14
HET WAS AL LAAT TOEN BEA DOOR HET DONKER NAAR HAAR slaapkamer liep. Om de kinderen niet wakker te maken deed ze het licht op de overloop niet aan, maar liet zich door de maan bijlichten. Ze had te veel wijn gedronken en te veel met vreemde mannen in de pub geflirt. Wat maakte het ook uit, de weekends waren immers om feest te vieren? Ze zat de hele week vast in de kinderkamer, dan moest ze toch een keer de bloemetjes buiten kunnen zetten. Zachtjes sloot ze de deur achter zich en gleed vervolgens uit haar hoge pumps die ze door de kamer schopte.
‘Au!’ klonk een stem vanuit de hoek waar een van de schoenen kennelijk iemand had geraakt. Bea hield haar adem in en bleef stokstijf staan, als een hond die gevaar rook. Met trillende hand zocht ze de muur af naar de lichtschakelaar. ‘Niet het licht aandoen,’ vervolgde de stem, die nu zo dichtbij was dat ze zijn adem in haar nek voelde.
‘Sam!’ hijgde ze opgelucht. ‘Wat doe jij hier?’
‘Ik had een nachtmerrie,’ zei hij, en ze kon een grijns over zijn gezicht zien trekken.
‘Ga terug naar je bed,’ stamelde ze. Ze knipperde met haar ogen in een poging weer nuchter te worden. Sam het zijn vinger langs haar nek glijden. Ze schudde hem van zich af. ‘Lieve help, Sam. Wat doe je nou?’
‘Doe maar niet alsof je dat niet weet.’
‘Je bent nog maar kind.’
‘Nou, leer het me dan.’
‘Dat kan ik niet,’ zei ze en plotseling moest ze giechelen om de absurditeit van hun conversatie.
‘Waarom niet?’
‘Omdat ik dan ontslagen word.’
‘Heus niet.’
‘Toch wel.’
‘Wie zal ons dan verraden?’
‘Ik weet niet of ik jou wel kan vertrouwen,’ antwoordde ze op ondeugende toon.
‘Dus het is niet dat je het niet wilt?’ zei hij terwijl hij zijn lippen op de zachte huid tussen haar nek en schouders drukte. Ze huiverde van genoegen, maar diep in haar hart wilde ze dat ze de kracht had om hem te weerstaan.
‘Je bent nog een kind,’ herhaalde ze zwakjes.
Hij nam haar hand en legde die op zijn broek. ‘Is dit soms het gedrag van een kind?’ vroeg hij.
Ze voelde het krachtige bewijs van zijn verlangen en weer giechelde ze, eerder van de zenuwen dan van plezier. ‘Ik dacht het niet,’ zei ze gniffelend.
‘Ik ben klaar voor je,’ hijgde hij in haar oor.
Bea kon het niet helpen dat ze de hele situatie uiterst vermakelijk vond. Ze onderdrukte haar lach. ‘Ik wed dat je niet eens weet wat je ermee moet doen,’ zei ze terwijl ze hem zachtjes met haar hand kneedde.
‘Ik zou graag willen dat je het me leerde,’ zei hij. Plotseling voelde Bea zich een verleidster en ze genoot van de macht die haar dat gaf. De wijn had haar overmoedig gemaakt, haar denkvermogen afgezwakt zodat de dag van morgen mijlenver weg leek en deze nacht een magische limbo waarin alles mogelijk was. Ze draaide zich om zodat hij haar kon kussen. Toen ze zijn vochtige mond op de hare voelde, vergat ze dat hij een vijftienjarige jongen was, de zoon van haar werkgevers. Hij kuste als een man. Pas toen ze op het bed neervielen, keerde ze met een schok terug naar de werkelijkheid. Hij was vurig en energiek, maar hij wist niets van het ingewikkelde labyrint van het vrouwelijk lichaam. Na de eerste kus haalde ze zijn friemelende hand van haar borsten en besloot ze hem te leren hoe hij als een man de liefde moest bedrijven.
