37

HELENA HAD KUNNEN ZIEN DAT FEDERICA ONGELUKKIG WAS, omdat ze zelf ook had geleden en de huwelijkse onvrede kende als geen ander. Maar Helena was nooit in staat geweest verder te kijken dan haar eigen behoeften. Ze zag alleen Hal, want Hal had ze nodig. Hij was altijd een deel van Ramon geweest dat ze voor zichzelf had kunnen houden. Hoezeer ze zichzelf ook van het tegendeel had geprobeerd te overtuigen, ze geloofde nog altijd dat ze van Ramon hield.

Arthur was aardig en meelevend, toegewijd en vrijgevig – alles wat een vrouw kon wensen in een man. Ze bleef echter naar de magie van de eerste jaren met Ramon verlangen. ’s Nachts in de vorm van sensuele dromen, die haar herinnerden aan het verloren paradijs, en overdag in de vorm van een knagend gevoel van spijt. Hoe slechter ze Arthur behandelde, hoe meer hij zijn best deed haar ter wille te zijn.

In het begin van hun huwelijk aanvaardde ze dankbaar zijn genegenheid en meende ze dat ze eindelijk had wat ze altijd had gewild. Maar in de loop van de tijd waren haar gedachten teruggegaan naar de andere kant van de oceaan, naar haar vroegere leven waarin ze, zo meende ze, het ware geluk had ervaren. Ze kon er niets aan doen dat ze naar iets anders verlangde, naar iets beters. Ze leek altijd ontevreden. Arthur had echter eindeloos geduld met haar. Hij had het gevoel dat hij zijn vrouw begreep. Ze voelde zich verwaarloosd en afgewezen. Wat ze nodig had was aandacht en begrip, geen harde aanpak. Hij was ervan overtuigd dat ze met de tijd milder zou worden en dat ze zichzelf een beetje geluk zou gunnen. Hij was ervan overtuigd dat zijn liefde genoeg was.

Hoe losbandiger Hal werd, hoe sterker Helena zich aan hem vastklampte. Als kind had hij het haar graag naar de zin gemaakt, hoewel hij nooit zo inschikkelijk was geweest als zijn zus. Federica had altijd genoeg aan zichzelf. Net als haar vader was ze liever alleen. Maar Hal had zijn moeder en haar niet-aflatende aandacht nodig. Als ze maar even werd afgeleid, vond hij altijd wel weer een manier om zijn moeder voor zichzelf op te eisen. Helena maakte zich echter grote zorgen over zijn plotselinge stemmingswisselingen; dan leek het alsof hij door de geest van een ander in bezit werd genomen. Door de geest van iemand met een neiging tot zelfvernietiging.

Hal was veel gecompliceerder dan zijn moeder vermoedde. Zijn karakter was als een heldere rivier die door een jeugd vol emotionele beroering was dichtgeslibd. Er was slechts weinig opschudding voor nodig om het water in een troebele stroom te veranderen. Door het huwelijk van zijn moeder met Arthur was zijn hart in een stroomversnelling geraakt. Maar de kiem was al jaren daarvoor gezaaid, in die bewuste zomer in Cachagua, toen hij nog een kind was.

Op vierjarige leeftijd was Hal zich pijnlijk bewust van zijn vaders genegenheid voor Federica. Omdat hij zijn jaloezie alleen maar in tranen en driftaanvallen kon uiten, nam Helena in haar egoïsme aan dat hij de spanningen tussen zijn ouders aanvoelde en haar tegen Ramon wilde beschermen. Maar Hal verlangde ernaar in de sterke armen van zijn vader te worden opgetild en even geliefd te zijn als Federica. Elke keer als Ramon met zijn zus het huis verliet, voelde hij zich afgewezen, en hoewel hij blij was met zijn treintje, benijdde hij Federica om de aandacht die ze kreeg met haar vlinderkistje. Toen Ramon in het strandhuis achterbleef in plaats van hen naar het strand te vergezellen, legde Hal dat, op zijn kinderlijke manier, uit als de zoveelste afwijzing. Ramon toonde nauwelijks belangstelling voor hem en iedere onverschillige blik vormde een nieuw laagje slib in zijn karakter, om uiteindelijk op een dag in de vorm van pijn en rebellie aan de oppervlakte te komen. En dus omwoekerde hij zijn moeder als klimop en verstikte hij haar met zijn afhankelijkheid, totdat ze alleen nog maar aan hem kon denken. Vervolgens onthield Helena hem het nieuws dat ze Chili voorgoed zouden verlaten en beloofde ze Federica een hond. Hal, die het niet gewend was door zijn moeder te worden gepasseerd, vatte ook dat als een afwijzing op. In zijn wanhoop haar te verhezen, klampte hij zich uit alle macht aan haar vast, waarna hij zelfs ’s nachts in haar armen mocht slapen. Hij eigende zich de leegte toe die Ramon had achtergelaten en vervulde daarmee Helena’s verlangen naar liefde.

