39
TOEN TORQUIL DE HAL VAN ZIJN HUIS BINNENSTAPTE, KWAM het water hem vanaf de trap tegemoet. Geschrokken haastte hij zich naar de slaapkamer, waar hij bijna uitgleed over de doorweekte vloerbedekking.
Hij liep rood aan van schrik. ‘Federica!’ riep hij. ‘Federica! Waar ben je?’ Hij stoof de badkamer binnen, waar het water ongestoord over de rand van het bad stroomde. Hij draaide de kraan dicht, stak zijn arm in het water en trok de stop eruit. ‘Shit!’ vloekte hij toen hij de dure, doorweekte tapijten zag.
Hij speurde om zich heen naar zijn vrouw, maar het enige wat hij zag waren haar kleren die netjes opgevouwen op haar bed lagen. Het viel hem op dat er slechts één badjas aan de deur hing. Hij riep haar opnieuw en begon de rest van het huis te doorzoeken. Er kwam geen antwoord. Het enige wat hij hoorde was de lege echo van zijn stem die tegen de muren weerkaatste. Hij ging op de rand van het bed zitten en wreef over zijn kin.
Hij maakte zich ernstig zorgen. Ze was in het niets verdwenen. Er was echter geen enkele aanwijzing dat er gevochten was, of ingebroken, alleen het overstromende bad. Uiteindelijk pakte hij de telefoon op en belde zijn chauffeur.
‘Nu u ’t zegt, Mr. Jensen,’ zei Paul bedachtzaam, ‘toen ik haar na een uurtje winkelen in St. James’s terugreed, vroeg ze ineens of ik wilde stoppen. Ik vond het al vreemd, Mr.Jensen, want ze leek van slag… Nee, ik weet niet waarom, Mr. Jensen, ze zag gewoon erg bleek. Ze is een cafeetje in gegaan, ik schat voor een uur. Toen ik haar later thuis afzette, leek ze weer de oude. Dus toen ben ik naar huis gegaan, Mr. Jensen. Ze zei dat ze me niet meer nodig had.’ Er volgde een korte stilte. ‘Mr. Jensen?’ vroeg de chauffeur, bang dat hij een fout had begaan. ‘Mevrouw had me daarna toch niet meer nodig, of wel?’
‘Het is al goed, Paul,’ antwoordde Torquil maar zijn stem klonk schor. Hij legde neer en keek nadenkend om zich heen. En ineens viel hem iets op. De la van het nachtkastje stond een stukje open. Torquil had oog voor details. Toen hij hem opentrok zag hij dat zijn notitieboekje op z’n kop lag, of in ieder geval anders dan hij het altijd opborg. Hij pakte het boekje op en bekeek het aandachtig. Toen viel zijn oog op de foto van Lucia, die hij tegen de kaft had geplakt. Het begon hem te dagen. Ze had het huis in shock verlaten en had vergeten de kraan dicht te draaien.
Woedend maakte hij de foto los van de omslag en scheurde hem boven de prullenbak in honderd stukjes. Ze had het helemaal verkeerd begrepen, die foto was jaren geleden genomen. Hij zou het haar uitleggen en dan zou ze hem vergeven. Geïrriteerd liet hij zijn ogen door de kamer dwalen om te zien of ze een tas had gepakt. Dat was niet het geval. Ze had niets meegenomen, zelfs geen ondergoed. Ze moest het huis in haar badjas hebben verlaten. Hij ontspande zijn schouders. Kennelijk was ze niet van plan weg te blijven. Waar kon ze ook heen in haar badjas?
Federica vertelde alles aan Molly en Hester, behalve het gedeelte over de anonieme brieven met gedichten. Dat hield ze liever voor zichzelf totdat ze haar vader had opgespoord.
De drie vriendinnen zaten met twee flessen goedkope wijn om de gaskachel, terwijl Kenny Rogers ‘It’s a fine time to leave me, Lucille’ zong.
Molly stond versteld van Federica’s verhaal. Ze had niet door de designkleding en krokodillenleren handtassen heen kunnen kijken.
Hester luisterde vol medeleven. ‘Ik wist dat je je ellendig voelde, Fede, ik zag het aan je. Hoe moet het nu verder?’
‘Ik ga terug naar Polperro en begin opnieuw,’ zei ze eenvoudig.
‘Je bedoelt dat je niet meer teruggaat naar Torquil?’ vroeg Molly verwonderd terwijl ze een sigaret opstak.
‘Natuurlijk gaat ze niet terug,’ zei Hester. ‘Naar dat monster zeker. Je verdient beter, Fede,’ voegde ze eraan toe terwijl ze Fede liefdevol in haar arm kneep.
‘Ik kijk de rest van mijn leven geen man meer aan,’ snifte Federica. ‘Ik wil voorlopig alleen zijn en mijn eigen beslissingen nemen. Ik moet erachter komen wie ik ben. Ik ben een beetje de kluts kwijt.’