Toen Bea de volgende dag wakker werd, was ze blij dat het zondag was en ze de hele ochtend in bed kon blijven. Voordat Sam in de vroege uurtjes was teruggekeerd naar zijn kamer, had hij gepocht dat hij best de hele nacht had kunnen doorgaan en waarschijnlijk ook wel het hele weekend. Ze had hem geloofd. Hij was een snelle leerling en zoals elk kind met een nieuw speeltje kon hij het maar moeilijk wegleggen en naar bed gaan. In die zalige sluimer-toestand tussen waken en dromen glimlachte ze in zichzelf en dacht met trots terug aan haar gretige leerling, die tegen vijf uur ’s ochtends de kunst van de zachte aanraking en de zwoele kus geheel en al meester was. Geduld en zelfbeheersing waren hem nog niet gegeven, maar dat zou hij met het klimmen der jaren wel leren. Toen schoot haar echter weer te binnen dat hij pas vijftien was, en ze dook dieper weg onder de dekens.
Niet lang daarna werd ze wakker van het sensuele gelik tussen haar tenen. Ze kronkelde in haar slaap en een warm gevoel trok langs haar benen tot in haar buik. Toen ze vochtige lippen op haar dij voelde, begreep ze dat het geen verbeelding meer kon zijn en opende ze haar ogen om langs haar lichaam omlaag te kijken. ‘Sam, niet nu,’ protesteerde ze en ze rolde zich om.
Maar hij drong aan. ‘Je kunt me niet wegsturen. Ik weet nu wat je fijn vindt. Je kunt me toch niet weerstaan,’ zei hij terwijl hij zijn hand over haar naakte been liet glijden.
‘Wacht maar,’ antwoordde ze, waarna ze het kussen over haar hoofd trok. Maar Sam had gelijk. Ze was machteloos. Hij kende nu al haar gevoelige plekjes en wist hoe ze te stimuleren. Ze had geen verweer tegen de reactie van haar lichaam ondanks dat haar verstand om wat extra slaap schreeuwde. Ze liet zich door hem op haar rug draaien en terwijl ze tegenzin veinsde, bracht hij de lessen van de vorige nacht in de praktijk.
Sam kon aan niets anders meer denken dan seks. Het verleiden van Bea had een heel ander effect dan hij had gehoopt. In plaats van dat zijn lust werd getemperd, werd die juist alleen maar heftiger. Nog minder dan voorheen kon hij zich op zijn studie concentreren en het grootste deel van de dag staarde hij uit het raam van het klaslokaal, terwijl hij zich voorstelde wat hij met Bea zou doen zodra hij haar weer zag. Het feit dat het niet mocht, maakte de affaire alleen maar spannender. Hij genoot ervan om tegenover haar aan de ontbijttafel te zitten en zoals altijd een terloops gesprek met haar te voeren, terwijl hij slechts enkele minuten geleden uit haar slaapkamer was geslopen. En niemand die iets wist van hun nachtelijke avonturen.
Hij nam haar overal waar het maar mogelijk was en telkens wanneer ze eventjes alleen konden zijn. In de schuur, achter de appelbomen in de boomgaard, op het strand of in de verborgen grotten waar nog steeds het hardnekkige gefluister van al lang geleden gestorven smokkelaars weerklonk. Overdag was Bea druk bezig met de zorg voor Lucien en Joey, die constant toezicht nodig hadden en vermaakt moesten worden, waarna ze hun oudere broer de hele nacht door ten dienste stond. Ze was uitgeput, maar toch kon ze hem niet weigeren. Hij gaf haar te veel plezier.
Op school schepte Sam er niet over op. Dat was niet nodig. Zijn klasgenoten merkten dat hij was veranderd en ze bewonderden hem erom. Ingrid was te dromerig om de vermoeidheid van haar kindermeisje en de zelfvoldane uitdrukking op het gezicht van haar oudste zoon te zien. Inigo kwam bijna nooit zijn studeerkamer uit en de meisjes gingen te zeer op in hun kinderspel om aandacht te schenken aan het kindermeisje van hun jongere broertjes. Ze vonden zichzelf veel te oud voor een kindermeisje.
‘Kom mee naar de boomgaard,’ stelde Sam voor terwijl hij zijn vinger over de binnenkant van Bea’s onderarm liet glijden.
‘Ik kan niet. Ik moet de jongens kunnen horen roepen als ze me nodig hebben,’ antwoordde ze en ze trok haar arm terug.
‘Dat doen ze toch nooit. Ze slapen,’ wierp hij tegen. Hij rook het zweet op haar lichaam en voelde de pijn in zijn kruis.
