58

Kartayi Seh-district

Vrijdag, 0243 uur

Magreb had de Hiace tussen twee containers geparkeerd terwijl ik op de kaart keek. We keken uit over een soort dorpsplein van een paar honderd meter breed. In het midden stond een klein Russisch antitankkanon uit de jaren vijftig van de vorige eeuw met een stalen plaat aan weerszijden van de loop. De rubberen banden vielen bijna uit elkaar. Het leek daar te staan als decoratie. Misschien dat het volk van Rusland de schenking van een glimmende, nieuwe Toyota niet kon betalen.

De weg die we vanaf de hoofdstraat naar het zuiden hadden gevolgd, was bestraat met asfalt zonder gaten. Aan weerszijden stonden betonnen huizen met één verdieping en platte daken die een stuk luxer leken dan in Basma’s buurt. Allemaal gingen ze schuil achter muren, beveiligingslampen en rollen prikkeldraad. Vele hadden houten wachthokjes. Een paar zagen eruit alsof ze de lading van een B-52 te verwerken hadden gekregen, maar ook dan nog was het puin keurig bijeengebracht en binnen de restanten opgestapeld.

Koplampen verschenen op de weg achter ons en sneden over het plein. De bundel streek langs de verschillend gekleurde muren tot ze uiteindelijk de poort van het hoekhuis bereikten, die openzwaaide.

‘Dat moet J’s zijn, maat.’ Ik liet hem mijn hand zien. ‘Huis vijftig, blauwe poort, in de hoek.’

De wijk mocht dan naar Kabulse begrippen een hoge huur doen, maar Magreb was er niet graag. ‘Meneer Nick, ik heb over deze plaats gehoord, misschien. Slechte mensen komen hier. Erg slecht. Ik wacht, misschien, breng jou terug naar hotel, is veilig.’

Twee silhouetten liepen om de auto heen om alles te controleren voordat die naar binnen reed.

‘Maak je geen zorgen, maat. Zet me gewoon af en ik bel je later, ja?’

De koplampen verlichtten meer auto’s die binnen de muren stonden en verderop zag ik de lichten van een huis. De poort ging dicht toen ik drie biljetten van honderd dollar tevoorschijn haalde en die aan hem probeerde te geven. ‘Dit is voor vannacht en de volgende twee. Denk eraan dat ik had gezegd dat ik je hoe dan ook zou betalen.’

Hij pakte ze aan, maar gaf er twee terug. ‘Je betaalt me als ik werk, meneer Nick.’ Hij stopte het equivalent van negen dagen werken in zijn zak en de rest ging terug in mijn spijkerbroek.

Ik stapte uit en pakte mijn Bergen van de vloer. ‘Best, maat. Maar in mijn boek ben je aan het werk als je klaarzit om een telefoontje te krijgen.’

Hij stak een hand op om me te weerhouden meteen het portier te sluiten. ‘Wil je echt niet dat ik wacht en je terugbreng naar het hotel? Jouw vriendin lijkt te aardig om bij man te horen die naar deze plaats gaat.’

Meer koplampen kwamen van de hoofdstraat naar ons toe.

‘Ik bel je morgen. Vooruit, maat. Ga je hoofd op een kussen leggen.’

Ik sloot het portier voorzichtig en nam de plaats van de Hiace tussen de twee containers in toen Magreb wegreed.

Een konvooi Italiaanse pantserwagens rolde het plein op. Waarschijnlijk een soort buurtwacht die de inwoners een veilig gevoel gaf. Twee kerels achter een .50 staken erbovenuit. Ze maakten een rondje en reden toen weg om ergens anders indruk te maken.

Ik krabde even snel aan de hechtingen, zwaaide de Bergen over mijn schouder en liep toen bij de containers vandaan over de harde modder van het plein. Bij poort nummer vijftig kon ik het gedreun van muziek horen. Ik bonsde er een paar keer tegenaan.

Een kijkgaatje werd opengeschoven. Het was te donker om ogen te zien.

‘Geen auto? Jij geen auto?’

‘Ik woon vlak om de hoek, maat. Niet nodig. Laat je me nog binnen of hoe zit dat?’

De poort ging net ver genoeg open om mij naar binnen te laten glippen. Een Tilley-lamp stond te sissen in weer zo’n wachthokje van multiplex. Dekens lagen in een hoop op de vloer. Een ketel stond te stomen boven een draagbare gasbrander.

De muziek klonk luider en een meter of vijftig verderop scheen er licht uit een deur. De auto’s zagen er eerder verlaten dan geparkeerd uit, alsof de plaats zo geweldig was dat de klanten niet konden wachten om binnen te komen.