89

We strompelden verder tot we bij de dubbele deur waren.

‘Wacht hier!’ Ik zwaaide de rechterdeur open, knipperde in het zonlicht en strompelde naar de dichtstbijzijnde wagen. Meneer Schoenpoets liet ik op de passagiersstoel ploffen en ik maakte zijn gordel vast. Ik goot wat Jack Daniel’s over zijn borst en legde de fles toen in het vak op het dashboard.

Ik liep om de auto heen en opende de achterdeuren, rende toen terug en sleepte Dom over het omheinde terrein. ‘Liggen en mond houden, verdomme.’

Hij trok de zak over zijn hoofd toen ik de deur dichtsloeg.

Ik ging achter het stuur zitten en verwisselde het magazijn van de gebruikte Sig, controleerde of de andere schietklaar was en stopte er een onder elk dijbeen. Meneer Schoenpoets hing naast me in de gordel. Het leek erop alsof hij in zijn broek had geplast.

Ik streek mijn haren met mijn vingers naar achteren en ritste het fleecevest dicht, in de hoop dat de jongens van ISAF aan de andere kant van de poort me niet al te goed zouden bekijken. Ik zorgde ervoor dat ik een vol magazijn bij de hand had en startte de motor.

Ik stopte twee of drie meter voor de poort. Er stonden geen krassen van een kwartcirkel in het zand aan deze kant. Hij moest dus naar buiten opengaan.

Ik sprong uit de cabine en legde mijn oor tegen het staal, maar hoorde niets in de buurt; geen stemmen, geen radioverkeer, geen bewakers die tegen elkaar liepen te klagen of naar radio Kabul luisterden.

Ik trok de grendels weg en opende de poort een centimeter of vijf. Ik zag alleen maar HESCO’s, tenten en vlaggenmasten. Ze stonden op ongeveer tweehonderd meter afstand aan de andere kant van de startbaan. Ik opende de poort nog wat verder. Hij kwam direct uit op een zandweg. Er waren geen bewakers.

Ik duwde hem helemaal open, deed toen hetzelfde met de andere poort en rende terug naar de GMC.

‘Goed nieuws, maat – ik ben er vrij zeker van dat deze tent niet officieel is. Het ISAF-kamp ligt aan de andere kant van het vliegveld. Blijf laag en houd je stil – ik zal het zo meteen bevestigen.’

Meneer Schoenpoets hing slap naast me. Ik zocht in de binnenzak van zijn jasje naar zijn portefeuille, haalde er een handvol dollars uit en legde die op mijn schoot.

Ik reed door de open poort en sloeg linksaf. De controlepost lag een meter of honderd verderop. Hij werd bemand door een stel oude kerels in kostuum, trui met polokraag en platte muts. De slagboom bestond uit twee aan elkaar gebonden takken die rood en wit waren geschilderd.

We kwamen op gelijke hoogte. Ik pakte een dollarbiljet van mijn schoot. De oude kerel accepteerde het smeergeld met een knikje.

De andere kerel begon de slagboom op te tillen.

Hij keek op toen hij de GMC verder wenkte en fronste zijn voorhoofd. Hij liet de slagboom halfopen staan. Het had geen zin om het gaspedaal in te drukken. Ik liet het raampje zakken en knikte naar meneer Schoenpoets en de fles op het dashboard, terwijl ik mijn pols een drinkende beweging liet maken en met mijn ogen rolde.

Hij keek naar binnen en rook meteen de whisky. Hij schudde afkeurend zijn hoofd en wenkte de ongelovigen door.

We reden naar buiten langs de uitgebrande restanten van gebouwen. De wrakken van Russische voertuigen stonden langs de kant van de weg te roesten. De MiG midden op de rotonde glom nog steeds in het licht van de vroege ochtend.