36 Drakenbloed
'Ik heb een verbazingwekkend kruid ontdekt. Uit ijdelheid noem ik het maar Cermathis. Ik vond het bij toeval in Dèn Saylu, toen ik meende aan de laatste dag van mijn leven te beginnen. Mijn kameraden waren al gestorven en ik was uitgeput en had al drie dagen niets gegeten. Ik kende het kruid niet. Het groeide aan de oever van een vijver en het zag er eetbaar uit. Toen ik er voorzichtig van had geproefd, keerde mijn kracht terug. Het kruid heeft me gered, want anders was ik nooit levend uit de Klar gekomen. Toen ik het goedje later in grotere hoeveelheden aan mijn tamme vrouwtjesvazelkruiper; die verzot was op groenvoer; te eten gaf, begon zij als een dolle in het rond te rennen. Dat hield ze drie dagen en drie nachten vol. Toen viel ze dood neer.'
Uit: De reizende dichter en mysticus Cermath beschrijft de Zuidlanden en de zuidelijke Aesdal- 4399
Nadat Lyale Serds vraag had voorgelegd aan Raygereio, zakte de kop van de draak. De oogleden zakten over de lege kassen. Hij produceerde een half fluitend, half ademend geluid, dat zo triest klonk dat Serd er tranen van in zijn ogen kreeg. Hulpeloos keek Lyale van de draak naar Serd en de zijnen, en weer terug.
Tenslotte zweefde de drakenkop weer in hun richting en bleef voor Serds gezicht hangen. Tegelijk schoven zijn oogleden omhoog. Er volgde een lange monoloog vol aarzelingen en stiltes. Soms viel Raygereio's stem bijna weg. Over Orgolds gezicht gleden emoties van verbazing, verdriet en blijdschap. Toen Raygereio was uitgesproken, slaakte hij een diepe zucht die als een windvlaag door de grottenzaal woei. Hij legde voorzichtig zijn kop tussen zijn voorpoten.
'Raygereio zou niets liever doen dan deelnemen aan de strijd tegen het aloude kwaad,' begon Orgold zijn vertaling, vol eerbied en mededogen. 'Hij noemde het wezen Laed als de voorvader van de zwarte van deze dagen en vertelde over de verschrikkingen die zowel mensen als aartswezens en draken hebben moeten doorstaan. Raygereio wil meedoen, maar hij is te oud om ook maar tien passen te kunnen vliegen. Hij is ouder dan een draak ooit is geweest. Bijna tweemaal zo oud als de legendarische witte draak Thosalio. De pijn in zijn ledematen en zijn lijf zou ondraaglijk zijn.'
Serd keek teleurgesteld naar de kop van de draak en mompelde: 'Jammer, heel jammer.'
'Wacht even,' zei Orgold snel. 'Raygereio zei nog iets. Hij gaf een mogelijke oplossing aan.' Orgold boog zijn hoofd en slaakte een zucht. 'Een dodelijke oplossing.'
'Dodelijk?' vroeg Serd geschrokken. 'Voor ons of voor hem?'
Orgold maakte een bezwerend handgebaar. 'Hij maakte gewag van een bron die zich hier ergens in de buurt moet bevinden. Lyale weet waar. Het is een kleine vijver. Er groeit een zeldzaam kruid langs de oever. Raygereio noemt het drakenbloed. De zaden ervan waaien eenmaal per jaar, in de late zomer, over het water. In de zaden, die zich met het water vermengen, zit een stof die vreemde dingen met een organisch lijf doet. Hij zorgt ervoor dat je geen pijn voelt, en hij verleent je bovenaardse kracht. Althans, voor een paar dagen.'
Orgold boog opnieuw zijn hoofd. 'Raygereio wil...'
Hij slikte en begon opnieuw.
'Raygereio wil van de bron drinken. Hij wil het drakenbloed door zijn aderen voelen stromen. Hij vindt dat hij lang genoeg heeft geleefd. De pijn in zijn oude botten en in zijn gewrichten wordt met de dag erger, ondraaglijk. Hij wil nog eenmaal een daad stellen, letterlijk vuurspuwen. Hij wil van de bron drinken en ons naar de stad van het Convent dragen. Daarna wil hij dood en verderf zaaien onder de legers van Yrroth, zo lang als hem is gegeven.'
'Kunnen we hem dat aandoen?' vroeg Fenaud.
Ranorth kneep zijn ogen tot spleetjes en nam de draak onderzoekend op. 'Ik weet niet of wij hem dat aandoen. Hij wil het zelf. Ik kan me daar iets bij voorstellen als je zo lang leeft als Raygereio. '
'Dat is waar,' beaamde Serd. 'Maar laten we hem in de gelegenheid stellen er goed over na te denken.'
Hij wendde zich tot Orgold.
