Wat eraan vooraf ging...
Als het idyllische heuvelland van Doornland uitdroogt, gaat het Candrasvolk op zoek naar nieuw land. Tijdens een van die zoektochten ontdekt de jonge rijder Jyll een muur van bergen die hij herkent als de Grauwe Wal. Bougiac, de stamverteller, maakt kenbaar dat een eeuwenoude voorspelling is uitgekomen. Jyll blijkt de door het lot uitverkorene te zijn, die samen met een aantal stamleden op zoek moet gaan naar het mythische Boek van Kennis en de vijf zwaarden van de aartsvolken.
Negen reisgenoten gaan op pad. Al snel wordt duidelijk dat duistere machten weet hebben van het bestaan van de Ene, zoals Jyll wordt genoemd, en dat ze er alles aan zullen doen om hem te vernietigen. Damiar, een van de reisgezellen, wordt d?or zwarte draken gedood. Het spaltlingmeisje Esled neemt zijn plaats in. Jyll heeft visioenen en onderneemt droomreizen die, zo beseft hij, samenhangen met zijn lot.
Esled en Jyll dalen af in de sprookjesachtige onderwereld van Sohar en vinden de Daith Rad, die de instorting van de Zaal der Schilderingen heeft overleefd. Jyll en Esled gaan op zoek naar drie andere overlevenden en treffen Dol, Esleds vader, levend aan, evenals Furud, Rads vrouw. Dol openbaart zich aan Jyll als Wachter van de Daith en neemt hem mee naar een voor de Daith heilige grot. Hier spreekt Jyll met het aardwezen Zuol dat hem de waarschijnlijke verblijfplaats van enkele aartszwaarden onthult. Groot is Jyll's ontsteltenis als blijkt dat een van de zwaarden in het bezit is van Yrroth.
Dol overhandigt hem het aartszwaard Sperling. Yrroths helpers zijn intussen doorgedrongen in Sohar en bedreigen de zeven achtergebleven reisgenoten, die Rad op hun vlucht meenemen. Een confrontatie met een draak kost Jyll bijna het leven, maar Zuol vernietigt het zwarte wezen. Ze besluiten allen Sohar te ontvluchten en bereiken de vallei die naar het elfenbos Arfeandel leidt. De reisgenoten ontvangen geschenken van de Alvií, en de overlevende Daith vinden er voorlopig onderdak. Weiara, leider van het vogelvolk van de Sembiraa, schenkt Jyll het vogelzicht. De dienaren van Yrroth omsingelen het bos; een sluw plan van Bougiac zorgt ervoor dat de reisgenoten kunnen ontsnappen. Bij de poort van Newan ontsluiert Jyll een raadsel dat hun toegang verschaft tot het eeuwenoude pad over de bergen van de Hyurgish.
In Urvald, aan de voet van het Torngebergte, komen drie meestermagiërs bijeen. Ze besluiten een laatste poging te doen om alle beschikbare goede krachten op Aidèn te verzamelen tijdens het Convent van Bregaua. Ieder voor zich gaan ze op weg naar de leiders van de aartsvolken en de Heren van het Spoor.
Verder naar het zuiden, bij de poort Aëlmoth Goc'h, de enige toegang tot Yrroths land Gormorod, krijgt poortwachter Guasa bezoek van de zwarte tovenares Kartha. Als het uitdraait op een magisch gevecht in Guasa's toverbos, weet de meestermagiër ternauwernood te ontsnappen in de gedaante van een vogeltje.
Vanuit het Alvií-paradijs Uqerget offeren drie Alvií zich op om hulp te gaan bieden. Ze ruilen hun eeuwige leven voor Aidèn's sterfelijkheid.'
In de Hoge Hyurgish ontsnappen de reisgenoten aan de levensgevaarlijke berggeesten en Jyll ontmoet in een visioen de Meester van het Licht, die hem de parel van wijsheid toont, waarmee hij de strijd met het kwaad beter aan kan. Ze worden opnieuw aangevallen door een zwarte draak. Jyll stort in een afgrond. De reisgenoten zijn ontroostbaar. Toch gaan ze verder om de volken van het Spoor en de aartsvolken te waarschuwen voor het naderende onheil. Jyll, die is gered door de vrouwelijk meestermagiër Iantha, ziet vanaf de top van de berg Wearonoc'h de reisgenoten verder trekken.
De gezellen reizen door het meest onherbergzame gedeelte van de Hoge Hyurgish. 's Nachts wordt Esled aangeroepen door Egen Anzarth, de laatste der rotsbomen. Hij prent haar woorden van macht in, die haar in staat moeten stellen om Iantha's vader te redden. Over een vlakte bereiken de gezellen de verwoeste stad Zaal. 's Nachts wordt Scianthe meegevoerd door de dolende geest van Hertaloth. Esled, Brior, Zecoria en Bougiac achtervolgen hen naar de zwarte toren. Esled noemt Hertaloths naam en lost een eeuwenoude vervloeking in. De geest sterft, de toren stort in. De volgende dag daagt Scianthe op, maar verdwijnt beroofd van zijn zinnen in de woestijn.
