24 Raygereio
'We weten van het bestaan van Gauzio. Zijn wreedheden zijn tot op de dag van vandaag bepalend geweest voor het beeld dat we van draken hebben. Toch is het maar zeer de vraag of Gauzio model kan staan voor de draak in het algemeen.
Quenten Tatsins levert naar eigen zeggen in zijn geschriften het bewijs van het milde, mens- en aartswezenlievende karakter van de meeste draken. Hij gaat zelfs zover te stellen dat draken minder oorlogszuchtig zijn dan mensen. Het onbegrip voor elkaars levensinrichting en het misverstaan van elkaars doelen heeft geleid tot een vijandige houding tussen mensen en aartswezens enerzijds, en draken anderzijds. Dat er, zoals wij weten, tegenwoordig alleen nog maar zwarte draken bestaan, die hun ziel aan de heer van Gormorod hebben verkwanseld, bevordert hun reputatie net zomin.
Hoe het geschiedde dat de andere soorten kort na Gauzio's legendarische dood van Aidèn zijn verdwenen, dat is een van die raadsels die nog altijd op ontsluiering wachten.'
Uit: Drakenwereld van Verd van Strend - 4280
Het duurde een hele poos, voor ze gewend waren geraakt aan de aanwezigheid van het enorme drakenwezen. Die tijd hadden ze ook hard nodig om zich bewust te worden van de historische ontmoeting waaraan ze deelhadden. Eeuwenlang was men ervan overtuigd geweest dat de laatste witte en gulden draken waren uitgestorven, dat er alleen nog zwarte draken bestonden, die allemaal in Gormorod verbleven. En nu stonden ze oog in oog met een legende, een gulden draak. Oog in oogkas, eigenlijk.
Samen met Lyale bivakkeerden ze op een brede richel, vlakbij de imposante kop van dier. Raygereio, zoals Lyale hem noemde. De transparante vleugels van zeventig passen spanwijdte rustten tegen de flanken van het lijf. De staart, breed en plomp bij het lijf, met een lange gekartelde kam, liep uit in een stompe punt. Raygereio liet zijn kop op zijn voorpoten zakken. Nagels zo groot als een kromzwaard bleven half in hun geschubde schede steken. Raygereio was oud en blind, en het guld van zijn bovenlijf had veel van zijn legendarische glans verloren. Maar het drakenwezen vervulde hen aanvankelijk met een mengeling van angst en verbijstering.
Na verloop van tijd wenden ze zelfs aan de zware dierlijke stank. Al gauw bleek dat Raygereio, naast draken taal vol diepe keelklanken, een oude vorm van het Dakdvargs sprak. Orgold beheerste het gewone Dvargs voldoende om hem te verstaan. Het duurde even voor hij uit de dreunende bromstem woorden kon destilleren. Raygereio's uitspraak was beduidend anders, maar toen ontstond er waarachtig een gesprek. Ook Lyale, die een inheemse taal sprak die ze Narayd noemde, bleek het Dakdvargs enigszins te beheersen. Raygereio's trage woordenstroom onthulde mysteries en vooroordelen die eeuwenlang tot onbegrip hadden geleid.
Met zijn gebarsten stem, die de grottenzaal tot in alle uithoeken liet sidderen, vertelde de draak het verhaal van zijn leven. Hij verhaalde van een ver verleden, van vóór de verbonden van de aartsvolken, toen het drakenvolk op leven en dood streed met Reuzenvogels die hij Wiers noemde. Aanvankelijk waren de draken door hun aantal en door de kracht van hun vuur in het voordeel. Het voorspel tot hun ondergang zette in toen een wezen dat Raygereio Laed noemde ten tonele verscheen. Hij experimenteerde met huidschilfers en vochtafscheidingen van de draken en slaagde er uiteindelijk in zwarte draken te creëren. Niet zozeer de Wiers, maar vooral de meer gewelddadige zwarte draken bewerkstelligden de ondergang van het gulden drakenvolk op Aidèn. Eerst verjoegen ze de draken uit hun nestgrotten in de oostelijke Murganith en het Hormothgebergte. Toen de nederlaag zich als een onomstotelijk feit begon af te tekenen, slaagden vijf draken erin te ontkomen naar de moerassen in de Klar, die toen nog Seï Lou, het waterland, werden genoemd. Onder hen was een vrouwtjesdraak, Cymeilio.