Naarmate hij ouder werd, nam ook zijn zelfbewustzijn toe. Hij voelde zich schuldig dat hij zo intens van zijn moeder hield en leed aan extreme stemmingswisselingen. Het ene moment aanbad hij haar, om haar het volgende moment te verachten. Hij had zijn best gedaan Arthur te haten omdat zijn moeder van hem hield, maar desondanks was hij Arthur aardig gaan vinden. Deels omdat hij ook aardig was, deels omdat zijn zus hem haatte en hij merkte hoezeer zijn moeder van streek raakte door haar gedrag. Hal had het Helena altijd naar de zin willen maken. Zijn jaloezie, die als zwarte teer in zijn buik borrelde, kwam pas tot rust toen hij merkte dat ze meer van hem hield dan van Arthur. Haar liefde voor haar zoon was nog altijd even sterk. Arthur gaf hem de aandacht die zijn vader hem had moeten geven en Hal merkte dat hij op zijn vriendelijkheid reageerde met een dorst die zich in de loop der jaren had opgebouwd. Hij omhelsde hem met dezelfde hunkering als waarmee hij zijn moeder omhelsde. Arthur nam de tijd voor hem, luisterde naar hem, gaf hem cadeautjes, trok er samen met hem op uit – precies zoals Ramon met Federica had gedaan, en daar kwam nog bij dat Federica een hekel aan hem had. Arthur was helemaal alleen voor Hal en zijn moeder. Nu was het Federica’s beurt om in de kou te staan – totdat ze van Helena bij Toby en Julian mocht gaan wonen.

Vanaf dat moment ging hij gebukt onder de pijnlijke scheiding van zijn zus. Hij was dol op Federica en keek tegen haar op. Wederom had hij het gevoel dat Federica werd voorgetrokken. Hij leed in stilte, niet in staat zijn leed en verontwaardiging te uiten. En dus zocht hij troost in drank en sigaretten.

Op zijn eenentwintigste zat Hal in zijn laatste jaar van de kunstacademie in Exeter, waar hij kunstgeschiedenis studeerde. Op de een of andere manier kwam hij terecht in een groep met alleen maar studenten van de universiteit en gedurende dat jaar wist niemand dat hij eigenlijk geen universitair student was.

Hij woonde met vijf van zijn nieuwe vrienden in een huis dat midden in een zompig weiland lag. Er was geen verwarming en de elektriciteit moest telkens geactiveerd worden door geld in een meter te stoppen. In de keukenladen lagen muizenkeutels en de vuilniszakken werden buiten tegen de muur gekwakt zonder dat er verder nog naar werd omgekeken. Het huis was koud in de zomer en steenkoud in de winter, maar ze staken de haarden aan en sliepen in dikke truien. Hal werkte niet. Hij had alleen maar toegestemd verder te studeren omdat hij er nog niet uit was wat hij wilde gaan doen. Zolang hij nog studeerde was dat ook niet nodig. Het gaf hem drie extra jaren om te lanterfanten.

Hij rookte omdat de andere jongens ook rookten en bovendien hield het hem warm. Hij dronk om te vergeten dat hij een nietsnut was en om niet aan zijn moeder te hoeven denken die hem elke dag belde om te informeren of alles goed met hem ging. Omdat ze niet genoeg had aan haar man, zette ze haar klauwen steeds dieper in hem. Alcohol gaf hem zelfvertrouwen. Zolang hij onder invloed was, was hij even charismatisch, mysterieus en zelfverzekerd als Ramon Campione. Gedurende deze vluchtige momenten leek hij zelfs op hem.

De dieptepunten waren onverdraaglijk. Zijn onzekerheid brak dan door het pantser van de drank heen en knaagde venijniger dan ooit aan zijn gevoel van eigenwaarde. Wanneer de geldstroom opdroogde gaf Helena hem meer, zonder hem te vragen waar hij het voor nodig had. Ze vroeg het niet aan Arthur, ze gaf hem gewoon wat Arthur aan haar gaf. Toen ook dat niet langer genoeg was, verleidde hij Claire Shawton, een verlegen meisje met een mager, bleek gezicht en lange, dunne benen, omdat haar vader directeur was van Shawton Steel en zij niet onder een lege bankrekening gebukt ging. Claire, die de donkere, onpeilbare Hal niet kwijt wilde, gaf hem geld voor drank, sigaretten en andere uitspattingen, zoals zijn gokverslaving.

‘Ik ben geen alcoholist,’ verklaarde Hal wanneer ze tegensputterde. ‘Het ontspant me. Ik betaal het je terug, dat beloof ik je. Ik kan tijdelijk niet bij mijn geld, want ze doen moeilijk, dat is alles.’ Maar er deed niemand moeilijk, want er was geen geld. Alleen Helena’s blinde vrijgevigheid.