De zwarte heer besluit, voor het eerst in eeuwen, zijn vier monsterlijke Volsen erop uit te sturen en op zoek te gaan naar de Erfgenaam.
Jyll wordt door Iantha meegevoerd naar Erandad, een mysterieuze plaats uit het verleden. Hij leert met dieren spreken en slaagt erin in het lichaam van een hawijt mee te vliegen. Iantha geeft hem zijn nieuwe, voorbestemde naam: D'Anjal. Als Iantha hem de kleine schreeuw wil leren, uit hij de grote schreeuw, die voordien alleen door de oermagiër Pharve werd beheerst. Iantha kan hem niets meer leren en laat het aan hem over het tijdstip van zijn terugkeer naar Aidèn te bepalen.
In Masilis wordt Ermonmagiër Arnarvilli met argwaan ontvangen. Paunarde, koning van Masilis en het spoor, staat onder de kwade invloed van raadsheer Vy Trites. De magiër vlucht met prinses Elanthe.
De reisgezellen worden gevangengenomen door de nomaden van Ord. Pas als Bougiac een spaltlingvrouw, half ,Ermon, half mens, weet te genezen, laten ze hen gaan. Esme, de vrouw, wordt hun nieuwe reisgenoot. In de ruïnevelden bij Wons worden ze aangevallen door een zwarte draak. Op het laatste moment, als ze menen dat alles verloren is, treedt het ondier achteruit en verdwijnt. Ze worden gastvrij onthaald door Heer Arlagh Rambald van Wons. Zijn scribent Mrcad Estefo bezit een stuk perkament met spreuken in een onbekende taal. Hij vraagt Bougiac dit artefact aan de Ene te overhandigen, vooropgesteld dat deze nog in leven is. Ook onthult hij waar het Dvargenzwaard Emaendor zich bevindt. Ontdekt wordt dat Ismuet, de verrader, zich ook in Wons bevindt. Klaarblijkelijk is het een van de reisgenoten.
D'Anjal krijgt een visioen op klaarlichte dag, waarin hem het wezen van de tijdstromen wordt geopenbaard. Mede daardoor slaagt hij er in om vooruit in de tijd te springen.
Een andere meestermagiër, de Reus Bel Naerstvaes, bezoekt de Dvargen van Torn. Hij vraagt hun ook voor mensen zwaarden te smeden. Dit valt niet in goede aarde bij de Dvargen, die een eeuwenoude wrok jegens de mensen koesteren. Wel besluit vorst Steinogard, op aandringen van Bel, om Antegard, Simenard en drie andere Dvargen erop uit te sturen om de Dvargenmagiër Eenhand Varand te vinden.
De reisgenoten vertrekken uit Wons, geëscorteerd door kapitein Uhan Shermad en tien van zijn rijders. Bij de Wel van Mindrao worden ze aangevallen door een groep zwarte krijgers onder leiding van een Vols. Ze slaan op de vlucht en worden tot diep in de nacht achtervolgd door de Vols en zijn trawanten. Als alles verloren lijkt verschijnen er twee tovenaars die gezamenlijk de Vols doden. De magiërs blijken niemand minder te zijn dan de doodgewaande D'Anjal en Iantha.
De reisgenoten betreden de bijna onbegaanbare pas van Monordaneth, de toegang tot het Torngebergte. 's Nachts haalt Iantha D'Anjal over om af te dalen in de grotten van Ald, waar het zwarte aardwezen Megdeth heerst. Hij helpt de Dvargen die op zoek zijn naar Eenhand en Mnargald. De reisgenoten worden gevangen genomen door Dakse Dvargen.
Inmiddels wordt, volkomen onverwacht, Masilis aangevallen door horden Orc'hs en gaan zwarte legers heimelijk op weg naar Wons.
De reisgenoten krijgen een vrijgeleide door Torn, op voorwaarde dat zij een Dvarg als reisgenoot meenemen. In ruil daarvoor moet een van de reisgenoten achterblijven in Torn. Asgarith offert zich op.
De Reuzen uit de Noordlanden besluiten uiteindelijk, op aandringen van Lob Maersevin, hun heil in de vallei van Kose te zoeken.
Bij het Meer van Druc'hanllard wordt Menerhet door een mysterieuze figuur uit de klauwen van een monsterlijk water wezen gered. Siderte herkent iemand die zij reeds lang dood waande.
In de grotten van Ald misleidt D'Anjal het wezen Megdeth en weet door te dringen tot de grottenzaal waar Eenhand Varand en Mnargald vast worden gehouden. Mnargald overhandigt hem het oudste aartszwaard, Emaendor.
Als de reisgenoten geketend en vergezeld door Dvargen over de Vlakte der Stormen trekken, worden ze achterhaald door D'Anjal, Mnargald, Simenard en Antegard. Mnargald maakt de Dvargen duidelijk dat ze de reisgenoten op last van Dvargen-vorst Steinogard zelf moeten bevrijden. Simenard wordt de negende reisgenoot.