Toen de telefoon ging, keken ze elkaar alle drie verschrikt aan. Federica trok bleek weg. ‘Neem jij op, Molly,’ zei ze met een dun stemmetje. Ze bracht haar duim naar haar mond en beet op het velletje langs haar nagel. ‘Je weet van niks,’ voegde ze er ernstig aan toe.
Molly stond op van de grond en voelde de wijn van haar hoofd naar haar tenen zakken. Ze was op slag nuchter. Ze haalde diep adem alvorens het toestel op te nemen. Het schrille gerinkel maakte plaats voor een geladen stilte.
‘Hallo,’ zei Molly, in een poging zo normaal mogelijk te klinken. Haar schouders zakten. ‘Sam! Hoe haal je het in je hoofd uitgerekend nu te bellen! We zitten midden in een crisis, dus we moeten… Wat, nu? O god! Je zult in de woonkamer moeten slapen, want Federica is hier ook… dat is een lang verhaal, dat hoor je wel als je hier bent. Oké, tot straks.’ Ze hing glimlachend op. ‘Hoe meer zielen, hoe meer vreugd,’ lachte ze. ‘Laten we nog maar een fles wijn ontkurken.’
‘Sam heeft zijn trein gemist,’ verklaarde Molly terwijl ze in het keukentje rondscharrelde.
‘Nou, dat verbaast me niks,’ verzuchtte Hester. ‘Hij is zo in zichzelf gekeerd sinds Nuno’s dood.’
‘Arme Sam,’ zei Federica. ‘Hij hield veel van Nuno, hè?’
‘Ja, meer dan wij allemaal. Meer dan papa en mama, denk ik,’ zei Molly, die met een fles bordeaux uit de keuken kwam. ‘Nuno bracht altijd veel tijd door met Sam. Hij heeft nooit een zoon gehad, terwijl hij dat volgens mij graag had gewild, want hij had seksistische trekjes. Sam was eigenlijk een beetje zijn zoon. Papa heeft hem Nuno’s studeerkamer gegeven om in te schrijven. God weet wat er allemaal uit zijn pen komt. Hij sluit zich de hele dag op, net als papa. De enige die nog binnen mag komen is Trotsky,’ voegde ze eraan toe terwijl ze de fles opentrok.
‘Hij zou een vriendinnetje moeten zoeken,’ zei Hester. ‘Vroeger was hij zo populair.’
‘Ja, toen hij nog haar had.’ Molly lachte gemeen.
‘Hij is Samson niet, Mol,’ voerde Hester ter verdediging van haar broer aan. ‘Ik vind hem dat helemaal niet gek staan. Hij heeft nu een mooie, markante kop.’
Molly haalde misprijzend haar neus op. ‘leder zijn smaak, zullen we maar zeggen,’ zei ze terwijl ze kringetjes rook de lucht in blies.
‘Eén ding heb ik in ieder geval van Torquil geleerd,’ zei Federica triest, ‘en dat is dat uiterlijk bedrieglijk is. Niemand is zo mooi als Torquil, maar hij is ook vreselijk egoïstisch. Ik heb liever iemand die er aan de buitenkant gewoon uitziet maar vanbinnen mooi is.’
Molly sloeg haar ogen beschaamd neer, want ook zij had een oogje op hem gehad.
Toen Sam op de etage arriveerde, werd Federica meteen getroffen door de metamorfose die de jonge man, die ooit met zijn goudgele lokken en glanzende huid op een Griekse god had geleken, had ondergaan. Hij kwam huiverend van de kou met opgetrokken schouders binnen. Zijn gezicht was grauw, zoals op de dag van Nuno’s begrafenis, en in zijn blik was vermoeidheid te lezen, want zijn verlangen had hem van zijn energie en zijn geestdrift beroofd. Toen hij haar zag glimlachte hij schaapachtig, hoewel hij haar het liefst in zijn armen had willen nemen.
Federica herinnerde zich hun moeizame gesprek na afloop van de begrafenis en glimlachte terug, ten teken dat ze hem zijn opmerkingen vergaf. Ze stond op om hem te begroeten.
Hij legde zijn handen op haar bovenarmen. ‘Alles goed met je?’ vroeg hij ernstig.
‘Ja, nu wel,’ antwoordde ze, zich losmakend. Ze voelde zijn handen op haar huid nagloeien. ‘Ik ga bij Torquil weg,’ vervolgde ze terwijl ze weer op het kleed voor de kachel ging zitten.
‘Je gaat bij Torquil weg?’ herhaalde hij ongelovig. Hij wendde zich af, zodat ze de glans in zijn ogen en de triomfantelijke grijns om zijn mond niet zou zien. ‘Je gaat bij Torquil weg?’ herhaalde hij.
‘Het is voorbij,’ verklaarde ze.
‘En dat vieren we met een glaasje wijn,’ vulde Molly opgewekt aan.
‘Dat verwerken we met een glaasje wijn,’ verbeterde Hester haar. ‘Fede heeft het helemaal gehad.’
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg hij terwijl hij zijn jas uitdeed. Hij had het er warm van gekregen. Hij wurmde zich uit zijn vaders gatentrui en ging in zijn blauwe overhemd, waarvan de losse manchetten om zijn polsen fladderden, op de bank zitten.