‘Het is niet veilig. Straks worden we betrapt.’
‘Wat een onzin. Mama zit op het klif te schilderen, papa zit zoals altijd in zijn studeerkamer, de meisjes zijn bij Federica, en Nuno, ach wat kan ons Nuno schelen.’ Hij grijnsde.
‘Ik wil niet dat dit uit de hand loopt,’ zei ze, in een poging verstandig te klinken. ‘Je bent nog maar een kind.’
‘Jij hebt een man van me gemaakt,’ plaagde hij.
‘Dat had ik nooit moeten doen.’
‘Maar nu kan niets me meer tegenhouden. Ik ben gek op je.’
‘Je bent gek op alles wat een rok draagt en ik ben toevallig de eerste de beste die bij je in de buurt is,’ antwoordde ze.
‘Dat is niet waar, Bea. Ik vind je leuk. Echt waar,’ zei hij, in een poging om haar met vleierijtjes naar de boomgaard te lokken.
‘Dat zal wel.’
‘Het is echt zo. Voel maar,’ zei hij, en hij nam haar hand die hij op zijn broek legde.
Bea zuchtte en keek hem met een liefdevolle glimlach aan. ‘Hij is niet de enige waar het in een relatie om draait,’ zei ze hoofdschuddend. Ze trok haar hand weg.
‘Doe maar niet alsof je hem niet wilt. Je hebt hem geleerd om jou te bevredigen en nu kan hij er geen genoeg meer van krijgen. Vind je het niet heerlijk om zo begeerd te worden?’
‘Ja,’ gaf ze toe. ‘Maar ik moet mezelf steeds voorhouden dat je nog maar vijftien bent.’
‘Bijna zestien.’
‘Dat maakt niet uit. Soms ben je al zo volwassen dat je gewoon een vriend van me zou kunnen zijn. Maar dat is niet zo.’
‘Waar maak je je dan druk om?’ vroeg hij. Bea had hem willen zeggen dat ze verliefd op hem begon te worden, dat ze ’s nachts wakker lag en nadacht over het leeftijdsverschil van tien jaar en over hoe het zou zijn om een echte liefdesrelatie met hem te hebben. Maar diep in haar hart wist ze dat hij haar alleen maar om de seks wilde en dat hij niet van haar hield. Hij was niet eens verliefd op haar. Zodra hij volwassen was, zou hij verdwijnen en door het hele land harten breken, dacht ze treurig. Ze staarde in zijn oppervlakkige grijze ogen, die door de jaren heen nog aan diepgang moesten winnen, en naar zijn blonde haren die over zijn gladde voorhoofd vielen. Hoewel hij met zijn ondeugende grijns de charme van een aapje had, straalden zijn ogen iets arrogants uit, alsof hij maar al te goed wist dat hij slimmer en aantrekkelijker dan alle anderen was.
Zuchtend streek ze met haar hand over zijn wang. ‘Ik kan maar beter van je genieten zolang het kan,’ gaf ze met een bedachtzame glimlach toe. Terwijl hij achter haar aan de trap af liep en de tuin in ging, beantwoordde hij haar glimlach met een twinkeling in zijn ogen.
Het was avond. De geur van hooi hing in de koele lucht en de dauwdruppels kleefden aan het pasgemaaide gras en de omringende bloembedden. Langzaam viel de schemering en werd de zon door een ongeduldige maan verjaagd. Terwijl Sam het hek naar de ommuurde boomgaard opende, klonk in de verte het geruis van de oceaan en het droeve gekrijs van zeemeeuwen. Hij trok Bea in zijn armen om haar te kussen. Ze had geen tijd om de melancholie van de schemering of de geur van de rijpe appels op zich in te laten werken, want Sam drukte zich tegen haar aan, met zijn mond op haar hals en schouders en vervolgens op haar borsten, die hij met een vloeiende beweging uit haar beha had bevrijd.
