9

RAMON SLENTERDE HET STRAND OP EN ERVOER VOOR HET EERST IN zijn leven de onzegbare pijn van verlies. Het was avond en hij was alleen. Hij had Rasta niet opgehaald, want zonder Federica had dat weinig zin. Dus toen hij langs de tuin was gekomen waarin de hond zat opgesloten, had hij het schorre, opgewonden geblaf genegeerd. Zijn hart was vol berouw en zelfverwijt en toch overwoog hij geen moment zijn manier van leven op te geven, zoals Helena van hem had verlangd. Hij had niet eens aangeboden het te proberen. Hij zwolg in zijn ellende en de melancholie van de invallende schemering. Met een vermoeide blik tuurde hij naar de horizon en probeerde zich hun nieuwe thuis in Engeland voor te stellen. Hij dacht aan Polperro en aan de eerste keer dat hij Helena had ontmoet. Zoals toen moest het nu ook ongeveer zijn.

Terwijl hij in het zand neerhurkte, keek hij uit over de Grote Oceaan die zich vrij en ontembaar voor hem uitstrekte. Hij was destijds als de zee geweest en had zich op de stroom van zijn verbeelding laten meevoeren over de wereld. In die tijd was hij nog jong en avontuurlijk en waande hij zich onsterfelijk. Alles was toen mogelijk. Hij reisde veel. De ene keer sliep hij onder de sterren, de andere keer bij vreemden die zo vriendelijk waren hem onderdak te verschaffen. Hoewel hij met een gouden lepel in zijn mond was geboren, had hij nooit veel waarde gehecht aan geld. Zolang hij onderweg was, was hij gelukkig. Aanvankelijk had hij gedichten geschreven, die een vriend van zijn vader als eigenaar van een kleine uitgeverij in Santiago voor hem had uitgegeven. Het was buitengewoon opwindend geweest om zijn werk voor het eerst gedrukt in de winkeletalages te zien liggen, met zijn naam in grote letters op de omslag. Maar uiteindelijk gaf hij ook weinig om roem en voelde hij zich gelukkiger wanneer hij onopgemerkt over de wereld kon reizen. Daarna had hij, geïnspireerd door zijn avonturen, een aantal korte verhalen geschreven. Na die publicatie was hij niet langer een vreemde in Chili en werd hij op straat herkend. Zijn boeken werden in heel Chili verkocht. Zijn foto verscheen in El Mercurio en La Estrella en hij begon voor verschillende bladen te schrijven, waaronder de Geo Chili. Zijn verlangen creatief te zijn was onverzadigbaar, niets kon hem tegenhouden. Hij verbleef steeds net lang genoeg in Chili om zijn familie op te zoeken en reisde dan weer verder, alsof hij bang was door zijn eigen schaduw te worden ingehaald.

Toen hij Helena voor het eerst ontmoette, werkte hij voor de National Geographic aan een artikel over historische plaatsen in Cornwall. Een oude verweerde zeeman, die in St. Ives was opgegroeid en na de marine in Valparíso terecht was gekomen, had hem tot het stuk geïnspireerd. De man had zo’n boeiend verhaal over het land van Koning Arthur opgedist dat Ramon het met eigen ogen had willen aanschouwen. Hij had er geen spijt van gekregen. De dorpen en stadjes ademden een verleden uit alsof de moderne tijd eraan voorbij was gegaan. De witgekalkte huizen lagen in de weelderige groene heuvels, die steil uitliepen in zee. De inhammen waren beschutte plekken waar de geesten van smokkelaars en schipbreukelingen nog rondwaarden. De wegen waren niet veel meer dan smalle kronkelende paden, omzoomd door hagen en bermen vol fluitenkruid en hoge grassen. Hij was er weg van geweest. Maar als hij Helena niet had ontmoet, was hij nooit verder dan de buitenkant gekomen.