'Zeg tegen Raygereio dat we met respect hebben kennisgenomen van zijn wens om een laatste keer te vliegen, en dat het ons met verdriet en tegelijk met trots vervult dat hij ons en Aidèn wil helpen. Morgen gaan Lyale en ik het drakenbloed halen. Raygereio kan er dan alsnog van afzien. Ons respect voor hem zal er niet minder door worden.'
Orgold vertaalde. Raygereio gromde enkele woorden en liet zijn kop weer tussen zijn poten zakken.
'Hij is blij met de woorden van de koning. Het zal geschieden zoals Serd wenst.'
Lyale bracht hen naar de ruimte waar zij zich terugtrok als Raygereio haar niet nodig had. Er stond een waskom vol schoon water naast een eenvoudig bed. Naast het bed stonden tientallen boeken. In de hoek bevond zich wat kookgerei bij een vuurplaats. Op een verhoging lagen broden, koeken, planten en wat groenmoes. Aan het plafond hingen kruiden te drogen. Alles zag er schoon en verzorgd uit.
Serd werd aangenaam verrast door de aanwezigheid van de hoeken. Hij vroeg Orgold over welke onderwerpen ze handelden. De ander las hardop enkele titels voor. 'De heilzame werking van Moerasplanten, door Derund Azard van Ondith. De eerste Beginselen van Witte Magie, door Vrouwe Amirand Rosea. En hier, dit moet heel oud zijn, een manuscript van iemand die zich de eerste zorger noemt: Kleine EnGyclopedie der Draken.'
Met enige verbazing las hij de titel van een dun boekje: 'Levensverlengende Elixers en vitaliserende Kruiden, een werkje van meestermagiër Eenhand Varand.'
Lyale vertelde hem dat de meeste boeken er al stonden toen ze haar taak begon, en dat ze volgens Raygereio bezit waren van Thurandam. Ze had ze allemaal gelezen.
'Raygereio's verzorgers zijn niet bepaald ongeletterd,' merkte Fenaud op.
Lyale en Orgold overlegden.
'Lyale heeft in de grot hiernaast een aantal pringhuiden liggen die als bed en deken dienst kunnen doen. Het is veiliger om in deze ruimte te slapen, want het wemelt in Dèn Saylu van het ongedierte, en dat heeft de nare gewoonte om je 's nachts uitje slaap te houden.'
Ze haalden de huiden op en spreidden ze naast elkaar uit op de grond van de grot. Daarna haalden Lyale en Fenaud twee grote kommen water. Terwijl ze zich wasten en deels hun kleren verschoonden, bereidde het meisje een maal van vlees en groenmoes. Van onder haar bed haalde ze een karaf vruchtenwijn tevoorschijn. Het eten smaakte verrassend goed, hoewel niemand het aandurfde om te vragen naar de herkomst van het taaie vlees.
De volgende ochtend werden ze gewekt door oorverdovend gedreun. De grot schudde. Enkele ogenblikken keken ze gedesoriënteerd om zich heen.
'Ah,' bromde Ranorth slaperig. 'Raygereio. Volgens mij staat onze drakenvriend te trappelen van ongeduld om de lucht in te gaan.'
Lyales bed was leeg, maar het duurde niet lang voor het meisje terugkwam. Ze zei iets tegen Orgold, die geschrokken rechtop ging zitten.
'Slecht nieuws. Er zijn enkele Orc'hs tot in Dèn Saylu doorgedrongen en ze komen deze kant uit. Het zijn er vier of vijf.'
'Hoelang hebben we nog?' vroeg Serd.
'Lyale denkt dat ze rond het noenuur hier zijn.'
'En hoelang doen we erover om het drakenbloed te halen?' Orgold vroeg het aan Lyale.
'Als Serd en Lyale nu op pad gaan kunnen we voor de middag terug zijn,' was het antwoord.
'Laten we dan gaan,' zei Serd tegen Lyale, die onmiddellijk begreep wat hij bedoelde. Ze greep een paar lege waterbuidels en vier vazelkoeken, en propte ze in een kleine rugzak die ze handig op haar rug slingerde en vastbond.
'Bayaem?'vroeg ze.
'Betekent dat soms: gaan we?' vroeg hij aan Orgold, die dat glimlachend beaamde. Lyale wenkte Serd en ging hem voor naar de grottenzaal. Ze zei iets tegen Raygereio, die onverschillig terugbromde.
Toen gingen ze op weg.
Ze liepen naar het noorden. Hier was minder begroeiing. De zon scheen fel en de hitte hing als een vochtige deken om hen heen. Transpiratievocht liep in stromen over Serds gezicht. Lyale stapte kwiek door. Ze had weinig last van de warmte en rende regelmatig vooruit om het pad te verkennen.