Het nut van Claire Shawton strekte zich alleen uit tot haar bankrekening, want als het op seks aankwam kon ze Hal in de verste verte niet bevredigen. Hij joeg zijn seksuele avonturen even destructief na als al het andere in zijn leven. Hij sliep met tientallen meisjes, beloofde hun liefde en trouw, maar liet ze vallen als een baksteen wanneer ze de relatie buiten de slaapkamer wilden voortzetten. Claire was op de hoogte van zijn escapades maar in plaats van de geldkraan dicht te draaien en hem de rug toe te keren, gaf ze hem telkens weer geld in ruil voor zijn kussen die ze als een dankbare hond aanvaardde.

Toen Hal in de vakantie naar Cornwall terugkeerde, viel het Arthur meteen op dat hij er mager en bleek uitzag, geen moment stil kon zitten en zich nergens op kon concentreren. Hij sliep bijna de hele dag en keek daarna tot ’s ochtends videofilms. Toen Arthur Helena over het onderwerp benaderde, verdedigde ze hem door te zeggen dat hij oververmoeid was, te hard studeerde en de vakantie nodig had om uit te rusten.

‘Val hem er niet mee lastig, Arthur, daar kan hij niet goed tegen,’ zei ze bezitterig. ‘Hij heeft al zo weinig zelfvertrouwen. Laat mij dat maar afhandelen.’

Zoals zo vaak rolde Arthur met zijn ogen en ging er niet verder op in. Helena was de laatste maanden koel en afstandelijk tegen hem. Hij was gewend aan haar stemmingswisselingen – het ene moment was ze de vriendelijkheid zelve, het andere moment afstandelijk – maar niet aan haar aanhoudende humeurigheid die nu haar hele persoonlijkheid leek te beheersen. Haar genegenheid voor hem scheen met de dag af te nemen, als een opbrandende kaars. Als hij niets ondernam zou de vlam uitgaan. Maar hij wist niet wat hij eraan kon doen. In zijn wanhoop vroeg hij zich af of ze misschien een ander had.

Helena had een ander. Ze zag alleen Ramon. Wanneer ze ’s nachts haar ogen sloot, wanneer ze overdag wegdroomde en wanneer ze in de stevige armen van Diego Miranda lag, zag ze het fascinerende gezicht van Ramon Campione voor zich. De enige man van wie ze dacht ooit te hebben gehouden. Ze had genoeg tranen van berouw vergoten om een van Diego’s schepen te doen zinken. Ze had teruggekeken op haar leven en haar fouten ingezien. Mariana had gelijk, je weet pas wat je mist als je het kwijt bent.

Ze wist waar Ramon was. Maar ze had in geen jaren iets van hem vernomen. Ze had zelfs niet de moeite genomen om hem van het huwelijk van zijn dochter op de hoogte te stellen. Had ze dat maar wel gedaan. Het was een goed excuus geweest. Nu had ze geen enkele reden meer om hem te bellen.

Helena was niet op een affaire uit geweest. Ze had er nooit over nagedacht noch naar verlangd. Ze was met haar hart ergens in het verleden en hield zich nauwelijks met het heden bezig. Ze zat met Arthur in een pub in Polperro, op een frisse zomerse zondag, toen een onbekende jongeman met lang zwart haar en gitzwarte ogen per ongeluk tegen haar op liep en een glas rode wijn over haar lichte kasjmieren trui morste. Ze verloor haar laatste restje geduld, niet zozeer met hem, maar met het leven in het algemeen en haar ellende in het bijzonder, en viel stevig tegen hem uit.

‘O, het spijt me,’ riep hij uit terwijl hij zich vertwijfeld tot de barman wendde. De barman reikte hem een theedoek aan waarmee hij beduusd de vlek op haar borst afdepte. ‘Wat ontzettend dom van me,’ zei hij terwijl Helena hem verbouwereerd aankeek.

‘Je accent,’ stamelde ze. ‘Waar kom je vandaan?’

‘Spanje.’ Haar maag keerde zich om en haar hoofd duizelde van een eigenaardig déjà vu-gevoel. Hij klonk precies als Ramon. Toen ze in zijn ogen keek geloofde ze dat ook die op die van Ramon leken, totdat ze in haar verlangen ging geloven dat hij Ramons schaduw was, door magie van hem losgemaakt.

‘Diego Miranda,’ zei hij, zijn hand uitstekend.

‘Helena Cooke,’ antwoordde ze. ‘Ik heb in Chili gewoond,’ voegde ze eraan toe. Ze was de natte vlek op haar trui al helemaal vergeten.

‘Echt waar?’ zei hij beleefd. ‘Dan spreek je vast ook Spaans.’