Raygereio's stem werd zacht, bijna fluisterend. Cymeilio bleek onvruchtbaar te zijn. Een voor een stierven de draken in de eeuwen die volgden. Raygereio was de laatste en zou al eeuwen dood zijn geweest als er niet een magiër was opgedoken. Raygereio noemde hem Thurandam. De magiër had hem ingewijd in de Riten voor een Lang Leven. Daarnaast had hij er voor gezorgd dat Raygereio door de eeuwen heen werd verzorgd door een nomade of een ander wezen. Zodoende had de draak de eeuwen getrotseerd. Raygereio had de magiër verschillende keren gevraagd wat het nut van zijn heimelijke aanwezigheid op Aidèn nog was. Steevast luidde het antwoord van Thurandam: 'De laatste gulden draak zou weleens kunnen bepalen of we in een wereld vol guld zullen leven of in een zwarte wereld.'
De magiër weigerde er verder iets over te zeggen. Op een kwade dag, alweer eeuwen geleden, kwam Thurandam niet meer opdagen. Na enkele weken begon Raygereio te beseffen dat hij nooit meer terug zou keren. Vreemd genoeg bleven zijn verzorgers wel komen. Als de ene overleed of verdween, daagde de dag erna opnieuw iemand op om hem te voeden en schoon te houden. Het waren stuk voor stuk loyale dieners die hem met hart, ziel en verstand waren toegewijd. Lyale was alweer drie jaar bij hem. Nog niet zo lang geleden, hooguit een jaar of twintig, kreeg Raygereio bezoek van een voormalige aartsvijand. Een Wier die zichzelf H'renije noemde.
Toen Orgold dat vertaalde schoot Serd omhoog. 'Zie je wel,' riep hij uit. 'H'renije, Wier... Wiers zijn niets anders dan Uyrs! De draak heeft het over de legende, over Arenj!'
'H'renije,' dreunde de draak. Zijn kop zwenkte naar Serd en bleef op hooguit vier passen afstand voor hem hangen. De zwavelgeur maakte de prins het ademhalen bijna onmogelijk. De draak bromde.
'Raygereio vraagt of Serd een mensenleider is,' vertaalde Orgold.
Serd haalde zijn schouders op en wilde ontkennend antwoorden, maar Ranorth zei: 'Zeg hem maar dat hij koning van het Spoor is. Dat hij de machtigste mensenleider in het hedendaagse Aidèn is. Maar zeg hem ook dat we op de vlucht zijn voor de legers van Yrroth.'
Serd keek Ranorth verbaasd aan. Orgold vertaalde. De lege oogkassen van de draak bleven een ogenblik voor Serd zweven, toen zwaaide de kop terug. Met een zacht gekreun liet Raygereio zijn kop weer op zijn voorpoten belanden. Het bleef lang stil in de grot. Toen sprak hij opnieuw dreunende woorden.
'Raygereio zegt dat Laed de grootvader van Yrroth is. Hij vraagt of hij kan helpen. Raygereio verklaart zich onderdaan van de mensenvorst. Hij vraagt de koning hem een taak te geven.'
'Zeg dat ik hem dankbaar ben, dat zijn bestaan een verrijking van het Spoor is en dat ik hem binnenkort met een belangrijke taak zal belasten,' zei Serd met een zweem van gezag in zijn stem.
'Een taak?' vroeg Fenaud.
Serd schoof naar hem toe en zei zacht: 'Ik heb inderdaad iets in gedachten, maar laten we eerst verder luisteren.'
Raygereio sprak grommend verder, waarbij zijn kop zo nu en dan omhoogkwam en in hun richting dook. Ze waren langzamerhand aan de zwavelwalm gewend, al moesten ze de neiging om achteruit te stappen onderdrukken. De draak vertelde hun dat Arenj Uyr en hij zich hadden verzoend. Het zou tenslotte wel heel wrang zijn geweest als de laatste draak en de laatste Uyrs elkaar aan het eind van hun bestaan nog op leven en dood zouden hebben bevochten. Arenj had beloofd binnen een tijdsbestek van tien jaar terug te komen, maar hij had zich sindsdien niet meer vertoond in Dèn Saylu.