Bij een luchtwortelboom met een gladde stam van minstens vier passen dik pauzeerden ze. Ze verorberden allebei een koek en dronken een paar slokken water. De koek smaakte naar niets, maar vulde wel hun lege maag.
Serd voelde iets in zijn nek kriebelen en tastte ernaar. Vijf kleine vingers omklemden opeens zijn hand. Met grote ogen en en via een bezwerend handgebaar beduidde Lyale hem doodstil te blijven zitten.
'M'kaley Ser,' siste ze.
De brede kop van een slang kroop over zijn borst en over zijn benen, en verdween toen, een slijmspoor achterlatend, onder een plant met brede bladeren.
'M'kaley Ser su bhaïsan ter,'zei Lyale, die ingespannen de beweging van de slang onder de bladeren volgde. Ze maakte een beweging naar haar keel. Het was een wurgslang. Serd was aan een groot gevaar ontsnapt, dankzij het meisje.
Hij greep haar handen vast en zei: 'Dank je, Lyale, dank je.'
Er verschenen rimpeltjes bij haar ooghoeken. Heel even zag ze er ouder uit. Serd volgde de wijze blik, die nog altijd de bewegingen van de slang in het oog hield. Wat bewoog een meisje ertoe om haar leven aan een oude draak te wijden? Waar kwam ze vandaan? Ze was knap en zou ongetwijfeld uitgroeien tot een schoonheid. Uit Raygereio's woorden had hij echter begrepen dat zijn verzorgers hun taak hun hele leven uitvoerden. Waar haalde ze de toewijding, de discipline vandaan?
Lyale glimlachte in zichzelf en schoof een paar bladeren opzij.
'M'kaley Ser suum daïs'ber,' mompelde ze tevreden.
Ze stond op en wees naar het drassige gebied voor hen. Haar vinger duidde in de richting van een klein bos. Aan de rand groeide kreupelhout dat overging in een strook dicht struikgewas. Erachter staken bomen met brede stammen waarlangs dikke lianen omlaag hingen, hun grote ovalen bladeren de lucht in.
Ze liepen er recht op af, over een smal pad van boomschors en gedroogde bladeren, en verdwenen onder de bomen. Ze hadden hooguit honderd passen afgelegd toen ze op een open plek kwamen. In het midden lag een klein meer, omzoomd door hoge rietplanten met dikke pluimen. Lyale pakte zo'n pluim en verpulverde gele draden tussen duim en wijsvinger. Ze gooide het stuifmeel in de lucht en maakte een teken met haar hand.
'Guënderay bor Raygereio,' zei ze.
Serd gokte erop dat ze 'drakenbloed voor Raygereio' had gezegd. Hij knikte. Lyale haalde de twee waterbuidels tevoorschijn en begon ze bij de oever te vullen.
Serd ving vanuit een ooghoek iets op. Voor hij iets kon doen of zeggen stapte een Orc'h zijn blikveld binnen en plaatste de punt van een kromzwaard tegen zijn keel. Twee andere Orc'hs stonden na drie snelle stappen bij Lyale en grepen haar vast. Toen gebeurde er iets verrassends. Serd zag haar twee, drie snelle arm- en voetbewegingen maken, en het volgende ogenblik lagen de Orc'hs op de grond te spartelen. Bliksemsnel greep Lyale de twee kromzwaarden en prikte ze tegen de borst van haar aanvallers. Serd opende verrast zijn mond. De Orc'h die hem in bedwang hield, keek vluchtig over zijn schouder.
Dat was voldoende.
Serd deed een stap achteruit, griste zijn drakenmes onder zijn riem vandaan en dook in een vloeiende beweging naar voren, onder het zwaard door. Hij stak de Orc'h in zijn zij. De man liet zijn zwaard vallen en zakte krimpend van pijn in elkaar. Ranorths lessen in zwaard- en mesgevechten waren ergens goed voor geweest. Lyale keek goedkeurend toe. De vaardigheden van het meisje waren verbazend. Ze had de Orc'hs gevloerd zonder dat ze precies wisten hoe. Ze beduidde Serd de Orc'hs in bedwang te houden, liep naar de bosrand en sneed drie lianen af, waarmee ze de drie gruwels vastbond.
'Wat moeten we met ze?' vroeg Serd zich hardop af.
Op dat moment uitte Lyale een hoge fluittoon, die als een gloeiend mes door zijn gehoor sneed. Er gleed iets door het gras. Het was een slang van minstens drie passen lang, met een brede kop, als die slang die Serd over zijn lichaam had zien glijden. Het gefluit veranderde van toonhoogte en begon te vibreren. De kop van het dier schoot omhoog en bleef vlak voor de grote schrikogen van de Orc'hs heen en weer wiegen.