‘Jazeker,’ zei ze geestdriftig. Haar stem was hees van opwinding. ‘Maar ik heb het in geen jaren gesproken.’

‘Een taal als Spaans vergeet je nooit.’

‘Nee, dat is waar,’ beaamde ze terwijl ze wegdroomde op de muziek in zijn stem, die haar vanaf de mistige kusten uit een ver verleden scheen te roepen. ‘Wat doe je voor werk?’

‘Ik zit in de scheepvaart.’

‘Aha, de Armada.’ Ze lachte.

‘Zoiets ja,’ zei hij toegeeflijk. ‘Ik zal je mijn adres geven, dan kun je mij de rekening sturen.’

‘De rekening?’

‘Van de stomerij,’ zei hij met een geamuseerde frons.

‘Ach natuurlijk, de rekening.’ Ze giechelde en toen hij haar glimlachend aankeek, begon haar maag weer te draaien. ‘Woon je in Polperro?’

‘Nee, ben slechts op bezoek.’

‘O.’ Ze zuchtte en probeerde haar teleurstelling te verbergen. ‘Waar logeer je?’

‘Bij vrienden.’

‘Om de omgeving te verkennen?’

‘Ja.’

‘Vreemd,’ zei ze hoofdschuddend. ‘Zo heb ik Ramon ook ontmoet.’

‘Wie is Ramon?’ vroeg hij.

‘O, iemand uit een vorig leven,’ zei ze, de herinnering weglachend. ‘Ik heb hem indertijd de oude grotten en smokkelaarsschuilplaatsen laten zien. De plekjes die je niet in de reisgidsen vindt.’

Diego’s ogen twinkelden belangstellend. ‘Echt waar?’ zei hij, waarna hij haar vanonder zijn dikke Spaanse wimpers toegrijnsde. ‘Ik ben bang dat ik het volgens de reisgids moet doen.’

‘O, gaan je vrienden niet met je op pad?’

‘Die hebben geen tijd, ze moeten werken,’ zei hij met een blik op haar omhoogkrullende mondhoek.

‘Als je een gids wilt, dan kan ik je plekken laten zien waar maar weinig mensen van weten. Ik ben hier opgegroeid, snap je,’ verklaarde ze.

‘Ik zou me vereerd voelen,’ zei hij en terwijl hij een buiging maakte, kuste hij haar hand.

Ze keek hem met een brede, zorgeloze glimlach aan, tot ze werd afgeleid door Arthurs onophoudelijke gezwaai vanaf de andere kant van de pub. ‘O god,’ zuchtte ze geprikkeld. ‘Ik was hem helemaal vergeten. Maar maak je geen zorgen,’ reageerde ze op zijn onderzoekende frons, ‘ik ben hier morgen om elf uur.’ Hij knikte begrijpend en trok een wenkbrauw op, verbaasd over haar aanbod. Als een echte Latino waren haar ringen en de bezorgde echtgenoot hem niet ontgaan.

Diego stond verbaasd over Helena’s gretigheid om een affaire te beginnen en veronderstelde dat ze er al vele had gehad. Ze reed hem langs de kust en bedreef de liefde met hem in de auto op het klif, uitkijkend over de zee. Later nodigde ze hem uit bij haar thuis, waar ze hem mee naar haar slaapkamer nam. Ze genoot van zijn stevige armen, van het zelfvertrouwen waarmee hij haar kuste, van de sensuele manier waarop hij haar streelde. Ze sloot haar ogen en vroeg of hij in het Spaans tegen haar wilde praten terwijl ze in gedachten terugging naar de tijd dat Ramon haar nog niet was ontvlucht.

De eerste keer dat Arthur moeite had met het opendraaien van de douchekraan was hij lichtelijk verbaasd. Als Helena had gedoucht, drupte hij nog na. De tweede keer was hij met stomheid geslagen. De derde keer gaf zijn intuïtie hem in dat het een man moest zijn geweest. Hij zocht steun tegen de tegelwand en voelde het bloed uit zijn gezicht wegtrekken. De laatste paar dagen was Helena aardiger en gelukkiger geweest dan anders; ze had niet gesnauwd en hem niet genegeerd. Ze had hem liefdevol en een beetje schuldbewust omhelsd. Hij liet het hete water op zijn huid kletteren om het bonzen in zijn hoofd te doen verstommen, in de hoop weer helder te kunnen denken.

Hij meende dat haar gereserveerdheid te wijten was aan het feit dat ze zich zorgen maakte om Hal. Hij had het niet als een symptoom gezien dat haar genegenheid voor hem aan het afbrokkelen was. Hij aanbad haar. Seks was nooit een probleem geweest; zelfs in moeilijke tijden hadden ze in bed kunnen vrijen en lachen. Het idee dat ze zich aan een andere man had gegeven, maakte hem misselijk van jaloezie. Hij voelde zich gekrenkt door haar afwijzing. Had hij daarvoor al die moeite gedaan om het haar naar de zin te maken?

