8
Donderdag, 1 maart
1829 uur
Paleis Basra
‘Ik zou liegen als ik zei dat ik me geen zorgen over hem maak.’ Pete nam een slok uit zijn mok en probeerde zijn lippen en vingers niet te branden.
We zaten achter in een van Saddams oude staatsievertrekken te luisteren naar de bevestigende instructies van de compagniessergeant-majoor. Dom was verdwenen naar een ander gedeelte van het paleis om nog eens contact op te nemen met BZ. Ik had aangeboden hem te begeleiden, maar hij had volgehouden dat hem niets kon overkomen.
‘Ik bedoel dat je meer kans hebt om door de bliksem te worden getroffen dan een interview te krijgen met de geheime dienst en de lui van Buitenlandse Zaken. Drac weet dat, maar hij blijft het proberen. De manier waarop ze hem behandelen staat me niets aan. Vooral niet omdat hij zich op mij afreageert als hij terugkomt.’
Ik probeerde er luchtig over te doen. ‘Misschien dat hij daar pissig over wordt. Iemand die zomaar weigert om te worden geïnterviewd door Platina Ballen.’
Pete boog opzij om zacht in mijn oor te praten. De CSM vond het niet leuk als mensen zaten te kletsen terwijl hij aan het woord was, ook al stonden ze niet op zijn loonlijst. ‘Hij zit er de laatste drie, vier weken echt doorheen.’
‘Wil je dat ik met hem praat? Dat is mijn werk – ik zou op jullie moeten passen. Wat aan hem vreet, zou zijn veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden.’
Hij dacht er even over na. ‘Nee, ik heb al jaren geprobeerd te ontdekken wat er in die kop van hem omgaat.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik kan gewoon lachen met het stukje Dom dat ik ken.’
Ik keek om me heen. We zaten op een paar meter van het beroemde toilet waarvan elke krant ter wereld een foto scheen te hebben geplaatst. Mannen en vrouwen met strenge gezichten en vierkante kaken waren in de marmeren muren gebeeldhouwd en wezen heroïsch naar de hemel. Ze waren nu iets minder heroïsch met de zonnebrillen, snorren en tanden die ze te danken hadden aan een hele reeks soldaten met viltstiften die zich verveelden.
De marmeren vloeren waren gebarsten en gekrast na jaren van misbruik door schoenen, stoelen en tafels. Met isolatietape vastgezette kabels liepen over de vloer en langs de muren. De vertrekken waren door platen multiplex van drie bij drie meter onderverdeeld in kantoren en instructieruimtes. De tussendeuren waren ook van multiplex en werden dichtgetrokken door een waterfles van twee liter die aan een stuk parachutekoord hing dat door een gat in het kozijn liep.
Telefoons rinkelden onophoudelijk. Ketels stonden dag en nacht te koken naast rantsoenzakken.
‘Nog vragen?’ De stem van de sergeant-majoor dreunde door het vertrek. Hij had een of ander noordelijk accent, maar hij kwam in elk geval niet uit Liverpool. Ook al sprak hij met een snelheid van tienduizend kilometer per uur, ik kon hem tenminste verstaan. Misschien heette hij gewoon Dave voor zijn vrouw en andere burgers, maar hij was ‘meneer’ voor iedereen in uniform onder de rang van majoor en hij had de onverdeelde aandacht van iedereen. En dat niet alleen omdat het leger dat eiste, want op de vloer links van mij lag een stapel van de restanten van mortiergranaten en raketten die de afgelopen maanden in het kamp waren gevallen – we waren in een land waar de situatie ernstig was.
De ongeveer twintig groepscommandanten, allemaal onderofficieren, voor de aanvalsoperatie van vannacht hadden hun formele orders eerder die dag gekregen, gevolgd door een hele reeks oefeningen. Dom was daarbij aanwezig geweest. Dave nam alles nu voor de laatste keer door.
‘Nee? Mooi. Goed, het huis dat we gaan aanvallen…’ Hij wierp een blik op de enorme kaart van de stad tegen de muur achter hem. Satellietfoto’s en interne instructies hingen aan weerszijden. ‘De inlichtingenlui in de westvleugel hebben sterke aanwijzingen dat het deel uitmaakt van een bevoorradingsroute tussen Iran en de plaatselijke opstandelingen. Wapens, materieel, explosieven – ze denken dat we van alles zullen aantreffen. Ik hoef jullie er niet aan te herinneren dat dit ons allemaal aangaat. We hebben genoeg goede mensen verloren.’
Hij tikte met zijn stalen aanwijsstok op de satellietfoto. ‘Let heel goed op. Kijk nog eens naar de kruisingen aan beide kanten, kijk naar de gebouwen in de buurt. Voordat we vertrekken, moeten jullie ervoor zorgen dat jullie mensen weten waar ze moeten zijn, wat ze moeten doen, waar de anderen zijn en wat die doen. Miskleunen mogen niet worden gemaakt.’
Het doelwit van de B-compagnie in de Gazaya-wijk van deze stad, die het voornaamste bolwerk vormde van het Mahdi-leger van Muqtada Al-Sadr, was een klein gebouw van twee verdiepingen, omgeven door een muur van betonblokken en een stalen poort aan de straatkant.