Lyale liet het gefluit langzaam in toonhoogte dalen. Toen pakte ze de gevulde waterbuidels en wenkte Serd. De slang bleef doodstil voor de Orc'hs hangen. Toen een van hen bewoog schoot de kop sissend naar voren. De Orc'h tuimelde met een kreet achterover en bleef roerloos liggen, waarna de kop van de slang weer naar zijn oorspronkelijke positie terugkeerde.
'Een bijzonder alerte bewaker,' zei Serd lachend.
Lyale keek hem schuins aan en lachte voorzichtig mee. Heel even, alsof ze bang was, raakte ze zijn arm aan en sloeg haar blik neer. Serd voelde een lichte rilling door zijn arm heen gaan en deinsde onwillekeurig achteruit. Hij voelde de onweerstaanbare drang om naar voren te stappen en haar in zijn armen te nemen. Maar Lyales lachrimpeltjes verdwenen als bij toverslag. De lichtjes in haar ogen doofden en ze liep voor hem uit naar de bosrand. Een beetje verward door wat er was gebeurd en door gevoelens die hij voordien alleen, maar dan op een andere manier, voor zijn zus had gevoeld, staarde hij haar na. Toen haalde hij zijn schouders op en liep haar snel achterna.
Ze bereikten Am M'Kulmale, de woonplaats van Raygereio, even voor het noenuur. Fenaud stond al op de uitkijk en beduidde dat ze stil moesten zijn.
'De Orc'hs zijn al vlakbij,' fluisterde hij. 'Kom snel.'
Toen ze de grot betraden hoorden ze stemmen in het Orc'hs met elkaar redetwisten.
'Ze leren het ook nooit,' zei Serd.
Ranorth stond bij de grotingang op de uitkijk. Hij had zijn zwaard in de hand.
'Ik blijf de Orc'hs in de gaten houden,' zei hij. 'Orgold en Raygereio hebben al die tijd met elkaar gepraat. De draak is opgewonden door het vooruitzicht van een laatste grote vlucht. Hij lijkt wel honderd jaar jonger vandaag.'
Serd glimlachte droevig.
'Enerzijds voel ik me schuldig, anderzijds zijn we straks naar ik hoop getuige van een grootse gebeurtenis.'
Toen Lyale en Serd de grot binnenkwamen, begroette Raygereio hen met zacht gebrom. Lyale sprak een poosje met hem. Tenslotte zwiepte de kop van de draak naar voren en belandde met een plof voor de voeten van Lyale. De muil ging open. Zijn tanden, zo groot als het blad van een flinke bijl, waren geel. Zijn hoektanden waren van ouderdom gesleten. Een lange rode tong gleed naar voren. Na een poosje met tranen in haar ogen naar Raygereio te hebben gekeken leegde Lyale beide buidels. Drakenbloed gulpte de keel van de draak binnen, het grote lijf sidderde.
Lyale greep Orgolds arm vast en wenkte Serd en Fenaud. Ze liepen naar de andere kant van de grot, waar een brede en hoge gang na een paar honderd passen in een wirwar van struiken en wortels doodliep.
'Ze wil dat we hier blijven wachten,' zei Orgold. 'Ze verzamelt zoveel mogelijk leeftocht en warme kleden, en komt dan als alles goed gaat met Ranorth en Raygereio hierheen.'
Vijf Orc'hs, onder aanvoering van niemand minder dan krijgsheer Borac'h, hadden tegelijk de sporen ontdekt die naar Am M'kulmala leidden. Omdat Ranorth en Fenaud hun voetafdrukken in een straal van honderd passen rondom de rots hadden gewist, naderden de wezens de drakengrot van de verkeerde kant.
Toen ze aan de klim begonnen riep Borac'h zijn adjudant Scor bij zich.
'Neem Tar mee en ga op verkenning. Wij wachten hier.' Toen de twee Orc'hs de rots via een smal achterpad hadden beklommen, kwamen ze op een plateau terecht. De rotsen waren hier dik begroeid. Een zoom van kreupelhout en struiken rustte tegen een vlechtwerk van bomen, takken, bladeren en wortels. Scor liep langs de muur van groen, op zoek naar een doorgang of een pad. Een eigenaardig gegrom trok plotseling zijn aandacht. Het was afkomstig van onder de struiken. Hij trok zijn kromzwaard en wenkte zijn metgezel. Snijdend en hakkend begonnen ze zich een weg te banen door de struiken. Ze hielden daarmee op toen van achter de bomen een angstwekkend gebrul opsteeg.
Toen het volgende ogenblik de groene muur voor hen vaneen week en Raygereio zijn vleugels wijd uitsloeg en onder het uitstoten van oorverdovend gebrul en een regen van vonken het luchtruim inzweefde, werden de twee onder zijn half over de woudvloer schurende lijf verpletterd.
Op de rug van de draak, weggedoken achter een rugkam, hielden Lyale, Orgold, Serd, Fenaud Larda en Ranorth zich krampachtig vast.