65

Emergency Surgical Centre voor oorlogsslachtoffers

0758 uur

De oude kerel die op de linkerbank onder de golfplaten luifel bij me kwam zitten wees op het krankzinnige verkeer en zwaaide afkeurend met zijn arm. Ik was het ermee eens. Toen zei hij iets anders en verwachtte duidelijk een antwoord van mij. Ik wees op mijn oor en maakte een verstikt geluid. Hij knikte begrijpend en keek naar de andere bank of daar iemand zat met wie hij kon kletsen. Op dat moment trilde de telefoon van de Yes Man in mijn hand. Ik duwde mijn hoofd diep onder mijn shemagh. Nu was ik niet alleen doofstom maar ook nog getikt.

‘Niets te bekennen?’ Hij klonk gespannen. ‘Hou je het nog steeds in het oog?’

Ik legde mijn hand over de telefoon om dubbel zeker te zijn dat dit verder niet hoorbaar was. ‘Bel niet meer tenzij hij online is. Ik probeer verdomme mijn werk te doen. Blijf gewoon klaarstaan en doe het jouwe.’

Ik belde af. Het was niet het moment om me zorgen te maken of hij misschien wat geraakt was door mijn grove taalgebruik.

Een van de jongens die gisterenavond het vuur in de metalen bak had aangewakkerd, kwam met een blad uit de kebabzaak. Hij liep AM Net in.

Ik zat tegenover het ene uiteinde van Flower Street aan de overkant van Jadayi Sulh. Verderop aan de hoofdstraat aan mijn linkerkant en bij de volgende kruising stond de Iraanse ambassade. Mijn nieuwe makkers buiten dronken waarschijnlijk een hete kop thee terwijl ze naar het verkeer zaten te kijken. Ik begon bijna een inboorling te worden.

Het enige wat nu telde, was achterhalen wie de e-mails naar Siobhan stuurde en hem – of haar – te volgen. Het doelwit kon te voet zijn of had misschien een auto. Een voertuig zou prettig zijn. Ik kon terugkeren naar de regelaar om hem te laten achterhalen op wiens naam het was geregistreerd. Zelfs in steden als Bagdad was het eenvoudig om een bestuurder op te sporen aan de hand van een nummerbord. Amerikaanse patrouilles hadden de opdracht om speciaal uit te kijken naar voertuigen zonder registratie of nummerplaat. Het is een van de eerste dingen die gedaan moeten worden om een schijn van recht en orde te wekken. Elke zichzelf respecterende terrorist of kidnapper die in een stad opereert, weet dat hij zijn papierwerk bij moet houden. Vroeger werden er te veel aangehouden met een lading springstof of in isolatietape verpakte lichamen op de vloer van de auto.

Een explosie dreunde in het zuiden vanuit de richting van TV Hill. Niemand besteedde er ook maar de minste aandacht aan. Zelfs de mussen bleven tjilpen in de bomen. De oude kerels op de bank mompelden wat afkeurend tegen elkaar en zwaaiden met hun armen, maar dat was het wel. Deze keer lieten ze me links liggen.

Het was een lange nachtelijke wandeling geweest vanaf de tent van de Schot. Nadat ik de Gunga Din-spullen had aangetrokken, had ik de fles water gebruikt om een paar lepels Marmite te mengen tot een klonterige brij die ik op mijn gezicht en handen had gesmeerd. Het maakte me een tintje donkerder, maar ik rook naar een tosti.

Ik was hier drie uur geleden aangekomen. De zaak was even voor zeven uur opengegaan. Er waren slechts vier mensen naar binnen gestapt, en een van hen was de oude man geweest die de luiken had geopend en nu van zijn thee zat te drinken. De andere drie waren keurig en op een westerse manier gekleed geweest en waren binnen tien minuten alweer naar buiten gekomen.

Kort daarna waren de banken volgestroomd met oude mannen. Niemand wierp een tweede blik op mijn bruine marmitekleur. Sommigen bekeken me een paar tellen, zoals ze elke vreemdeling zouden hebben bekeken, maar daarna gingen ze weer verder met hun leven. Ze hadden er al bijna een uur gezeten. Het kon geen bushalte zijn. Misschien dat ze in de rij zaten om mij te vragen waar ik mijn aftershave vandaan had.

Het plan was simpel. Ik zat daar en hield AM Net in het oog, terwijl de Yes Man in Londen de zaak in de gaten hield en op de volgende e-mail wachtte die verzonden werd. Er zou een vertraging van vijftien seconden zijn tussen het moment dat Siobhan het bericht ontving en het bij hem op zijn scherm verscheen.

Dit was geen ideale plaats voor een observatie, omdat de hoofdstraat ertussenin lag. Voertuigen belemmerden me het zicht, waardoor het doel soms tellen lang niet in het oog te houden was. Maar beter had ik niet. Ergens anders zou ik opvallen als de ballen van een buldog.