Hij vroeg zich af wie het zou kunnen zijn. Maar Arthur was niet op zijn achterhoofd gevallen. Was hij dat maar, want het lag zo voor de hand, en dat maakte het allemaal nog pijnlijker. Hij had haar in de pub met de donkere vreemdeling zien praten. Ze was met een rood gezicht en een afwezige blik weer bij hem aangeschoven, waarna ze geregeld in zijn richting had gekeken. Wanneer hij haar blik beantwoordde, sloeg ze koket haar ogen neer. Arthur was er niet blij mee, maar hij had het door de vingers gezien. Een beetje onschuldig flirten kon geen kwaad als ze zich daar aantrekkelijker door voelde.

Ze was in een opgewekte stemming met Arthur vertrokken en had de hele weg naar huis druk zitten praten. Gewoonlijk staarde ze afwezig uit het raam en reageerde ze kortaf wanneer hij een gesprek probeerde te beginnen. Hij had echter niets vermoed. Hij had nooit gedacht dat ze zo onbetrouwbaar zou zijn.

Op zijn wanhoop volgde woede. Hij haalde diep adem en sloeg met zijn vlakke hand tegen de douchewand. Hij dacht terug aan hun eerste kus, hun eerste strelingen, hun huwelijksdag en de gelukkige tijd die daarop was gevolgd, en voelde niets dan haat en afkeer. Daarna kwamen alle pijnlijke opmerkingen die ze hem had toegesnauwd bovendrijven en besefte hij hoe harteloos ze hem vaak behandelde. Hij beet gekwetst op zijn lip. Hij had het allemaal over zich heen laten komen omdat hij van haar hield. Maar dit was de druppel. De vernedering was té groot.

‘Ik zal de schoonheid uit Polperro nooit vergeten,’ zei Diego terwijl hij zijn vinger over Helena’s gezicht liet glijden en opnieuw haar bevredigde lippen kuste.

Helena zuchtte voldaan. ‘Wanneer vertrek je?’ Ze nam niet eens de moeite het jammerlijke toontje in haar stem te onderdrukken.

‘Morgen.’

‘Morgen,’ herhaalde ze. Het zweet brak haar uit. ‘Je bedoelt dat je morgen gewoon vertrekt?’

‘Weet je wat jouw probleem is?’ zei hij hoofdschuddend.

‘Hoe bedoel je?’ zei ze terwijl ze zich gepikeerd terugtrok.

‘Je bent te gretig.’

‘Te gretig? Ik ben helemaal niet gretig.’

‘Dat ben je wel, mi amor. En dat is verstikkend. Je bent een verpletterende octopus. In jouw armen krijgt een man het gevoel dat er geen ontsnappen meer aan is.’

‘Hoe durf je,’ siste ze terwijl ze uit het hotelbed stapte.

‘Helena, mi amor, dat moet je niet als kritiek opvatten,’ hield hij vol, glimlachend om haar plotselinge stemmingswisseling. ‘Je bent een mooie vrouw. En leuk bovendien. Ik wed dat je heel wat harten breekt in Cornwall.’

‘Maar niet dat van jou.’

‘Helena,’ zei hij toegeeflijk. ‘Kom nou eens hier.’ Ze liep mokkend terug naar het bed, ging op de rand zitten en het hem haar haren strelen. ‘Je doet me aan een gevallen engel denken. Je vond me omdat je eenzaam was. Je bent een ontevreden vrouw, dat kan elke man zien. Maak je geen zorgen, voor mij tien anderen.’

‘Hoezo, tien anderen?’ riep ze met afschuw.

‘Andere mannen. Mi amor, je gaat me toch niet vertellen dat ik de eerste ben met wie je je man bedriegt?’

‘Maar natuurlijk wel. Wat dacht jij dan, ik ben geen hoer!’

‘Alsjeblieft, begrijp me niet verkeerd,’ haastte hij zich te zeggen, in een poging zijn fout te herstellen.

‘Ik wil dat je gaat,’ zei ze ijzig. Het speet haar ineens dat ze hem ooit had ontmoet. De echo van Ramons onverschilligheid weerklonk uit het verleden en ze vroeg zich af waarom ze zich alleen de magie herinnerde.

‘Helena.’

‘Ik wil dat je gaat. Nu!’ vervolgde ze terwijl ze opstond en hem zijn kleren toegooide. ‘Ik wilde je omdat je me aan iemand herinnerde. Maar ik heb me schromelijk vergist! Je bent al een even grote illusie als hij. Ik liep met mijn hoofd in de wolken, maar jij hebt me wakker geschud.’ Diego nam haar met toegeknepen ogen op, in een poging haar woorden te doorgronden. ‘Nou, maak dat je wegkomt!’