‘O, dat is een lang verhaal,’ zei ze, van de bordeaux nippend. Ze voelde zich al een stuk beter.
‘Mol, geef me ook ’ns een glas,’ zei hij ineens monter. ‘Fede, wat goed van je. Ik ben trots op je. Wat jij hebt gedaan is verdomd moeilijk. En dat heb je helemaal in je eentje kunnen opbrengen.’
‘Dat is niet helemaal waar,’ reageerde ze. Sam keek weg. ‘Laten we het erop houden dat mijn ogen zijn opengegaan. Ik ben verstandiger geworden. Ik kan maar niet geloven dat ik zo blind en meegaand ben geweest. Ik heb vier jaar van mijn leven vergooid.’
‘Niets is ooit voor niets geweest, Fede. Je hebt niet alleen mensenkennis opgedaan maar ook zelfkennis,’ zei hij wijs. Toen veranderde hij van onderwerp. ‘Wat ga je nu doen?’
‘Ik ga naar huis. Mam en ik zitten in hetzelfde schuitje.’
‘Ja, dat hebben we gehoord,’ zei Hester. ‘Wat vervelend voor haar.’
‘Ze is gek dat ze het zover heeft laten komen,’ verzuchtte Federica. Haar afkeurende toon deed hen de wenkbrauwen fronsen. Ze wisten allemaal hoe ze over haar stiefvader dacht.
‘Ik dacht dat je een hekel had aan Arthur?’ zei Molly. Ze tipte de as van haar sigaret op het kleed.
‘Laten we zeggen dat ik hem niet begreep. Alles is me nu een stuk duidelijker geworden.’ Ze keek grijnzend naar Sam. ‘Ik ben hem mijn excuses verschuldigd. Nog iemand naar wie ik niet wilde luisteren toen het nog niet te laat was.’
Sam beloonde haar met een flauwe glimlach. ‘Ik kan met je mee terugtreinen, als je wilt,’ opperde hij.
Federica knikte dankbaar. ‘Zou je dat willen doen?’ Ze slaakte een zucht van opluchting. ‘Dat zou ik fijn vinden. Ik ben bang dat hij me vindt en me mee terug naar huis sleept.’
‘Als hij bij je in de buurt komt, vermoord ik hem,’ zei hij. Toen grinnikte hij, want hij wilde haar niet laten merken dat hij het meende.
Die nacht kwamen Sam en Federica nauwelijks aan slaap toe. Nog lang nadat Hester en Molly naar bed waren gegaan, hadden ze bij een fles wijn zitten praten. Ze vertrouwde hem haar zorgen en geheimen toe en hij luisterde vol medeleven, net zoals die dag tussen de grasklokjes. ‘Ik wou dat ik de moed had gehad je dit allemaal tijdens die lunch te vertellen,’ zei ze.
‘Dat had je ook bijna gedaan.’
Weet ik.’
‘Waar was je bang voor?’ vroeg hij vriendelijk.
Ze dacht een ogenblik na terwijl ze in de goudgele vlammen staarde die vrolijk flikkerden achter het glas van de gaskachel. ‘Ik besefte niet dat ik ongelukkig was,’ bekende ze en ze schudde vol ongeloof haar hoofd. ‘Ik weet dat het gek klinkt, maar ik kon het niet aan mezelf toegeven. Ik dacht dat ik van hem hield.’
‘Zo gek is dat niet.’
‘Nee?’
‘Nee,’ zei hij, en hij nam haar hand in de zijne. ‘Het was niet verkeerd van je om van hem te houden. Het was verkeerd van hem om je liefde te misbruiken.’
Ze keek hem met een liefdevolle grijns aan. ‘Jij begrijpt altijd alles.’
‘Niet alles,’ zei hij. ‘Alleen jou.’
De volgende ochtend leende Federica enkele kleren van Hester. Ze was net bezig een spijkerbroek aan te trekken toen Molly in de woonkamer een gil slaakte. ‘O god!’ riep ze. ‘Het is niet waar!’ Ze renden allemaal naar het raam. ‘Nee, Fede, jij niet,’ zei ze, haar tegenhoudend. ‘Hij staat beneden op je te wachten,’ siste ze. ‘Hij heeft me gezien.’
Fede ijsbeerde door de kamer. Molly trok het gordijn open en staarde naar de knappe man die, leunend tegen zijn Porsche, lijdzaam met zijn armen over elkaar stond te wachten.
‘Shit, wat moet ik nu doen?’ zei Federica nerveus, en ze begon weer op haar duim te bijten.
Sam ging op de armleuning van de bank zitten. ‘Ik bel een taxi en dan vertrekken we samen,’ verklaarde hij gedecideerd terwijl hij de telefoon oppakte. ‘Heel simpel.’
‘Ik denk niet dat ik hem onder ogen durf te komen.’
‘Natuurlijk wel. Je durfde toch ook bij hem weg te gaan?’ hield hij vol. ‘Dan heb je ook de kracht om hem te zeggen dat het voorbij is.’
‘Ik kan het niet.’
