13 De notulen van Arrahed

 

'Veel van wat de beroemde kring van magiërs, het eerste samengaan van vrijwel alle witte tovenaars, bewerkstelligde, is opgetekend door Rahd, die na zijn overwinning op de draak Gauzio Arrahed werd genoemd. Het is aan zijn exacte aard te danken dat we in zijn verzamelde Notulen het rijkste naslagwerk bezitten over spreuken, bezweringen, knooppunten van krachtlijnen en andere plaatsen waar magie hoogtij viert. De meeste Notulen bevinden zich in de grootvorstelijke bibliotheek in Masilis, maar enkele belangrijke exemplaren zijn te vinden in Wons en Bregaua.'  

 

Uit: Een gang door de magie van Vrouwe Amirand Rosea - 4271 

 

 

Het gonsde van bedrijvigheid en opwinding in Bregaua. De stad maakte zich op voor de tweejaarlijkse Toogdagen. Kostuums werden uit de kast gehaald en zorgvuldig afgestoft. Sierstenen, gulden en argenten kettingen, bontgekleurd schoeisel en allerhande bizargevormde hoofddeksels werden van stoffige zolders voor de dag getoverd. Langdurige en vaak chaotische vergaderingen mondden uit in niet altijd even duidelijke besluiten. Er werden wilde plannen gemaakt en oude tirakken, zeilvoertuigen die jarenlang de Aesdal Woestenij hadden doorkruist in dienst van de handelskaravanen, kwamen tevoorschijn. Men oliede de wielen tot ze niet langer kraakten en piepten. Jongens en meisjes boenden de oude maar sterke planken van abdishout en smeerden ze in met kokanderwas. En honderden vrijwilligers begonnen op aanwijzingen van hun sierder met het optuigen van de vaartuigen. Al weken tevoren draaiden de bloemen- en plantenstalletjes op de Happermarkt overuren om aan de enorme vraag te kunnen voldoen.  

Onderhuids boden de Toogdagen elke bevolkingsgroep de gelegenheid beter voor de dag te komen dan de rivaliserende bewoners van een andere wijk. Twee jaar geleden hadden tot ieders verbazing, ook van henzelf, de Karings gewonnen. De bonte tirak, die het legendarische gevecht van de draak Welter met de jonge krijger Aluun Sante voorstelde, vestigde zelfs een nieuw puntenrecord. De jonge, tot dan toe onbekende sierder Velte Mantykh had voorgoed naam gemaakt als topsierder. Er werd zelfs gesuggereerd dat hij dit jaar al siermeester en lid van het gilde zou kunnen worden.

Vooral de Akh hadden zich het verlies erg aangetrokken. Hun spreekwoordelijke arrogantie stond hun niet toe te bekennen dat de tirak van de Karings inderdaad de beste en de mooiste was. Al tijdens de rijkelijk met wijn en bier besprenkelde Toognacht zochten ze gezamenlijk naar excuses. Ze somden aspecten op die er naar hun mening toe hadden bijgedragen dat de winst ditmaal niet naar de Akh was gegaan. Men kon zinsneden vernemen die gewag maakten van "een ongelukkige samenloop van omstandigheden", "de levering van de door ons gewenste kleurschakeringen in de rozen was een probleem dat zich buiten onze competentie afspeelde" en "we moeten het stelsel van jurering eens herzien", tot en met "toen onze praaltirak de Planade opdraaide, schoven er juist wolken voor de zon".  

Langzaam maar zeker maakte de toogkoorts zich meester van de Bregauaan. Het was voor de meesten een welkome afleiding van de sluipende dreiging uit het zuidoosten.

 

Wedox, Sym en Estefo merkten weinig van die groeiende opwinding. Ze bivakkeerden al dagen achtereen in de bibliotheek en speurden naar de notulen van Arrahed, de boekrol van Quenten Tatsins en andere verwijzingen naar de Zwarte Paden.  

Dieners brachten maaltijden. In een vertrek naast de bibliotheek werden bedden neergezet. Als een van hen te moe was om zijn ogen open te houden, rustte hij enkele uren. Elke ochtend na de wapenschouw kwam Rademir de bibliotheek binnenzetten, met in zijn kielzog de vijf Toogheren en enkele hofjonkers in vol ornaat. De vorst wandelde zonder iets te zeggen langs de stapels boeken, scripties, folianten, manuscripten en boekrollen. Uiteindelijk kruiste zijn blik die van Wedox, die zijn hoofd schudde. Kort daarna verdween de vorst weer met zijn gevolg.  

Wedox en Estefo verkeerden die dag in een sombere stemming. Ze hadden nog niet een tiende deel van de boeken door hun handen laten gaan en de tijd begon te dringen. Over veertien dagen begon het Convent.  

Sym, gelijkmoedig als altijd, schoof een lange ladder een paar passen opzij en klom naar het bovenste schap. Hij pakte twee zware folianten en wilde de treden weer afgaan toen zijn oog op een klein boekje viel, dat achter de rij dikke boekwerken was weggemoffeld. 'De kring ten tijde van het drievolkenverbond, notulen en ooggetuigenverslagen, door Rahd van Ulvor', prevelde hij.  

'Kijk eens aan, wat hebben we hier?' zei hij hardop.

Wedox keek op, zag welk boekje Sym in zijn hand hield, en slaakte een kreet. 'Aha, eindelijk. De goden zien toch nog naar ons om, Estefo.' Hij gebaarde naar de oude scribent, die in een comfortabele zetel boeken doornam. 'Sym heeft de notulen van Arrahed gevonden.'

Estefo wilde opstaan, maar Wedox trok Sym mee en duwde de scribent met zachte hand terug. 'Blijf zitten, oude vriend.'

Hij en Sym schoven twee stoelen aan en ze verdiepten zich in de inhoud van Arrahed's notulen. Ze leerden veel nieuws over de kring van magiërs en hun vaardigheden. Pas in de laatste van de in bondige stijl vastgelegde aantekeningen kwamen de Zwarte Paden ter sprake. Wat de Notulen vermeldden was niet bemoedigend. Zelfs meestermagiërs werden er overvallen door duistere gedachten. Rahd vermeldde een drietal toegangen, hij noemde ze Andergï.  

'Dat is het elfse woord voor putten,' zei Estefo.

Ze verbaasden zich over die benaming. De Notulen gaven geen uitsluitsel over de aard of de vorm van die putten. Helemaal achterin het boekje vonden ze een beduimelde plattegrond. Naast elk van de toegangen stond een spreuk in het Soalv.