Na een droomreis naar de Kille Noordlanden besluit D'Anjal, op aanwijzing van het orakel Alde Wynthe en, over de grenzen van de tijd heen, rechtstreeks aangesproken door Endil de tweekoppige, het reisgezelschap op te splitsen in twee groepen. In diezelfde droomreis ontmoet hij Joc'h Granderth, de waker in de catacomben van Andor, die regelmatig praat met een wezen dat hij Wijsheid noemt. D'Anjal, Brior, Simenard, Bougiac en Walinde betreden het oude Murganithgebergte en lopen bij de berg Inokh de mysterieuze Jap Doranthe en zijn helpers Ham en Lam tegen het lijf. Jap verspert hun de doorgang. Brior, die daarin het minst bedreven is, moet voor zonsondergang een raadsel oplossen. Door een slinkse aanwijzing van D'Anjal slaagt hij daar op het nippertje in. Jap neemt de reisgezellen mee naar zijn wonderbaarlijke land vol moerassen, bellenbossen en opmerkelijke wezens. 's Avonds vertelt hij hun de geschiedenis van Malve van Gir, een verhaal dat volgens Ham en Lam voor een deel op waarheid berust. Jap blijkt onberekenbaar en ontsteekt na zijn vertelling in woede. De volgende ochtend brengt hij hen naar zijn grote bellen. Hier blijkt hóe onberekenbaar Jap is. Hij sluit de reisgenoten op in zijn bellen.
Esled, Wigge, Esme en Zecoria maken kennis met de ondoordringbare nevel van de Noordlanden. Een groep nomaden brengt hen naar de kloof van Ondith, waar Iantha's vader gevangen wordt gehouden door Kartha. Esled en Iantha gaan de kloof in, waar Iantha door een Vols wordt verslagen en Esled wordt meegesleept naar Kartha.
Vouerze, afvallig meestermagiër en armondant van Yrroth, beslecht niet ver van Masilis een magische woordenstrijd met Arrahed in zijn voordeel. Arrahed weet door een list te ontkomen.
Verraad zorgt ervoor dat zowel Wons als Masilis worden ingenomen door de legers van Yrroth. In Masilis blijkt Paunarde zelf de verrader te zijn, in ruil voor een vrijgeleide voor hem en zijn zoon. Hij wordt echter alsnog gedood. Zijn hoofd wordt op een paal voor paleis Mynderle gespietst. Zijn zoon Serd, krijgsheer Ranorth, en de raadsheren Orgold en Fenaud Larda, slagen er ternauwernood in op het laatste moment via een vluchtgang te ontkomen.
Het Reuzenvolk loopt bij Wyndids Heuvel in een hinderlaag. Alleen doordat Arenj en Wilanj Uyr te hulp schieten, weten ze zich langer staande te houden, maar de situatie lijkt uitzichtloos. Met hulp van Ham en Lam ontsnapt D'Anjal uit de bellen en haast zich naar het noorden om de Reuzen terzijde te staan. Hij weet met magische middelen de hoofdman van de Orc'hs, Wecoc'h, over te halen de zijde van het goede te kiezen. De zwarte heer gaat samen met het wezen Lae op zoek naar het aartszwaard van de Ermon, dat zich in de catacomben van Souminu Sovoch moet bevinden. Lae vindt het, maar weet het niet los te krijgen uit het steen.
In een magisch treffen verslaat D'Anjal Kartha. De vrouwelijke magiër ontkomt echter en troont Xazziri en zijn dochter Iantha mee. D'Anjal, Bel, Jap, Esled en de twee Uyrs zetten de achtervolging in. De overige reisgenoten wachten in Herberg de drie Windstreken, waar Cluthe de scepter zwaait. Na dagenlang vergeefs te hebben gewacht, besluiten ze zelf op zoek te gaan naar het vijftal. Ze splitsen zich in twee groepen. Eén groep wordt achtervolgd door Orc'hs, die weinig goed in de zin hebben.
De drie sterfelijk geworden Alvií beleven een schokkende ontmoeting met het duistere wezen Y'zlaï. Alleen omdat de Alvií-vrouw Siderte Fiander aan haar zijde draagt, komen ze er zonder kleerscheuren van af.
Meestermagiër Arnarvilli en Prinses Elanthe van Masilis landen bij Radien Tel, de wereld rond de Zuil. Ze ontmoeten de Mon Eccué, die zich voor de Raad van Vijf moet verantwoorden op beschuldiging van hoogmoed. Met de hulp van de Eerste Mon, de charismatische Imerith Dunser, weet hij onder die beschuldiging uit te komen. Zijn 'straf is, dat hij als afgezant van de Mon zal fungeren bij het Convent van Bregaua.
Intussen wordt in Masdorth Egen Anzarth, de laatste rotsboom, geveld door de bijlen van een groep Orc'hs. Het verscheiden van de boom wordt in heel Aidèn gevoeld en door velen berouwd. Zijn dood is niet vergeefs, want de daad zet velen, die zich tot dan in de machtsstrijd besluiteloos opstelden, aan tot een keuze. Voor het goede, of...