‘Je kunt het en je doet het,’ zei hij ernstig. ‘En anders doe ik het.’
‘Je hebt de eerste stap gezet, Fede, je kunt nu niet meer terug,’ beaamde Hester.
‘Als ik jou was, wist ik het wel,’ zei Molly. ‘Ik ging niet terug naar een doorweekt huis en een woedende echtgenoot. Hoe knap hij ook is.’
Sam rolde met zijn ogen en bestelde een taxi. ‘Denk goed na wat je opgeeft als je teruggaat,’ zei hij behoedzaam. Met ingehouden adem keek hij toe hoe ze met haar handen in haar zij nadenkend door de kamer ijsbeerde. Toen voegde hij er eenvoudig aan toe: ‘Fede, hou je van de persoon die je bent als jij bij Torquil bent?’ Ze keek hem met angstogen aan en schudde haar hoofd. ‘Nou dan, schuif haar aan de kant en ga met mij mee.’ Hij stond op en nam haar handen in de zijne. ‘Je weet dat het de juiste keuze is.’
‘Maar hij houdt van me,’ wierp ze zwakjes tegen.
Sam kneep in haar handen. ‘Nee, Fede, hij houdt niet van je. Hij wil je bezitten, zoals hij zijn auto en zijn huis bezit. Als hij van je zou houden, dan zou hij je je vrijheid gunnen, je groeiende zelfvertrouwen, je successen. Als hij van je hield, zou hij je aanmoedigen om je eigen weg te gaan. Dan had hij een camera voor je gekocht en je een fotografiecursus laten volgen, in plaats van die belachelijke schoenen en handtasjes voor je te kopen. Je bent geen marionet, Fede, je bent een persoon met eigen ideeën en een eigen persoonlijkheid. Als je naar hem teruggaat, zuigt hij je leeg totdat je geen enkele eigen gedachte meer hebt. Bedenk dat goed.’
Ze staarde in zijn ogen en wist dat hij gelijk had, omdat ze zelf ook al tot die conclusie was gekomen.
‘Oké, we gaan,’ zei ze ferm. ‘Maar ik wil beneden nog eerst met hem praten,’ drong ze aan. Toen ze zag dat Sam afkeurend zijn wenkbrauwen ophaalde, voegde ze er haastig aan toe: ‘Ik moet het hem zelf vertellen. Ik moet mezelf bewijzen dat ik het kan.’
Toen Sam en Federica twintig minuten later uit het gebouw kwamen, stormde Torquil op haar af en sloeg zijn armen om haar heen. Sam probeerde hen te scheiden. ‘Laat ons met rust!’ snauwde Torquil. Na wat duwen en trekken wist Federica zich los te wurmen.
‘Ga weg, Torquil!’ riep ze. ‘Het is voorbij.’ Toen zag ze zijn bedroefde gezicht, zijn bloeddoorlopen ogen en zijn hangende schouders.
‘Ik heb geen oog dichtgedaan vannacht. Ik was zo ongerust,’ verklaarde hij, met opgeheven handen. ‘Je had me wel eens kunnen laten weten waar je was. Ik dacht dat je ontvoerd was.’
Federica wendde zich tot Sam. ‘Wacht op mij in de taxi,’ gebood ze. Sam liep bedrukt van haar weg maar bleef bij de taxi staan. Mocht ze hem nodig hebben, dan kon hij ingrijpen. Hij hoopte echter dat ze het alleen afkon. Ze moest leren van niemand afhankelijk te zijn, niet van haarvader, niet van haar echtgenoot, niet van hem. Zodra ze die stap had genomen, zou ze echt kunnen liefhebben. Het kon hem niet schelen hoe lang dat zou vergen, hij zou op haar wachten.
‘Die foto is jaren geleden gemaakt, kleintje. Zag je dan niet dat hij al oud was?’ zei Torquil, zijn handen naar haar uitstrekkend. Federica week achteruit en weerde hem met opgestoken handen af. ‘Toe nou, lieverd, ik heb geen affaire. Ik hou van jóú. Ik ben verloren zonder jou. We passen zo goed bij elkaar.’
‘Het is voorbij, Torquil,’ herhaalde ze hoofdschuddend.
‘Doe niet zo gek, Federica. Je bent boos, dat begrijp ik. Laten we naar huis gaan en het uitpraten. Gooi niet weg wat we samen hebben, daar is het veel te bijzonder voor,’ smeekte hij terwijl hij zijn blik naar Sam liet glijden, die nog altijd een oogje in het zeil hield.
‘Noem me geen “kleintje”. Dat haat ik,’ snauwde ze, ineens gesterkt door Torquils kwetsbaarheid. ‘Ik ga niet mee naar huis.’
Torquil probeerde de uitdagende toon in haar stem te negeren. ‘Het is niet wat jij denkt, verdomme!’ liet hij zich knarsetandend ontvallen. Tiet was fout van me om die foto te bewaren, maar ga je me voor zoiets kleins straffen? Is het niet veel belangrijker dat ik van je hou? Liefde gaat over vergeving, godverdomme.’