Hij hield van haar borsten. Ze waren groot en rond, net zoals de marshmellows die Molly en Hester altijd op een vuur roosterden. Bleek, roze en pront, en altijd enthousiast reagerend. Hij wist nu hoe hij zijn tong eromheen moest bewegen. Ze hield van een zachte aanpak. Ze had hem gezegd dat een snelle, prikkelende aanraking al voldoende was om haar bloed rechtstreeks naar haar buik te doen stromen. Ze was groot en weelderig gevormd, op en top vrouw, en hij hield ervan om telkens weer die vrouwelijke plekjes te ontdekken die hem bleven fascineren. Toen ze zijn broek omlaag schoof, was hij zoals altijd klaar en ongeduldig. Ze liet zich op haar knieën zakken en nam hem in haar mond met de wanhopige hartstocht van een vrouw die alles doet om haar man te houden. Op dat moment kwam Nuno aan de andere kant van de boomgaard zachtjes aangelopen. Sam noch Bea hoorde hem, want hij liep met lichte tred en was zo geamuseerd door het sensuele tafereel dat zich voor zijn ogen afspeelde dat hij hen niet wilde storen.
Sams ogen waren geloken van genot, zijn mond stond open en zijn kaken hingen ontspannen naar beneden. Nuno vond dat hij er mooi uitzag, als een jonge god, een jonge Adonis of Hercules. Toen zijn kleinzoon het moment suprème bereikte, richtte hij zijn blik discreet op het rozenperk. Hij was ontzettend trots dat zijn kleinzoon de vleselijke geneugten had ontdekt. Het werd onderhand tijd, dacht hij. Zola’s Nana had vast en zeker zijn ontluikende sensualiteit aangewakkerd.
Sam kreunde en slaakte vervolgens een diepe, voldane zucht. Bea kwam giechelend overeind. Toen draaide Nuno zich luid kuchend om. ‘“De enige manier om een verleiding uit de weg te gaan is je eraan over te geven,’” zei hij, waarna hij Sam met opgetrokken wenkbrauwen aankeek.
‘Oscar Wilde,’ zei Sam braaf.
‘Molto bene, caro. Nu je je eraan hebt overgegeven, kan Mrs. Osborne maar beter teruggaan naar de kinderkamer.’
Bea knikte gegeneerd en holde zonder om te kijken door het hek de boomgaard uit. Haar gezicht was vuurrood. Ze had door de grond kunnen zakken van schaamte. Nuno was echter zeer geamuseerd.
‘Kom eens met me mee, jonge Samuel. Ik geloof dat ik iets aan je literatuurlijst moet doen,’ zei hij terwijl hij door het hek liep dat door Bea was opengelaten en heen en weer zwaaide aan zijn scharnieren.
In zijn bibliotheek aangekomen ging Nuno voor de stoffige boekenplanken staan terwijl hij zijn hand langs de ruggen van zijn geliefde boeken liet glijden. ‘Hier beleef ik veel plezier aan, Samuel. Mijn bewondering voor vrouwen stortte ineen toen ik ontdekte dat ze niet zo volmaakt waren als de oude Griekse beeldhouwwerken die ik als jongen heb bestudeerd.’
‘Hoe komt dat?’ vroeg Sam, die zich op de leren sofa van zijn grootvader had geworpen.
‘Ik heb maar één keer de liefde met je grootmoeder bedreven.’
‘Echt waar? Dan moet je wel heel vruchtbaar zijn geweest, Nuno.’ Hij grinnikte.
‘Dat was ook zo, dankzij het toeval of de wil van de goden. Nee, mijn jongen, toen ik ontdekte dat vrouwen schaamhaar hadden, vielen ze voor eeuwig van het voetstuk waarop ik ze in al mijn onschuld had geplaatst.’
Sam lachte. ‘Alleen maar vanwege het schaamhaar? Je geloofde toch niet echt dat vrouwen eruitzagen als die standbeelden?’ vroeg hij verbaasd.
Zijn grootvader trok een paar boeken uit de kast en streek liefdevol over de kaften. ‘Toch wel, Samuel. Daarna was het nooit meer hetzelfde.’
‘Arme grootmoeder.’
‘Ze was me zeer toegewijd. Toegewijd. Je zult nog wel leren dat de vleselijke geneugten, de verstrengeling van de lendenen, de stimulering van de genitaliën,’ zei hij, op elk woord afzonderlijk de nadruk leggend, ‘slechts een illusie zijn, beste jongen. Valse liefde. Je kunt je er tijdelijk in verliezen en dan is het voorbij en jaag je weer het volgende vluchtige genot na. Je kunt het je hele leven najagen, maar je kunt het nooit vasthouden. Nee, lieve jongen, liefde gaat veel dieper. En zo hield je grootmoeder van mij. Niet als een dier maar als een goddelijk wezen. Ja, een goddelijk wezen. Ecco,’ zei hij terwijl hij Sam de boeken overhandigde.
