80

Ik huiverde, en niet alleen van de kou. Mijn spieren trilden van de inspanning om de uitputtende houding vol te houden. Ik durfde me niet te bewegen. Ik wilde er niet achter komen wat de straf was. Mijn gehechte arm deed erg pijn. Er stroomde daar niet genoeg bloed naartoe en ik wilde hem helemaal kapotkrabben. De pijn in mijn handen was het stadium van het slapen voorbij. Ik wist dat ze opgezwollen waren. Er zou blijvende schade worden aangericht, tenzij ik de druk kon verlichten. Ik bewoog mijn linkerarm een fractie van een centimeter.

Maar zelfs dat was te veel. Een harde trap sloeg mijn benen onder me vandaan. Ik viel met mijn knieën op de ruwe richels in het beton. Pijn schoot door me heen. Ik kon voelen hoe mijn huid openscheurde op de scherpe randen. Onzichtbare handen hesen me weer overeind en plaatsten mijn handen weer tegen de muur. Ik klemde mijn tanden op elkaar, spande mijn lichaam en wachtte op de trappen die niet kwamen. Ik voelde het bloed langs mijn benen lopen.

Enige tijd later grepen ze me vast en trokken me weg. Ze hadden gewacht tot het allerlaatste moment voordat er iets ernstig fout zou gaan. Ik werd van het beton weer op een vlakke betegelde vloer getrokken. Te oordelen naar de geur van sigaretten en kerosine vermoedde ik dat we weer in de gang waren.

We moesten bij een deur zijn gekomen. Eén paar armen liet me los, en het andere paar gaf me een duw tussen mijn schouderbladen. Toen duwden ze allebei mijn schouders naar beneden. Mijn kont en ballen belandden op een koude, harde stoel.

De ruimte was muf en vochtig. Ik kon het ruiken en voelde het op mijn huid. De vloer onder mijn voeten was hard en nat.

Ik hield mijn hoofd gebogen en klemde mijn tanden op elkaar. Ik wilde niet dat er iets loshing als de klappen kwamen.

Er verstreek misschien een minuut. Ze waren me aan het belazeren om me in paniek te brengen.

Toen greep iemand een handvol haar en rukte mijn hoofd naar achteren. De bril en gehoorbeschermers werden afgerukt.

Nu ging het beginnen.

Een persoon schuifelde achter me. Hij boog naar voren en schreeuwde: ‘Kijk omhoog!’ Hij was zo dichtbij dat ik zijn adem op mijn nek kon voelen.

Ik knipperde onbeheerst. De kamer was even felverlicht als een tv-studio. Slingers met lampen hingen aan de muur tegenover me.

Sundance liep bij me vandaan. Ik zag zijn bruine leren laarzen en de onderkant van zijn spijkerbroek.

Gympen opende zijn mond. Zijn stem klonk verrassend kalm. ‘Je kunt dit moeilijk of gemakkelijk voor jezelf maken, knaap. De keus is aan jou.’

Ik draaide mijn hoofd wat. Hij was in de andere hoek van de kamer een shagje aan het rollen. Grote stukken pleisterwerk waren uit de muur achter hem gevallen. Het weinige dat er aan stucwerk resteerde, was bedekt met vuil en verschillende tinten opgedroogd bloed.

Ik zat op een stapelbare plastic stoel. Donkere plassen hadden zich op de betonnen vloer vol gaten gevormd.

Ik keek om me heen toen hij zijn aansteker tevoorschijn haalde. De deur was bedekt met een stalen plaat en er zat een klein kijkgat in dat van buiten kon worden geopend. Dit zag er vreselijk bekend uit.

Ik keek omhoog naar het plafond en zag een vleeshaak. Die was er niet geweest op de foto’s van de Yes Man.

Ze moesten er allebei om lachen, en toen kwam Sundance dicht bij me staan. ‘Dat klopt, knaap, je hebt deze plek eerder gezien. Je bent ingedeeld, knaap. Je bent nu een verrekte terrorist, dus kunnen we doen wat we willen.’ Hij sloeg me hard in mijn gezicht. ‘Nooit gedacht dat jij een van die arme drommels zou zijn, hè? Voor jou is Guantánamo de volgende halte, knaap.’

Ik had op dit moment belangrijkere dingen aan mijn hoofd. ‘Waar is Dom?’

Sundance rolde met zijn ogen. ‘Die krijgt meer van hetzelfde.’

De deur werd opengesmeten en meneer Schoenpoets en Bovenlip kwamen het vertrek binnen. Bovenlip had zijn haren naar achteren gebonden, klaar voor het zakelijke gedeelte. Zweet glinsterde op zijn voorhoofd. Ik vroeg me af of hij op Dom had geoefend. Hij rook naar eau de cologne met een limoengeur.

Hij bracht een houten kruk mee naar binnen. Ik bewonderde de littekens op zijn uitgestrekte onderarm toen hij die voor me neerzette. Hij had de blik van een man die zichzelf ging trakteren op een echt goede work-out.

Meneer Schoenpoets droeg een apparaat dat leek op een dofgrijs ruimteschip. Het had drie poten en in het midden was er een luidspreker aan bevestigd. Een kabel sleepte achter hem aan. Het leek erop dat iemand op het punt stond een telefonische vergadering te beleggen.