‘Liefde gaat over vertrouwen,’ antwoordde ze koeltjes.
‘Vertrouw me dan als ik zeg dat ik geen affaire heb. Lucia is een oude vriendin van mij, die foto was een grapje.’
‘Ik geloof er niets van.’
‘Geloof je me dan als ik zeg dat ik van je hou?’ smeekte hij.
‘Je houdt niet van me, Torquil. Je wilt me bezitten, zoals je je auto bezit, of je huis. Ik lijk wel een pop, je kleedt me aan, neemt me af en toe uit en speelt met me, maar je houdt niet van me. Als dat wel zo zou zijn dan zou je mij mijn eigen beslissingen laten nemen.’ Haar groeiende vertrouwen maakte haar duizelig.
Torquil wist niet wat hij hoorde. Zoiets had ze nog nooit gezegd. Hij ademde door zijn neus in als een woeste stier, niet langer in staat zijn woede te beheersen. ‘Waar wou je heen?’ zei hij zacht terwijl hij haar met toegeknepen ogen opnam. ‘Naar dat provinciale gat aan de kust? Naar die neurotische moeder van je of naar je burgerlijke grootouders?’ Toen knikte hij in Sams richting en voegde er hatelijk aan toe: ‘Of naar dat zootje ongeregeld?’ Sam glimlachte ingehouden. ‘Ik kan je alles geven wat je hartje begeert.’
Federica rechtte trots haar rug. ‘O ja? Nog meer handtassen zeker, of nog een leuk paar schoenen? Alsjeblieft, Torquil, ik ben geen kind meer. Je bent leeg vanbinnen en ik wil gewoon niet meer bij je zijn. We communiceren verder wel via onze advocaten en probeer me niet te volgen, want weet je, de excentriciteit in Sams familie is besmettelijk en je wilt toch niet aangestoken worden, of wel?’
‘Dit zal je de rest van je leven spijten. Je hoeft niet meer terug te komen,’ riep hij haar na toen ze naar Sam liep, die bij het geopende portier van de taxi op haar stond te wachten. Hij glimlachte trots naar haar toen ze instapte, waarna hij haar voorbeeld volgde en het portier achter zich dichttrok. Toen hij omhoog keek naar de etage van zijn zussen, zag hij Molly en Hester vanachter het raam met een brede grijns op hem neerkijken. Hester stak haar duim in de lucht en knikte geestdriftig.
Torquil reed met slippende banden weg in zijn Porsche en liet twee zwarte dampende strepen op het asfalt achter.
Federica liet zich achteroverzakken en merkte dat ze over haar hele lichaam beefde.
‘Dat was nog eens spannend,’ zei de taxichauffeur, die vergenoegd had toegekeken. ‘De East-Enders is er niets bij.’
‘Naar Paddington Station, alstublieft,’ zei Sam terwijl hij een arm om Federica heen sloeg.
Ze liet zich tegen hem aan trekken en overdacht de afgelopen vier jaar van haar leven met gemengde gevoelens van opluchting en spijt.
Federica werd thuis in een feestelijke stemming ontvangen. Het was kerst en iedereen was blij dat ze weer terug was. Ingrid bekende dat ze Torquil een ‘vreselijke man’ had gevonden en Toby en Julian vertelden dat ze zich pas herinnerden waar ze hem van kenden toen het al te laat was. ‘Hij was die keer vreselijk arrogant en zelfingenomen,’ zeiden ze. ‘We hebben je in de steek gelaten, Fede.’
Helena was blij dat er nog iemand was die zich even ellendig voelde als zij en vergezelde haar dochter op haar lange wandelingen over de kliffen. Ze klaagde over Arthurs pijnlijke zwijgen. ‘Ik ben hem kwijt, Fede. Hij wil niet meer met me praten,’ jammerde ze.
Jake en Polly vingen haar op zoals ze haar moeder hadden opgevangen. De familie verenigde zich in het drama. Polly maakte grote groentelasagnes en brood en puddingen en met z’n zevenen zaten ze om de tafel en dronken grote glazen wijn en Polly’s vlierbessensap. De modelbootjes hingen nu veilig aan het plafond, zodat ze niet meer door een onhandige beweging van deze of gene op de grond konden belanden.
Federica trok weer in bij Toby en Julian en Rasta, die ze op haar lange wandelingen met haar moeder uitliet. Ze hielp Toby met de kerstversieringen in huis en Julian nam haar mee naar de stad om cadeautjes te kopen. ‘Ik heb geen rooie cent,’ zei ze, en ze moest even denken aan het fortuin dat ze in Londen had achtergelaten.
‘Ik wel,’ zei Julian opgewekt, ‘en je koopt maar wat je wilt.’
Ze bracht evenveel tijd door op Pickthistle Manor als bij Toby en Julian. De eekhoorn in Sams lade was eerder uit zijn winterslaap gekomen dan verwacht, waarna Ingrid zijn nest in de top van de kerstboom had bevestigd. Inmiddels had zich echter een muizengezin onder Sams bed genesteld, zodat hij in een van de logeerkamers moest slapen om ze niet te verstoren. De twee families vierden Kerstmis en Oudjaar met lunches en borrels, die tot lang na de feestdagen werden voortgezet.