Sam nam ze aan en bekeek ze argwanend. ‘Casanova’s Memoirs en Oscar Wildes The Picture of Dorian Gray,’ las hij.
‘Het eerste zal je alles leren over de vleselijke geneugten, het tweede over hoe je daar geen misbruik van moet maken,’ zei hij wijs.
‘Bedankt,’ zei Sam en hij stond op.
‘Seksueel genot kan zowel een wapen als een toverstaf zijn, jonge Samuel. Geniet er op een verstandige manier van.’
‘U vertelt het toch niet aan mam, hè?’ vroeg Sam, die even bij de deur bleef aarzelen.
‘Ik bemoei me nergens mee, beste jongen, maar ik wil je wel adviseren om je liefdesspel te bewaren voor de donkere uren wanneer je door niemand kunt worden gezien.’ Hij richtte zijn aandacht weer op zijn boeken.
‘“De liefde is niet langer een genoegen als ze niet langer geheim is,’” antwoordde Sam met een zelfvoldane grijns.
‘Aphra Behn, The Lovers Watch,’ zei Nuno gewichtig. En nog altijd met de rug naar Sam toe voegde hij eraan toe: ‘Voor de rest van de familie is het nog steeds een geheim, beste jongen. Geniet er maar van.’ Hij glimlachte trots want hij had zijn kleinzoon de liefde voor literatuur bijgebracht.
Helena stond voor het raam van haar slaapkamer naar Federica te kijken die in de tuin met Hester en Molly aan het spelen was. Ze was blij dat Federica zich zo thuis voelde in haar nieuwe omgeving. Haar eerste semester op school was een groot succes geworden. Hester had Federica onder haar vleugels genomen en haar het gevoel gegeven dat ze deel van hun familie uitmaakte. Dat was precies wat Federica nodig had: een groot luidruchtig gezin om haar gedachten af te leiden van haar afwezige vader. Toen het semester ten einde was, hadden ze vaak lange middagen doorgebracht aan het strand, waar ze zandkastelen bouwden, op het klif picknickten, de grotten verkenden en naar Jakes oude smokkelverhalen luisterden. Oom Toby en Julian hadden haar meegenomen op de boot en haar geleerd hoe ze moest vissen, maar oom Toby gooide de vis altijd weer terug. Hij kon geen enkel levend wezen pijn doen. Federica was verkikkerd geraakt op Sam Appleby, hetgeen Helena helemaal niet verbaasde. Sam was immers een heel mooie jongen. En ook hij leidde haar af van haar vader. Het werkte allemaal positief uit, dacht ze. En voor haarzelf?
Door haar zorg voor Hal was ze aan huis gebonden. De brief die Ramon aan Federica had gestuurd, had haar diep gekwetst. Ze deed haar best hem niet te missen, maar toch betrapte ze zichzelf erop dat ze vaak terugdacht aan dat vreemde moment in Viña toen hun emoties hun verstand hadden overspoeld en ze de liefde hadden bedreven. Daarna had ze hem in bed met Estella betrapt en opnieuw voelde ze die misselijkmakende woede, alsof het gisteren was gebeurd. Ze had gehoopt dat ze al haar herinneringen aan Ramon in Chili had kunnen achterlaten, samen met alle sentimentele prullaria die ze gedurende hun eerste gelukkige jaren samen hadden verzameld. Maar het was moeilijker om hem los te laten dan ze had verwacht. Hij bleef in haar gedachten rondspoken, alsof hij haar zo wilde straffen. Hoe ze ook haar best deed hem van zich af te schudden, het beeld van hem bleef haar achtervolgen. Ze vroeg zich af waar hij was, of hij nog ooit aan haar dacht, of hij vandaag of morgen zou opduiken om haar te zeggen dat hij een vergissing had begaan, dat hij toch voor haar wilde vechten, dat hij zou proberen te veranderen. Hoe kon hij wel van haar houden en niet voor haar willen vechten? Ze begreep hem niet.
