37 Fiander

 

'Een wapen is een dood ding, een artefact dat tot leven wordt gewekt door een zwaardhand. Er zijn uitzonderingen. Het elfen-aartszwaard Fiander is uniek, anders dan de andere aartszwaarden. Daaraan ten grondslag ligt de ingewikkelde magie - de Alvií zelf weigeren het zelfs magie te noemen - van het elfenvolk. Arrahed noemde het organische magie. Elfenmagie komt uit de geest én het lichaam van de Alvií voort. Probeer die te vertalen naar het zwaard en er ontstaat wellicht begrip met betrekking tot de aard van Fiander. De rest kan alleen worden ervaren door degene die het zwaard bezit, meent het te bezitten.'  

 

Uit: Artefacten in de magie,encyclopedisch werk van Vrouwe Amirand Rosea - 4712  

 

 

Een mengeling van kille elfenwoede en angst maakte zich van Siderte meester toen ze tegenover haar belagers stond. De grijnzende man die Fiander vol zelfvertrouwen omklemde deed een stap naar voren.

Siderte en Ariam verbleekten. Wat waren ze naïef geweest. De overmacht was te groot, beseften ze allebei op hetzelfde ogenblik. Veertien tegen een legertje van vijftig Orc'hs en mensen. Triomfkreten klonken op uit de groep tegenover hen, die langzaam naar voren drong.  

'Help,'riep Siderte geluidloos. Ergens op de drempel van haar gedachten bespeurde ze een glimp van herkenning. Maar van wat? Ze huiverde toen er een eigenaardige steek door haar lichaam schoot. Haar blik werd naar Fiander getrokken. Bleek licht zwom om het gevest en strekte zich uit langs de kling, die op dat moment door de man naar voren werd gestoken.  

'Een beetje slordig, elfenvrouw,' zei hij breeduit grijnzend. 'Met zo weinigen achter je zwaard aan te gaan. Zulk gedrag dient natuurlijk te worden afgestraft.'

Hij deed twee snelle stappen en wilde toesteken. Als versteend bleef Siderte staan. 'Help,'riep ze opnieuw met haar innerlijke stem, ook al wist ze niet wie of wat ze aanriep. 'Help me.'In een reflex stak ze haar rechterhand in de richting van de op haar toeschietende kling.  

Een vonk sprong van haar hand over naar het zwaard. In haar gedachten sprong ook een vonk over, naar een plek waarvan ze vagelijk wist dat hij er was, maar waaruit ze nog nooit had geput.

Het tafereel bevroor. Elk geluid verstomde. Ze had het gevoel doof en traag door het luchtledige te zweven. De grijns van de man versteende. Een halve pas van haar buik vandaan bleef het koude stal van Fiander in de lucht hangen. Haar hart klopte wild in haar keel. Ze bewoog haar hand verder naar voren, greep het blad vast en duwde het opzij. Vonken sprongen van het stal.

Alles en iedereen om haar heen verstarde. Zowel Orc'hs als mensen. Met open mond keek ze om zich heen. Ariams hand was op weg geweest naar zijn zwaardschede, zijn blik was gericht op Fiander. De Tulen deinsden achteruit, hun ogen zochten vergeefs naar een vluchtweg.  

Wat was er gebeurd?

Alles en iedereen in haar nabije omgeving was opgehouden met bewegen, behalve zijzelf. De Asaherget had haar ooit verteld over wat hij 'elfenkunsten' noemde. Een van de vaardigheden die hij beheerste was het stilzetten van de tijd.

'Dat kan alleen onder extreme omstandigheden,' hoorde ze hem in gedachten weer zeggen. 'Want het is een impulsieve daad die niet wordt gestuurd door bewuste gedachten. Het hart is dan sneller dan het verstand. Wat de andere volken elfenmagie noemen is in werkelijkheid een natuurkracht. Jij kunt die kracht onder bijzondere omstandigheden ook oproepen.'

Dat bleek! Of zou Fiander er ook mee te maken hebben?

Het was een vraag die niet beantwoord zou worden.

Met enige moeite maakte ze de handgreep van het zwaard los uit de hand van de man. Ze had Fiander terug! Het blad verspreidde koel blauw licht. Vonken knetterden over het scherp. Ze overwoog weg te lopen, maar dan zou ze Ariam en de Tulen in de steek laten. Ze plantte de punt van het wapen tegen de borst van de man.

Hoelang zou deze toestand duren?

Op deze vraag volgde wel een antwoord, vrijwel meteen.

Verwarde uitroepen weerklonken. De man voor haar maakte zijn aanval af en staarde vervolgens verbijsterd van zijn lege hand naar de kling van Fiander. Door zijn voorwaartse beweging was de punt van het zwaard door zijn tuniek heen gedrongen en er verscheen een kleine rode vlek, die snel groter werd. Verstijfd door schrik en pijn bleef hij staan. Maar de achter hem opdringende Orc'hs botsten tegen hem aan en zonder dat Siderte het wilde gleed Fiander verder de borst van de man binnen. Levenloos zakte hij in elkaar en tuimelde op het pad.  

Siderte trok het zwaard met een ruk terug om zich tegen de Orc'hs te verweren. Maar de voorste opdringende Orc'hs waren zodanig onder de indruk dat ze er meteen vandoor gingen. In hun haast weg te komen van de onheilspiek en het toverzwaard botsten ze tegen hun krijgsbroeders op.

'Adduü!' riepen ze in paniek. 'Stop!'  

Zo stonden Ariam, zijn Tulen en Siderte aan de ene kant en de Orc'hs aan de andere kant bewegingloos tegenover elkaar. Tijdens die onverwachte pauze vroeg Siderte zich af of Fiander hen opnieuw zou redden. Als antwoord daarop keerden Orc'hs en mensen zich als één man om en namen halsoverkop de benen. Siderte keek verbaasd van Fiander naar de wegrennende horde.

'Ze kennen de kracht van het zwaard blijkbaar beter dan ik,' mompelde ze. 'Gelukkig maar.'

'Onze taak is volbracht, maar op een wat wonderlijke manier,' zei Ariam. 'Laten we snel teruggaan naar Tulath Mihim en ons daar reisklaar maken voor Bregaua.'