Flower Street was te smal om er onopvallend rond te hangen, en er waren links of rechts geen mogelijkheden in de naaste omgeving om me in de schaduw terug te trekken. Als het doelwit AM Net uit kwam en in mijn richting liep, zouden we elkaar tegenkomen.

Ik kon niet tijdens het wachten de straat op en neer lopen. Dit was een stad van kidnappers en zelfmoordbommengooiers. Hun kinderen liepen rond en bezorgden thee en maakten kebab. Dus daar zat ik, van het doel gescheiden door de hoofdstraat.

Sirenes loeiden. De poort links van me zwaaide open en twee Mercedesambulances kwamen gierend naar buiten en sloegen af naar het zuiden. Het verkeer stopte even om ze door te laten en toen verdween het zicht op het doel weer met tussenpozen omdat er meer voertuigen tussen ons in reden.

Er reden een heleboel oude jeeps die omgebouwd waren, zodat er zestien mensen op de laadbak konden zitten. Ze hielden deze wrakken kennelijk op de weg tot ze van ellende helemaal uit elkaar vielen. Er reed ook nog genoeg oud Russisch spul rond: zware vrachtwagens met bolle neuzen die in de jaren tachtig waren geproduceerd maar ook het beleg van Stalingrad hadden kunnen meemaken. Afgeladen vol met bakstenen en rommel zwoegden ze op en neer en belemmerden mijn uitzicht.

Mijn normale kleren, de kaart, de Mini-Ero en magazijnen zaten in mijn Bergen die ik op mijn rug hield. De draagbanden zaten los, zodat hij achteroverhelde en op de rugleuning van de bank rustte. Mijn arm jeukte en ik kon er moeilijk afblijven.

De jongen kwam het doel uit met een leeg blad. Ik had ook wel een mok thee gelust. Ik keek naar de twee oude kerels die op de hoek aan de overkant van de straat thee verkochten onder het bord dat naar AM Net wees. Ze waren ongeveer een uur geleden begonnen en deden goede zaken. Als ik…

Een andere kerel liep AM Net in – misschien jong, met de baard en de koeienvlaai was het niet te zeggen.

Ik greep de telefoon.

Een afgeleefde vrachtwagen stopte langs het trottoir en een groep arbeiders met schoppen klauterde eruit. Ze liepen wat verder door en begonnen te werken aan de greppels. Een paar droegen zwart-witte shemaghs zoals de mijne, maar allemaal droegen ze lichtgevende oranje jasjes over hun andere kleding. Gezondheid en veiligheid waren zelfs doorgedrongen tot Kabul. Ze hadden eens achter de tent van de Schot moeten kijken.

Hij kwam AM Net weer uit. De Yes Man had niet gebeld. In plaats daarvan gebruikte ik de telefoon om nog eens aan de hechtingen te krabben. Het verkeer reed bumper aan bumper, stond soms helemaal stil en blokkeerde mijn zicht.

Het was even na half acht toen ik mijn hand voelde trillen.

Ik boog mijn hoofd weer naar beneden, maar probeerde tegelijk het doel in het oog te houden. ‘Zijn ze online?’

‘Ja…’ Hij aarzelde en keek misschien op zijn monitors. ‘Is hij het? Heb je Dominik?’

‘Nee.’ Ik hield mijn ogen op AM Net gericht en wachtte tot de verzender zou uitloggen en naar buiten zou komen.

‘De e-mail heeft het bewijs van in leven zijn bevestigd. De boom is in de storm van afgelopen winter op de BMW van John gevallen.’

Het verkeer voor me raasde weer door. Ik hield mijn oor stevig tegen de telefoon gedrukt.

De Yes Man las het antwoord woord voor woord voor zoals het op zijn scherm verscheen. ‘“Ze – worden – ongeduldig – alsjeblieft – schiet op…”’ Verrek. Twee vrachtauto’s blokkeerden mijn blikveld. Ik zag weer niets. Ik onderbrak hem. ‘Het kan me geen barst schelen wat er wordt gezegd. Bel me wanneer er wordt uitgelogd.’

‘Is net gebeurd.’

Ik verbrak de verbinding ook en liet de telefoon weer in mijn zak glijden. Ik stond op en bood weerstand aan de neiging om als een gek te gaan rennen. Ik glimlachte bij wijze van afscheid tegen mijn vrienden en stapte de straat op.

Ik wurmde me tussen de twee trucks door en bereikte de overkant bij het theekraampje. Ik keek naar rechts en toen naar links en toen weer naar de ambassade, alsof ik een vriend zou ontmoeten. Er was niemand anders dan peperbussen en kinderen binnen de tijd en afstand die iemand vanaf AM Net lopend had kunnen afleggen.

Ik speelde vriend opbellen en wierp een blik door de ruiten van het doel toen ik Flower Street in die richting overstak.

Ik kon de oude man bij het raam zien zitten, maar verder niemand.

Ik had de zaak goed verziekt.