De aanval was fase twee van de operatie om de opstandelingen in het Britse operatiegebied te doden en te verspreiden. Ze waren zich de laatste twee weken ook in Gazaya aan het verzamelen en hun aantal zou nog een stuk groter zijn geweest als er mannen hadden kunnen ontsnappen aan de aanval van de Kingsmen in de zandbak.
Uit de foto’s bleek duidelijk dat er geen stadsarchitecten waren geweest toen Gazaya ontstond. Huizen en flatgebouwen tot vier verdiepingen hoog leken pal op elkaar te zijn gezet met daartussen een wirwar van steegjes en braakliggende terreinen.
Dave kletste verder over de bijkomende zaken zoals de andere huizen die aangevallen zouden worden door de andere compagnieën, waar er in het verleden gevechten waren geweest, waar hun mensen waren neergeschoten. De groepscommandanten knikten; datzelfde gold voor de twee vrouwelijke MP’s en een hospik. Geen van hen kon ouder zijn geweest dan vijfentwintig. Sommige dingen veranderen nooit. Ik was korporaal in dit bataljon geweest toen ik negentien was.
In vergelijking daarmee was Dave een oude man. Hij moest ongeveer veertig zijn geweest, maar hij verfde zijn haar of hij was zo ontspannen dat hij bijna horizontaal lag. Er was geen grijs haartje te bespeuren en zijn gezicht vertoonde geen enkele rimpel, behalve een dun litteken dat van zijn bovenlip omhoog naar zijn wang liep.
‘Nummer één aan de deur is Rifleman Duggan.’ Hij wendde zich naar zijn mannen en prikte meer uit trots dan agressie met een vinger naar hen. Hij was de compagniessergeant-majoor, dit was zijn compagnie, en het wederzijdse respect was zo tastbaar dat je een hand kon uitsteken om het te pakken. ‘Jullie zorgen er met z’n allen voor dat hij vannacht op jullie kan rekenen. Het is belangrijk voor hem. Het is belangrijk voor iedereen.’ Hij zweeg even om ervoor te zorgen dat het goed doordrong. ‘Hij leidt ons naar binnen en wij schakelen iedereen uit die daar is. We halen de doelwitten weg en dan komt de filmploeg binnen om hun werk te doen en ons allemaal beroemd te maken.’
Gelach verspreidde zich door het vertrek. Ze wisten dat een paar jonge knullen iets dramatischer dan normaal hun vuurposities zouden innemen wanneer Pete met zijn camera in de buurt was.
‘En dan houden we die positie en vechten. Maar denk eraan, dit is een verrekt gevaarlijk gebied. Ze houden hun mortieren en explosieven het liefst zelf. We zijn daar nog nooit zonder vuurcontact vertrokken.’
Er klonk een harde dreun in het kamp. Onze handen schoten naar beneden om de kogelvrije vesten vast te snoeren en we pakten onze helm van onder onze stoel. Niemand ging zonder zijn helm ergens naartoe.
Toen ontplofte op misschien vijftig meter afstand een tweede raket. We werden beschoten door 107mm Katjoesja’s.
‘Denk eraan.’ Dave keek door het vertrek toen de derde en vierde raket insloegen. ‘In het huis zitten waarschijnlijk de lui die op Remembrance Day de mariniers hebben gedood. Daarom komen de media mee met de B-compagnie. We gaan het ze betaald zetten.’
Hij wees met een duim naar de commandant van de cavaleriegroep, een Fijische korporaal met een hoofd zo groot als een watermeloen en handen waarin zijn notitieboekje een postzegel leek. ‘Als ze beginnen te schieten, raak je ze met alles wat je hebt, begrepen? Ik wil dat jullie daar allemaal levend vandaan komen – en dat is een bevel.’
Dit was echt een hechte compagnie. Je kon dat voelen. Zelfs als ik ze had verteld dat ik bij de Green Jackets en later bij het Regiment had gezeten, zou dat niets hebben uitgemaakt. Ze waren samen een oorlog aan het uitvechten en hadden totaal geen belangstelling voor andere lui.
Dave was nog steeds aan het doorratelen; misschien wilde hij nog een hete mok hebben. ‘Zodra we binnen zijn, blijven we daar. We wachten tot de klootzakken iets proberen en dan zien we wel wat er gebeurt. Korporaal Barney,’ hij wees naar de commandant van de scherpschutters die opkeek van zijn aantekeningen, ‘zeg tegen je mannen dat ze een paar druppels van dat Optrex-spul in hun ogen doen. Ik wil dat ze niemand missen die onze kant uit komt.
‘Als het vuurwerk begint, maak je dan geen zorgen, ik heb meer koper in mijn kar om jullie allemaal te bevoorraden, dan ze in de Alamo hadden. We zouden het wel eens nodig kunnen hebben. De C-compagnie zat daar vorige week. Dat vuurcontact duurde verdomme vijf uur.’
Zijn kaak verstrakte bij een andere ontploffing in het kamp. ‘Denk aan de twee kerels die afgelopen week zijn gesneuveld en aan de arme donder die met zijn darmen half uit zijn buik naar de UK is teruggestuurd, toen een van die dingen op hem terecht was gekomen. Zorg er alleen voor dat je op je eigen mensen let en hou ze in leven, goed?’
Er klonk gemompel toen iedereen opstond. Wij liepen naar de plek waar dampende mokken werden uitgedeeld. Niemand ging ergens heen tot de aanval voorbij was en de munitiejongens naar buiten waren gegaan om alles op te ruimen.