‘Toe nou, Helena, niet boos zijn,’ zei hij vleiend, terwijl hij onwillig opstond. ‘Laten we als vrienden uit elkaar gaan.’

‘We zijn nooit vrienden geweest,’ kaatste ze terug. ‘We waren minnaars, maar dat is verleden tijd, nu zijn we niets meer.’

‘Hoe is het met die “illusie” afgelopen?’

‘Hij heeft nooit echt bestaan,’ snauwde ze. ‘Net zomin als jij.’

‘Je bent te wanhopig, Helena. Je schrikt mannen af.’

‘Ga!’

‘Het is waar. Maar de seks was goed,’ zei hij met een scheef lachje terwijl hij zijn schoenen aantrok. ‘Je bent een aantrekkelijke vrouw, Helena Cooke.’

‘Ik wil je nooit meer zien!’ schreeuwde ze hem na. De deur viel in het slot en weg was hij. ‘God, wat bezielde me?’ vroeg ze zich hardop af terwijl ze zich in een stoel liet zakken. Het enige wat restte was een onopgemaakt bed en een intens gevoel van walging. Grommend van woede verborg ze haar hoofd in haar handen. Hoe durfde hij te denken dat ze haar man met jan en alleman bedroog? Hoe had ze zo onnadenkend kunnen zijn? Ze dacht aan Arthur en schaamde zich diep. Hoe had ze zichzelf zo kunnen verlagen? Het enige verwijt dat ze Arthur kon maken was dat hij dol op haar was. Waarom klampte ze zich aan de schaduw van Ramon vast terwijl Arthur echt was en zielsveel van haar hield? Ze had een grote fout begaan.

Toen ze thuis aankwam was het donker. De late zomerzon was achter de stad ondergegaan en had plaatsgemaakt voor een heldere volle maan. Ze was moe en terneergeslagen. Tot haar verrassing was het licht in de slaapkamer nog aan, waaruit ze afleidde dat Arthur thuis was. Haar hart sprong op van vreugde en begon steeds wilder te bonzen. Het liefst zou ze als een kind naar hem toe hollen en zich verontschuldigen voor de vervelende manier waarop ze hem had behandeld. De gedachte aan Arthurs geur, zijn tedere omhelzing en zijn bemoedigende glimlach vervulden haar met berouw. Ze wilde zich tegen hem aan nestelen zoals ze in het begin van haar huwelijk had gedaan en opnieuw dat gevoel van veiligheid ervaren, die intimiteit en vriendschap. Ze wilde Diego Miranda voor altijd vergeten. Was ze hem die avond in de pub maar nooit tegengekomen. Het had niet veel gescheeld of ze had alles verloren door een onbenullige affaire. Waarom jaagde ze toch altijd dromen na?

Ze stak de sleutel in het slot en morrelde om de deur open te krijgen, maar er kwam geen beweging in. Ze besloot aan te bellen. Toen Arthur niet naar beneden kwam riep ze naar boven. Tot haar verbijstering zag ze op hetzelfde moment het licht in de slaapkamer uitgaan. Als versteend staarde ze naar boven. Ineens besefte ze dat hij het wist. Op de een of andere manier was hij erachter gekomen. Of hij had er gewoon schoon genoeg van. ‘Arthur!’ riep ze in paniek. ‘Arthur!’ Maar in het huis bleef het stil en donker. ‘Arthur, laat me erin!’ Ze bleef roepen totdat haar stem hees was en de koude muur van het huis haar smeekbeden pijnlijk rondechode. Ze zeeg neer op de grond en begon hartverscheurend te snikken. Arthurs geduld was op.

Arthur keek door de kier in de gordijnen toe terwijl zijn vrouw terugliep naar de auto en in de nacht verdween. Zijn emoties brandden in zijn keel en zijn hart bonsde tegen zijn ribben, omdat hij wist dat hij het risico liep de enige vrouw van wie hij ooit had gehouden te verhezen. Maar hij wist ook dat hij niet langer met zich moest laten sollen. Dit was de druppel. Ze was te ver gegaan. Het werd tijd dat hij haar respect terugwon. Ze had tijd nodig om te gaan inzien dat hun relatie iets bijzonders was, een veilige haven, iets wat gekoesterd moest worden in plaats van achteloos op het spel te worden gezet.

Hij liet zich op de rand van het bed zakken en verborg zijn hoofd in zijn handen. En voor het eerst in jaren huilde hij.