En dan waren er nog de kinderen. Ze kon maar niet begrijpen dat iemand van zijn kinderen kon houden zonder zich om hen te bekommeren. Hij had één keer geschreven maar was niet op bezoek gekomen. Het was nu al augustus. Ze hoorde Federica vaak naar haar vlinderkistje luisteren, wegdromend op de golven van de fascinerende verhalen van haar vader, alsof dat hem dichter bij haar zou kunnen brengen. Plotseling werd ze bevangen door de gedachte dat hem iets ergs was overkomen. Tot dan toe was die verklaring voor zijn stilzwijgen nog niet in haar opgekomen. Ze had hem alleen maar verweten dat hij hun verwaarloosde. Overmand door schuldgevoelens en spijt liep ze van het raam weg, stak een sigaret op en draaide het nummer van zijn ouders in Santiago.
‘Hola,’ klonk de stem van het dienstmeisje ver weg. Haastig vroeg Helena of ze Mariana kon spreken. Met een beklemd hart wachtte ze tot Mariana aan de telefoon kwam.
‘Met mij, Helena,’ zei ze, in een poging opgewekt te klinken.
‘Helena. Wat leuk om van je te horen,’ antwoordde Mariana. In haar stem klonk verwijt door. Ze had zo vaak aan haar kleinkinderen gedacht, zich afgevraagd hoe het met ze ging en of ze gelukkig waren in hun nieuwe omgeving. Ze had het heel erg gevonden dat ze nog niet hadden geschreven. Ontgoocheld en met groeiend ongeduld had ze hun brieven afgewacht. Maar ze wilde haar gevoelens niet aan Helena prijsgeven, uit angst dat ze het gesprek zou afbreken en haar voorgoed zou buitensluiten.
‘Ik heb niets meer van Ramon gehoord sinds zijn vertrek. Gaat het goed met hem?’ vroeg Helena haastig, maar aan de stem van haar schoonmoeder kon ze al horen dat er niets dramatisch was voorgevallen.
‘Heeft hij je niet gebeld?’ vroeg Mariana verrast.
‘Nee, hij heeft Fede geschreven,’ zei ze zwakjes. Ze probeerde haar emoties te bedwingen. Zij hoorde immers niet meer om hem te geven.
‘Is dat alles?’
‘Ja.’
‘Nou, hij is weer terug in Chili. Hij heeft hier in Santiago een appartement gekocht. Er komt in maart een nieuw boek van hem uit. Daar wordt een hoop aandacht aan besteed hier.’
‘Ach zo.’
‘Hoe gaat het met de kinderen?’
‘Ze hebben het naar hun zin hier. Natuurlijk missen ze jullie allebei. Ze zijn zo dol op jou en Nacho. En ik ook,’ zei ze, waarna ze een trekje nam van de sigaret in haar trillende hand. Plotseling werd ze overvallen door een gevoel van heimwee dat haar maag ineen deed krimpen.
‘Ben je wel gelukkig?’ vroeg Mariana, die het verdriet van haar schoondochter aanvoelde.
Helena zweeg even. Ze had willen beamen dat ze gelukkig was, maar ze wist niet of dat wel zo was. Ze wist alleen maar dat ze om de een of andere eigenaardige reden Ramon miste en iets van hem wilde horen. ‘Ja,’ antwoordde ze onbewogen.
‘Dat doet me goed,’ zei Mariana niet erg overtuigd.
‘Het duurt alleen even voordat ik weer gewend ben aan het leven hier,’ zei ze. ‘Ik ben eenzaam,’ voegde ze er tot haar eigen verbazing aan toe. Ze vroeg zich af waar die opmerking ineens vandaan kwam.
‘Je moet nog ingeburgerd raken. Het is niet niks om zomaar helemaal opnieuw te beginnen in een ander land. Het gras lijkt soms groener aan de andere kant, totdat je beseft dat je overal waar je naartoe gaat je problemen met je meeneemt.’
‘Ja,’ antwoordde Helena automatisch. Plotseling realiseerde ze zich dat Mariana gelijk had. Haar problemen waren haar gevolgd naar Polperro. Ze was nog steeds eenzaam en ontevreden. Ze had gedacht dat alles zou veranderen wanneer ze thuis was, dat alles weer zou worden zoals in haar kindertijd, die idyllische tijd voordat de verantwoordelijkheden van het gezinsleven haar hadden veranderd.