Toen Sam Federica gelukkig nieuwjaar wenste, kuste hij haar liefdevol op haar wang. ‘Dit wordt jouw jaar, Fede. Wacht maar af.’
Ze hoopte dat hij gelijk had.
Torquil stuurde haar lange brieven in de hoop haar terug te winnen. Hij schreef over zijn diepe liefde voor haar en dat hij het betreurde dat hij ooit zijn oog op Lucia had laten vallen. ‘Alles wat ik deed was voor jou, omdat ik je wilde beschermen. Het enige wat je me kwalijk kunt nemen is dat ik te veel om je geef,’ schreef hij. Aanvankelijk las Federica ze nog, maar toen de toon zieliger werd en hij zichzelf ging herhalen, gooide ze ze eenvoudig ongeopend weg. Eén zin bleef echter door haar gedachten spelen: ‘Het enige wat je me kwalijk kunt nemen is dat ik te veel om je geef.’ Uit de mond van Torquil was het slechts een holle frase; waar het Arthur betrof zag ze de opmerking in een heel ander licht.
Federica had met Arthur te doen. Hij was door het stuklopen van haar eigen huwelijk op de achtergrond geraakt. Ze wist dat Helena geen makkelijke was om mee samen te leven, maar ze wist ook dat haar moeder veel om hem gaf. Dat had ze opgemaakt uit de eindeloze monologen die ze had gehouden tijdens hun lange wandelingen over de kliffen. Het werd tijd dat er iemand ingreep.
‘Toen Arthur Federica voor zijn deur zag staan, was hij in eerste instantie zo teleurgesteld dat hij er misselijk van werd. Hij had gehoopt dat het Helena was. Maar toen maakte zijn teleurstelling plaats voor verbazing. ‘Wat doe jij hier?’ vroeg hij.
‘Ik kom mijn excuses aanbieden, Arthur,’ antwoordde ze. Hij bleef in de deuropening staan en gaapte haar met open mond aan. ‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg ze.
‘Natuurlijk, natuurlijk,’ stamelde hij, en hij deed een stap opzij om haar binnen te laten. Ze liep de keuken in en deed haar jas uit. ‘Ga alsjeblieft zitten, kom, geef mij je jas maar,’ zei hij, waarna hij hem over een stoel hing. ‘Thee?’
‘Ja, graag, het is koud,’ zei ze, in haar handen wrijvend.
‘Hoe ben je hier gekomen?’
‘Met de taxi.’
‘Weet je moeder dat je hier bent?’ vroeg hij bezorgd.
‘Nee.’
‘Gelukkig.’
Hij reikte haar een kop thee aan en ging tegenover haar zitten. Federica voegde een beetje melk toe en zag het in het donkere vocht zakken.
‘Ik ben bij Torquil weg,’ verklaarde ze eenvoudig.
‘O?’ reageerde Arthur voorzichtig.
‘Ik had naar je moeten luisteren.’
‘Nee,’ zei hij snel, van zijn stuk gebracht door haar vriendelijke houding. ‘Het ging me helemaal niets aan.’
‘Jawel,’ hield ze vol. ‘Je bent mijn stiefvader.’
‘Was,’ verbeterde hij haar droevig.
Ze keek hem in zijn gekwelde ogen en besefte dat ze hem nooit echt had gekend. ‘Dat ben je nog steeds,’ zei ze vriendelijk. ‘Mama mist je.’
Er verscheen een hoopvolle blos op zijn gezicht. ‘Heus?’
‘Ze denkt dat ze je kwijt is.’ Federica zag de glans in zijn ogen terugkeren.
Hij kneep zijn lippen samen en schudde zijn hoofd. ‘Ik weet het niet. Ik weet het gewoon niet.’
‘Ik ben hier niet om vrede tussen jullie te stichten. Ik ben hier om mijn excuses aan te bieden, omdat ik me schandelijk tegenover je heb gedragen. Je bent geweldig voor mama geweest. Ze is soms echt een ramp,’ grinnikte ze. ‘Je moet haar terugnemen, want niemand weet hoe ze haar aan moeten pakken.’
‘Ze is moeilijk, maar het is nooit saai met haar.’
‘Wat trok je in het begin in haar aan?’ vroeg ze uit nieuwsgierigheid, maar ongewild opende ze de luiken in zijn geheugen die hij bewust had gesloten.
Hij leunde achterover in zijn stoel en glimlachte. ‘Ik wist wel dat ze niet de gemakkelijkste was. Ze had een moeilijke tijd achter de rug, maar onder haar koele uiterlijk ging een klein meisje schuil dat snakte naar liefde…’
Federica genoot van haar thee terwijl Arthur vertelde over hun eerste ontmoeting en hun huwelijk, de leuke en de minder leuke kanten, totdat hij besefte dat zijn verhouding met Helena het waard was om voor te vechten.