Hal was van Federica vervreemd. Ze was nu getrouwd en haar leven liep niet meer evenwijdig aan dat van hem. Daarom was hij ook verbaasd toen ze hem kort na Nuno’s begrafenis belde en vroeg of hij in zijn vakantie in Londen met haar wilde gaan lunchen. ‘Ik moet je spreken, Hal,’ zei ze met een stem die anders klonk dan gewoonlijk. Hal was maar al te blij dat hij het huis van zijn moeder kon ontvluchten. Ze zat hem veel te dicht op de huid en bestookte hem met vragen in haar stilzwijgende behoefte bij zijn leven te worden betrokken. Ze wilde alles weten over Exeter, wie zijn vrienden waren, of hij een vriendinnetje had, wat hij ’s avonds zoal deed. Hij wentelde zich vaak in haar aandacht, maar even vaak stuitte haar opdringerigheid hem tegen de borst. Het verstikte hem.

Arthur zag hem als een zombie door het huis dolen en kwam tot de conclusie dat hij volwassen werd en zich aan het losmaken was. Maar zijn onrust en bleke gezicht bleven hem dwarszitten.

Hal ontmoette Federica in La Caprice. Het viel hem op dat ze in een paar maanden flink was afgevallen. Zij op haar beurt zag hoe mager en bleek hij was. ‘Je ziet er vreselijk uit, Hal. Wat is er in vredesnaam met je aan de hand?’ vroeg ze terwijl ze een fles bronwater bestelde.

‘Voor mij een Bloody Mary,’ zei Hal. ‘Met mij gaat het prima. Je ziet er goed uit.’

‘Dank je,’ reageerde ze. ‘Ik heb mezelf weer in de hand,’ voegde ze eraan toe. Ze was bijna vijf kilo kwijt.

‘Mooi. Jij trakteert, hè?’

‘Ja hoor.’

‘Goed zo, laten we maar vast bestellen. Ik val om van de honger,’ zei hij terwijl hij de menukaart openklapte.

‘Hoe is het met mama?’

‘Goed, geloof ik. Ze kan nog altijd behoorlijk zeuren,’ mopperde hij.

‘Toby en Julian?’

‘Waarom vraag je het ze zelf niet? Je gaat nooit eens bij ze langs.’

‘Ik heb het zó druk.’

‘Ja ja.’

‘Nee, heus.’

‘Ik neem een bief met patat,’ zei hij, de kaart dichtklappend.

‘Je ziet er niet uit alsof je regelmatig bief met patat eet. Je bent broodmager.’

‘In godsnaam, je lijkt mama wel,’ klaagde hij. ‘Waarom heb je me trouwens uitgenodigd? Ik kan me bijna niet voorstellen dat het alleen maar voor de gezelligheid is.’

‘Jawel hoor. Ik zie je bijna nooit meer.’

‘Alsof dat mijn schuld is.’

‘Nee, dat is zo. Maar ik heb ook je hulp nodig.’

‘Waarvoor dan?’ verzuchtte hij, met zijn ogen rollend. Ze had hem over het briefje van haar vader willen vertellen, maar hij deed zo vijandig en afstandelijk dat ze zich bedacht.

‘Ik wou je vragen of je van mama het telefoonnummer van abuelita kunt loskrijgen,’ zei ze.

‘Waarom bel je haar zelf niet?’

‘Omdat ik niet wil dat ze weet waarvoor ik het nodig heb,’ verklaarde ze. ‘Je hoeft het alleen maar even in haar boekje op te zoeken, ze zal het vast ergens hebben.’

‘Waarom mag ze het niet weten? Abuelita is je grootmoeder.’

‘Ja, en papa’s moeder,’ zei ze. ‘Hal, doe niet zo naïef. Mama heeft al jaren geen contact met haar gehad. Ze haat papa. Ze vond het vreselijk toen hij ons schreef.’

‘Hij schreef jóú,’ verbeterde hij haar bits. ‘Mij heeft hij nooit geschreven.’

‘Oké, oké. Ik denk alleen dat je het toch beter stiekem kunt doen, geloof me.’

‘Dat gaat je geld kosten.’

‘Pardon?’

‘Ik meen het,’ zei hij resoluut.

‘Je houdt me voor de gek.’

‘Echt niet,’ hield hij ijskoud vol. ‘Wat krijg ik er anders voor terug?’

‘Oké, hoeveel wil je hebben?’

‘Honderd pond.’

‘Honderd pond?’ herhaalde ze ontsteld. ‘Grapje zeker.’

‘Ik heb de trein moeten nemen, een retourtje dus. Bovendien is het een bloedsaai stuk. Dat is het minste wat je kunt doen. Trouwens, het is Torquils geld en die laat het toch graag rollen.’

Federica keek haar broer aan en herkende amper de Hal met wie ze was opgegroeid. Ze fronste haar voorhoofd. ‘Wat doe je vreemd vandaag. Wat is er met je aan de hand?’ vroeg ze terwijl ze met haar ogen zijn gezicht aftastte naar een vertrouwde uitdrukking.

‘Het geld, of anders geen telefoonnummer.’

‘Ik wil het adres en het telefoonnummer, van Cachagua én Santiago,’ zei ze ferm.

‘Afgesproken.’