‘Je weet vaak pas wat je hebt als je het kwijt bent,’ voegde Mariana er ernstig aan toe. ‘Wat zal ik tegen Ramon zeggen?’ Ze hoopte nog steeds dat ze op hun besluit zouden terugkomen en hun huwelijk nog een kans zouden willen geven.
‘Zeg hem dat de kinderen hem missen. Zeg hem dat hij moet bellen of schrijven of, liever nog, op bezoek moet komen,’ zei ze, niet in staat te voorkomen dat haar woorden bitter klonken. ‘Zeg hem dat hij ze niet in de steek mag laten. Ze hebben hem nodig.’
‘En jij dan, mi amor?’
‘Niets. Ik bel in het belang van de kinderen,’ antwoordde ze vlak.
‘Bueno, ik zal het hem zeggen,’ zei ze. ‘Wil je de kinderen van ons groeten? We missen ze verschrikkelijk. Misschien kunnen ze ons een keer schrijven, we zouden het enig vinden om van ze te horen.’
‘Natuurlijk. Het spijt me dat ik er niet eerder aan gedacht heb,’ zei Helena schuldbewust, en ze nam zich voor de kinderen een tekening van hun nieuwe huis te laten maken.
Toen Helena het gesprek had beëindigd, liet ze zich in een fauteuil zakken en werd ze bevangen door twijfel. Had ze misschien een te haastig besluit genomen? Ze kwelde zichzelf met herinneringen aan Chili. Destijds haatte ze het, nu verlangde ze ernaar. Ze dacht aan haar vrienden, de zon, het strand, de geur van de sinaasappelbomen in de tuin, het geluid van spelende kinderen op straat, het blaffen van señora Baraca’s hond. Ze herinnerde zich de keren dat Ramon thuiskwam in haar uitgestrekte armen en haar rechtstreeks naar de slaapkamer droeg waar ze urenlang bleven om elkaar na de lange weken van scheiding weer helemaal opnieuw te ontdekken. Dat waren gelukkige tijden geweest. Zelfs toen ze hem haatte, was hij nog in staat geweest haar te bevredigen. Dat was de kracht van zijn aard. Het had haar met verbittering vervuld dat ze hem niet kon bezitten, hem niet kon temmen. Hier was ze dan, aan het andere eind van de wereld, en nog steeds verlangde ze ernaar hem te bezitten. Ze durfde zichzelf niet af te vragen of ze haar kinderen wellicht naar Engeland had gebracht om hem een reactie te ontlokken, omdat hij niet had gereageerd op de manier waarop ze had gehoopt. Hij had haar laten gaan. En wat nu?
Toen ze bij Federica het licht uitdeed, vertelde ze dat ze met abuelita had gesproken, dat ze de groeten kreeg en dat ze graag een tekening van haar nieuwe huis wilde hebben. Aanvankelijk was Federica blij. Ze sloot haar ogen en stelde zich de tekening voor die ze zou maken en de brief die ze zou schrijven. Maar niet lang daarna voelde ze haar hart ineenkrimpen van verlangen. Ze dacht aan het vriendelijke gezicht van haar grootmoeder, het zomerhuis in Cachagua waarvan ze zo had gehouden, de zee en het zachte zand, zo heel anders dan het zand in Engeland. Ze herinnerde zich haar grootvader met zijn panama, de ponyritjes op het strand van Papudo, en Rasta. Toen herinnerde ze zich haar moeders belofte dat ze een puppy zou krijgen en ze begon te huilen. Niet omdat ze nog geen puppy had gekregen, maar omdat de belofte was gedaan om haar af te leiden van de woordenwisseling die ze had opgevangen. ‘Nu hoef je ook nooit meer thuis te komen.’ De woorden van haar moeder echoden na in haar hoofd totdat ze er hoofdpijn van kreeg. Toen de wanhoop haar uiteindelijk te veel werd, maakte ze het vlinderkistje op haar nachtkastje open en liet haar gedachten wegdrijven naar de geheime wereld uit de verhalen van haar vader. Terwijl ze over het Andesgebergte zweefde, op leeuwenjacht in Afrika was en in een heteluchtballon hoog boven de vlakten van Argentinië zeilde, begon de pijn weg te ebben. Toen ze langzaam in slaap viel, voelde ze de zon op haar gezicht en de warmte op lichaam, en ze koesterde zich in de liefde van haar vader.