Het was al laat toen Arthur Federica naar huis bracht. Hij zette haar bij de cottage van haar oom af en bleef toen nog een ogenblik achter het stuur zitten dubben of hij langs Helena zou gaan of terug zou rijden naar zijn lege huis. Hij voelde nog de warmte van zijn gesprek met Federica en glimlachte in zichzelf om de vele tedere herinneringen. Maar als hun ruzie bijgelegd moest worden, dan moest het initiatief van Helena uitgaan. Zo niet, dan zou het machtsevenwicht naar haar kant doorslaan en zou hij alsnog verliezen. Sterker nog, ze moest van haar fout leren en bereid zijn te veranderen. Hij hoopte alleen dat ze hem nog niet had opgegeven.
Sam vergezelde Federica vaak naar het strand waar hij hout verzamelde voor de vuren die hij aanlegde en waar ze op zijn aandringen net als vroeger marshmallows roosterden. Hij leende haar zijn boeken, die ze tot laat in de avond bespraken voor een gezellig haardvuur in Nuno’s studeerkamer, en bracht haar met zijn vaders auto naar huis. Hij zat net zo vaak in hemdsmouwen op de kliffen als in de studeerkamer, omdat hij altijd warm vanbinnen was, of er nu een vuur brandde of niet. Wanneer hij bij Federica was had hij weinig nodig om te kunnen bestaan, zolang hij maar dezelfde lucht inademde als zij. Langzaam maar zeker werd haar aanwezigheid even behaaglijk en vertrouwd als Nuno’s oude stoel. Federica keek uit naar hun wandelingen en uitstapjes, naar de etentjes met zijn ouders en naar de discussies over literatuur en geschiedenis. Naarmate de weken verstreken dacht Federica steeds minder vaak aan Torquil. Zo nu en dan had ze een nachtmerrie, die haar bij het ontwaken herinnerde aan de reden waarom ze hem had verlaten.
De brieven van haar vader kon ze echter niet vergeten, en ze wist dat ze niet zou rusten voor ze hem gevonden had.
Het was een vreemd telefoontje dat haar uiteindelijk deed besluiten naar Chili te gaan. Ze stond net op het punt het huis te verlaten toen de telefoon overging. Ze weifelde of ze op zou nemen, bang dat het Torquil was, maar ze zei tegen zichzelf dat hij het niet kon zijn, want ze had al in geen weken iets van hem gehoord. Desondanks beefde haar hand toen ze opnam. ‘Hallo?’ zei ze aarzelend.
‘Hallo,’ antwoordde een jonge vrouw. Federica ontspande. ‘Spreek ik met Federica Jensen?’
‘Federica Campione, ja, dat ben ik,’ zei ze ferm. ‘Met wie spreek ik?’
‘Met Claire Shawton. Ik ben een vriendin van Hal.’
‘O, hallo,’ zei ze al iets vriendelijker. ‘Kan ik je ergens mee van dienst zijn?’
‘Eh, het ligt nogal gevoelig,’ begon ze. ‘Ik wilde zijn moeder niet bellen, omdat ik weet hoe hij over haar denkt.’
‘O,’ zei Federica. Ze vroeg zich af hoe hij over hun moeder dacht.
‘En ik kon ook zijn stiefvader niet bellen, want daar doet Hal ook altijd een beetje vreemd over.’
‘Ach zo.’
‘Hij geeft altijd hoog op van jou,’ zei ze. ‘Ik vond je nummer in zijn adresboekje. In Londen werd niet opgenomen.’
‘Dat kan,’ mompelde ze, in een poging niet aan Torquil te denken. ‘Wat is er met Hal?’
‘Hij is alcoholist,’ verklaarde ze. ‘Hij heeft hulp nodig. Hij zit in de problemen.’
‘O ja?’ zei Federica onthutst. ‘Wat voor problemen?’
‘Hij mist zijn colleges, drinkt de hele nacht door en ligt overdag in zijn bed. Hij studeert nauwelijks meer.’
‘Weet je zeker dat hij alcoholist is?’
‘Ja, daar twijfel ik niet aan. Dat weet ik omdat ik hem de afgelopen maanden geld heb gegeven wanneer hij wilde drinken of gokken.’
‘Gokken?’
‘Je weet wel, fruitmachines, poker, paarden. Ik heb alles betaald.’
‘Waarom?’
‘Omdat ik van hem hou,’ antwoordde ze beschaamd. ‘Hij heeft geen geld en ik heb meer dan genoeg. Maar het loopt uit de hand. Hij drinkt te veel. Hij is veranderd.’
‘Waar is hij nu?’
‘Hier. Hij ligt te slapen.’
‘Om deze tijd?’
‘Ja, na een nacht doordrinken kan hij vaak niet in slaap komen en dan neemt hij slaappillen. Met als gevolg dat hij ’s ochtends niet uit bed komt. Hij is meer dood dan levend,’ stamelde ze met een stem die werd verstikt door emotie. ‘Ik weet niet wat ik moet doen,’ snifte ze.
‘O god!’ verzuchtte Federica. ‘Wat kunnen we eraan doen?’
‘Hij heeft hulp nodig.’