‘Goed,’ antwoordde ze, zijn hand schuddend. Hij zette zijn mes in de biefstuk.

‘Ik wil het geld nu,’ zei hij terwijl hij opstond.

‘Waar ga je heen?’

‘Naar het toilet. Ben zo terug.’ Ze keek hem na terwijl hij onvast tussen de tafeltjes door laveerde en vroeg zich af of hun vader ook een oogje op hem hield. Toen drong het pas tot haar door dat Ramon Hal nooit had geschreven.

Helena schaamde zich te diep om haar ouders te vertellen waarom Arthur haar niet had binnengelaten. Ze trok zich terug op haar oude kamer, waar ze woedend langs het raam ijsbeerde.

‘Arme Helena,’ jammerde Polly tegen haar echtgenoot. ‘Ze is woedend op Arthur.’

‘Nee,’ zei Jake eenvoudig. ‘Ze is woedend op zichzelf. Ze heeft het weer verknald.’

Helena wilde geen kwaad woord over Arthur horen. Toen ze Federica belde om haar van hun breuk te vertellen, brak ze het gesprek af door op te hangen toen haar dochter haar stiefvader de schuld in de schoenen wilde schuiven.

‘O, Federica,’ had ze ongeduldig verzucht. ‘Je weet niet eens wat er gebeurd is.’

De volgende ochtend was ze terug naar huis gereden om Arthur te spreken, had op de deur gebonsd en was hem zelfs naar zijn werk gevolgd. ‘Arthur, ik kan het uitleggen,’ smeekte ze, maar hij wilde niet luisteren.

‘Je bent te ver gegaan, Helena,’ reageerde hij mat. ‘Ik kan er niet meer tegen. Ik wil je alleen nog terug als je bereid bent te veranderen, en dat kun je niet in een dag beslissen. Denk daar maar eens over na.’ Geschokt door zijn onderkoelde reactie, keerde ze met hangende schouders terug naar haar ouders, waar ze huilend op haar moeders schouder klaagde dat hij niet meer van haar hield.

Alleen Toby kreeg de waarheid te horen. ‘Ik ben vreemdgegaan,’ bekende ze. Ze zaten op het winderige strand en probeerden zich boven het gebulder van de branding en het gekrijs van de meeuwen verstaanbaar te maken.

‘O, Helena,’ zuchtte Toby. ‘Met wie, in godsnaam?’

‘Met een Spanjaard.’

‘Met een Spanjaard?’ riep hij hoofdschuddend uit. Hij stond versteld van haar dwaasheid.

‘Een verdomde Spanjaard,’ herhaalde ze vinnig terwijl ze haar armen over elkaar vouwde en vol zelfmedelijden begon te sniffen.

‘Waarom?’

‘Omdat hij me aan Ramon deed denken.’

Toby prikte met een stok in het zand. ‘Je bent bezeten door een geest, Helena,’ zei hij ernstig.

‘Weet ik,’ antwoordde ze, waarna ze er boos op liet volgen: ‘Dat zie ik nú ook wel in!’

‘Je wilt altijd het onmogelijke.’

‘Dat hoef je me niet te vertellen,’ snauwde ze afwerend. ‘Ik ben ontzettend stom geweest en ik ben de eerste om dat toe te geven.’

‘Heb je ooit van Arthur gehouden?’ vroeg hij. Ze tuurde over de golven naar de grijze wolken die snel kwamen aandrijven, en dacht terug aan de woede van haar echtgenoot. ‘Nou?’ drong hij aan.

‘Natuurlijk wel. Ik wist het alleen niet.’ Toby fronste. ‘Het is niet de allesverterende liefde van Ramon,’ verklaarde ze. ‘Het is een rustiger soort liefde. Ik geloof dat ik het niet hoorde. Ik had het veel te druk met luisteren of ik het gebrul ook hoorde. Mijn liefde voor Arthur is veel kalmer. Het heeft even geduurd, maar ik begin het nu te horen.’

‘Als het gebrul is weggestorven, rest er iets dat sterker en blijvender is,’ grinnikte Toby, denkend aan Julian. ‘Arthur is een goeie vent.’

‘Dat besef ik nu ook. Ik snap alleen niet dat ik zo’n onnozele affaire nodig had om te zien hoeveel Arthur voor me betekent. Ik heb hem als oud vuil behandeld. Ik heb me zo onverschillig tegenover hem gedragen. En hij heeft het allemaal over zich heen laten komen. Welke man zou zo toegeeflijk zijn? Ik verdien hem niet.’ Toen keek ze haar broer met grote, verdrietige ogen aan. ‘Ik ben hem kwijt, denk je niet?’ zei ze.

Toby sloeg een arm om haar schouder en kuste haar voorhoofd dat naar zout smaakte. ‘Ik weet het niet, lieverd. Je schijnt niets van je fouten te hebben geleerd.’