarboven iets voor me?’

‘Ja, we hebben er eentje actief voor ons. Hij is recht boven je.’

Ik keek omhoog, ook al wist ik dat ik mijn tijd verdeed. De videocamera’s en de warmtebeelden van de vooruitgerichte infraroodcamera (VIRC) zouden hun werk doen vanaf vijftigduizend voet. De bemanning op de grond zou mij heel gemakkelijk kunnen zien. Zelfs door een wolkendek konden ze een krant bij een bushalte lezen. Voor een Predator was het altijd een heldere, zonnige dag.

Zodra ze beeld hadden, kon het overal naartoe worden gestuurd, bijvoorbeeld ook naar mijn laptop in het Serena. In Helmand en het zuiden cirkelden ze vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week rond. Ze observeerden en wachtten op de taliban om uit hun grotten te komen, op hun open bestelwagens te springen en over de vlaktes te racen. De operator die honderden kilometers noordelijk in het ISAF-kamp zat, markeerde het doel gewoon met een laser en lanceerde een paar van de Hellfires die aan de vleugels waren bevestigd.

‘Heb je bereik?’

‘Ik zit nu naar de beelden te kijken.’

‘Zeg tegen de operator dat hij zich moet concentreren op het zadel tussen de twee antenneparken. Ik ben alleen en kijk naar het noorden.’

Ik stond daar als een stomkop, terwijl de Yes Man de operator op het doel richtte.

‘Ze willen een bevestiging dat jij het bent.’

‘Ik zal op hun teken de weg aflopen. Vertel ze dat ik gekleed ben als een inlander en een rugzak op mijn rug heb. Afgezien van hun jongens met de geweren ben ik de enige klojo hierboven die staat. De rest zit te eten.’

‘Hij is klaar.’

‘Ik ben aan het lopen.’ Ik liep de zandweg af. Enkele oude kerels zwaaiden naar me toen ik voorbijkwam. Ik hield mijn hoofd gebogen, mobieltje tegen mijn oor. ‘Ik ben honderdvijftig meter van het doel. Wit rechthoekig, één verdieping, plat dak.’

‘We hebben je, Nick.’

‘Nog vijftig. Links van me, bouwwerk ongeveer tien meter van de weg. Er staat een zwarte terreinwagen links van het doelwit.’

‘Ik kan nu het witte gebouw voor je zien, Nick.’

‘Dat is het. Ik ben er ongeveer twintig meter van af.’

‘Er is beweging!’ Zijn stem schoot een octaaf omhoog. ‘Beweging aan de achterkant. Iemand loopt naar de terreinwagen.’

Ik verdraaide mijn ogen onder de shemagh. Een zware gestalte verscheen van achter het huis en opende het portier van de wagen.

Hij stond niet meer dan vijf meter van me af. Ik hoorde hem binnensmonds mompelen, terwijl hij snuivend en puffend de inhoud van zijn longen vernieuwde.

Hij stond iets voorovergebogen, alsof zijn zware bovenlijf hem naar beneden trok. Zijn hoofd was gebogen, misschien om zijn pokdalige gezicht te verbergen, maar hij leek alert. Beide handen waren in zijn kleding gestoken. Een ervan zou een wapen omklemmen.

Zijn rossige baard was bijna even lang als van de tovenaar afgelopen nacht. Hij kon een inlander zijn. Er liepen hier meer dan genoeg forse Afghanen rond, en zelfs rossige met blauwe ogen.

Hij tilde een krat met flessen water uit de auto en liet die op zijn in sandalen gestoken voeten vallen. ‘Verrekte vervloekte stomme teringzooi!’

Dus geen inlander.

Nog een paar passen en hij was uit het zicht. Achter me hoorde ik het achterportier dichtslaan.

‘Hij loopt terug naar de achterkant van het huis, Nick. Hij opent de achterdeur. Hij is nu binnen.’

‘Het is geen mogelijkheid meer,’ zei ik. ‘Dat is het doel.’