‘Dat is duidelijk. Ik kom eraan. Maar ik neem wel iemand mee.’
Sam was maar al te blij dat hij Federica naar Exeter kon brengen. Ze bespraken onderweg; de mogelijkheden die voor hen openstonden. Maar Sam was ervan overtuigd dat de drank een symptoom was voor iets dat veel dieper zat. ‘Hij drinkt om zich voor zichzelf te verbergen,’ zei hij wijs.
‘Het heeft allemaal met mijn vader te maken,’ verzuchtte Federica. ‘Ik voel het gewoon.’
Toen ze Hal slapend in bed aantroffen, met een vaal, levenloos gezicht, begon Federica hem wakker te schudden, uit angst dat hij niet sliep maar dood was. Hij kwam langzaam bij en keek hen met zijn bloeddoorlopen ogen afwezig aan. Dit was niet de Hal die ze kende.
Sam liet zijn blik over de troep in de kamer gaan. Uitgedrukte sigaretten staken in de resten van vette kant-en-klaarmaaltijden, lege wijnglazen en koffiekopjes stonden stof te vergaren en overal op de grond lagen kleren, die muf en vochtig roken. De kamer stonk nog erger dan het konijnenhok dat Hester vroeger als kind had.
‘Hal, je bent ziek,’ zei Federica op vriendelijke toon.
‘Maak dat je wegkomt, laat me met rust!’ schreeuwde hij, maaiend met zijn armen. ‘Je hoeft me niet de les te lezen.’
‘Ik geef om je, Hal. Moet je kijken hoe je eraan toe bent. Je leeft als een beest.’
‘Dat valt wel mee,’ wierp hij tegen.
‘Het is verschrikkelijk. Je hebt hulp nodig,’ zei ze.
‘Helemaal niet,’ hield hij vol.
‘Je bent een alcoholist,’ zei ze botweg.
‘Ik drink zo nu en dan eens wat. Net als iedereen. Dan ben je nog geen alcoholist,’ zei hij verongelijkt.
Claire kwam erbij staan. ‘Ik heb ze alles verteld, Hal,’ zei ze, de tranen van haar gezicht vegend.
Hij staarde haar aan en knipperde met zijn ogen om haar scherp te krijgen. Toen vertrok zijn gezicht. ‘Trut,’ siste hij.
‘Ik hou van je en ik kan niet langer aanzien dat je jezelf kapotmaakt.’
Hal verborg zijn hoofd in zijn handen en huilde.
Hal stemde ermee in dat Sam en Federica hem mee naar huis namen. Claire zei dat ze zijn spullen zou pakken en zijn kamer zou opruimen. Federica bedankte haar hartelijk, maar wist dat Hal haar waarschijnlijk nooit meer zou willen zien. Hij zat achter in de auto en beefde van ellende. Zijn huid had een ongezonde, bijna lichtgroene teint, alsof hij al met één been in zijn graf stond. Federica en Sam besloten de aard van zijn toestand voor de familie stil te houden om hen niet onnodig ongerust te maken. Ze kwamen overeen dat ze zouden zeggen dat hij een zenuwinzinking had gehad. Federica wist dat hij weg moest, dat hij ergens anders opnieuw moest beginnen, ver weg van Helena’s bezitterige liefde en de verschrikkingen van de demonen in zijn geest.
‘Ik ga met Hal naar Chili,’ zei ze tegen Sam.
‘Wanneer?’ vroeg Sam gealarmeerd.
‘Zo snel mogelijk. Hij moet een tijdje het land uit. Er is maar één persoon die hem hierdoorheen kan helpen, want die heeft mij namelijk ook uit de problemen geholpen.’
‘Wie dan?’ vroeg Sam. Hij had het gevoel alsof een onzichtbare hand zich om zijn hals sloot.
‘Mijn vader.’
‘Je vader?’
‘Ja, hij is de oorzaak van Hals problemen.’
‘Hoe heeft je vader jou dan geholpen?’ vroeg hij terwijl hij zijn blik strak op de weg vestigde en zijn handen om het stuur klemde.
‘Ik had het je eigenlijk niet willen zeggen, omdat ik bang was dat je het onzin zou vinden. Maar mijn vader heeft me prachtige anonieme gedichten gestuurd. Ik vermoed dat hij ze zelf heeft geschreven.’
‘O, op die manier,’ zei Sam toonloos. Zijn hart kromp ineen, maar hij kon zich er niet toe brengen haar te vertellen dat de brieven in werkelijkheid van hem afkomstig waren. Ze hoopte nog altijd dat Ramon haar niet was vergeten.
‘Hij is heel spiritueel en filosofisch aangelegd. Zijn gedichten hebben mij de ogen geopend, denk ik, en me de situatie waarin ik verkeerde doen inzien. Hij gaf me de kracht Torquil te verlaten. Ik wil hem bedanken. En ik denk dat hij Hal ook kan helpen.’
‘Hoe lang denk je weg te blijven?’
‘Zo lang als nodig is. Er is hier niets dat me bindt.’
‘Nee,’ zei hij effen, zijn ellende wegslikkend. ‘Niets.’