'Rrrava,' brulde de draak. 'Rrravaï dom Wiëre. Rrraha. Imveraïe.'
'Hij vindt de Uyrs nog steeds onbetrouwbaar,' zei Orgold, toen het gebulder was verstomd.
'Laten we hem maar niet vertellen dat Arenj onze mythische redder was,' zei Ranorth.
'Wie weet komt Arenj nog,' peinsde Fenaud met beide handen als steun onder zijn kin. 'Hij redde Masilis toch ook pas op het allerlaatste moment.'
'Als Arenj nog leeft,' zei Ranorth.
Raygereio ging verder. Hij sprak over de misvatting bij mensen en aartsvolken, als zouden draken meedogenloos zijn. Hij had Gauzio gekend en noemde hem een door zwart bloed vergiftigde verstotene. Hij schilderde zijn volk af als vredelievender dan de meeste wezens. Wel gaf hij toe dat ze altijd opvliegend van karakter waren geweest. Ze waren vaak hals over kop, vuurspuwend, zei hij letterlijk, in allerlei conflicten gedoken. Hadden ze dat niet gedaan, dan zouden er naar zijn overtuiging nu nog vele draken in leven zijn.
Toen vroeg Raygereio hun te vertellen over de val van Masilis. Serd was lang aan het woord en werd alleen onderbroken door een aanvulling van Ranorth, Orgold of Fenaud, soms door een vraag van de draak. Allengs vulde een sombere stilte de drakengrot. Door Serds schets van de gebeurtenissen werden de anderen weer met hun neus op de feiten gedrukt. Ze waren op de vlucht. Hun stad stond in lichterlaaie. De bodem was onder hun leven weggeslagen. Serd was van kroonprins van de machtigste stad van Aidèn opgeklommen tot koning in ballingschap. Een heerser zonder macht.
Serd doorbrak als eerste de stilte. 'Orgold,' zei hij, nog aarzelend, terwijl hij de vraag die in hem was opgekomen overwoog. 'Wil je aan Lyale vragen of Raygereio nog in staat is om te vliegen? Het is misschien beter als de draak deze vraag niet hoort.'
Ranorths hoofd draaide bliksemsnel in Serds richting. 'Serd... Mijn koning!' corrigeerde hij haastig .
Serd glimlachte en beduidde hem af te wachten.
Toen Orgold, zoals altijd doelgericht, naar het meisje liep en fluisterend de vraag vertaalde, keek ze hem met grote ogen aan. Vervolgens keek ze naar de draak, liep in zijn richting en opende haar mond. Zwijgend keek ze naar de oude kop, waarbij ze met haar hoofd wiegde. Er verschenen tranen in haar ooghoeken. Ze draaide zich om naar Orgold en gaf hem met hese stem antwoord.
'De vraag verraste haar,' vertaalde Orgold. 'Ze weet het niet en ze durft het hem niet te vragen. Raygereio is oud. Het is jaren geleden dat hij buiten de grot is geweest. Als hij anders wil gaan liggen kreunt hij al van pijn. Ze is bang dat hij zal willen uitproberen of hij nog kan vliegen en dat hij dat niet meer kan. Ik vroeg haar overigens of Raygereio nog wel uit de grot kan komen. De toegang is te klein voor hem. Aan de andere kant is een grotere uitgang.'
Lyale zei nog iets.
'Ze vraagt ons hem hier te laten. Dit is zijn laatste thuis, heeft hij ooit gezegd.'
Raygereio's kop kwam langzaam omhoog en bleef ter hoogte van Lyales hoofd hangen. Zijn gebrom bevatte een vragende klank.
Voor Lyale iets tegen de draak kon zeggen, zei Serd snel: 'Ik weet dat het moeilijk is, maar zeg haar dat de wereld in beroering is en dat de laatste gulden draak misschien werkelijk het verschil zou kunnen uitmaken tussen leven in een wereld vol guld en harmonie en leven in een zwarte wereld, zoals de magiër zei.'
Orgold boog zich weer voorover en fluisterde iets in Lyales oor. Het meisje zuchtte, tastte naar de kop van de draak en streelde hem tussen zijn neusgaten. De oogleden zakten langzaam en trillend over de lege kassen heen, en er welde een diep gegrom uit zijn keel op.