Helena Trebeka zat op de kade in Polperro toen Ramon haar voor het eerst zag. Ze was slank, zorgeloos, en haar lange golvende haar was zó licht dat ze onmiddellijk zijn aandacht trok. Terwijl hij haar aandachtig opnam, bedacht hij hoe hij haar in een van zijn verhalen kon verwerken. Hij stelde zich voor dat ze de kleindochter van een smokkelaar was. Een meisje met een vrij, opstandig karakter, dat deed waar ze zin in had – hij zat er niet ver naast. Ze betrapte hem op zijn starende blik en keek uitdagend terug. Omdat hij haar niet wilde beledigen, liep hij naar haar toe en ging naast haar zitten.

‘Je bent zo mooi als een zeemeermin,’ zei hij met een glimlach. Ze nam hem aangenaam verrast op. De Engelse mannen waren nooit zo poëtisch en vermetel, en bovendien waren de meeste mannen die ze kende bang van haar.

‘Het spijt me dat ik je moet teleurstellen, maar ik heb benen en geen vinnen,’ reageerde ze met een opgewekte glimlach.

‘Dat zie ik. Lijkt me eerlijk gezegd ook een stuk praktischer.’

‘Waar kom je vandaan?’ vroeg ze. Hij sprak met een zwaar accent en zijn zwarte haar en bruine huid waren nieuw voor haar, net als de leren mocassins aan zijn voeten.

‘Ik kom uit Chili,’ antwoordde hij.

‘Waar ligt dat?’ vroeg ze, niet onder de indruk.

‘In Zuid-Amerika.’

‘O.’

‘De wereld houdt niet op buiten Polperro,’ plaagde hij haar.

‘Weet ik,’ zei ze op scherpe toon. Hij moest vooral niet denken dat ze een provinciaaltje was. ‘En wat doe jij in een dorpje als dit?’ vroeg ze, omdat ze haar nieuwsgierigheid niet langer kon bedwingen.

‘Ik werk aan een artikel over Cornwall,’ zei hij.

‘Vind je het wat?’

‘Wat? Cornwall?’

‘Ja.’

‘Tot nu toe zeker wel.’

‘Waar ben je overal geweest?’ vroeg ze met een glimlach. Ze was ervan overtuigd dat hij de geheime plaatsen niet had bezocht, want die waren niet in de reisgidsen te vinden. Hij vertelde over de stadjes die hij had aangedaan en hun geschiedenis.

‘Weet je, mijn grootvader was een smokkelaar,’ zei ze met een zekere trots.

‘Een smokkelaar.’ Hij lachte en feliciteerde zichzelf met zijn telepathische gave.

‘Een smokkelaar,’ herhaalde ze.

‘Wat smokkelde hij?’

‘Brandewijn en tabak, dat soort zaken. Dat werd met karrenvrachten naar Bodmin Moor versleept, waar het werd verstopt. Ze verdienden er in Londen een fortuin mee.’

‘Echt waar?’

‘Ja. Daar zou je eigenlijk over moeten schrijven. Koning Arthur, dat weten de mensen nu onderhand wel. Waarom niet iets originelers?’

‘Nou, ik…’

‘Ik zou je de geheime baaien kunnen laten zien en mijn vader zou je erover kunnen vertellen,’ zei ze impulsief. Ramon luisterde geïnteresseerd. Als het artikel over de smokkelaars niets werd, kreeg hij in ieder geval de kans om dit fascinerende meisje met haar verleidelijke voorstel beter te leren kennen. Ze was anders dan de meisjes die hij kende. Ze was openhartig en vol zelfvertrouwen.

‘Oké. Dat lijkt me leuk,’ stemde hij in, verbaasd over haar vrijmoedigheid, die zo in tegenspraak leek met haar bijna engelachtige uiterlijk.

Jake en Polly reageerden stomverbaasd toen Helena tegen lunchtijd binnen kwam struinen en vertelde dat ze een schrijver uit Zuid-Amerika had ontmoet die ze de oude smokkelaarsplekjes wilde laten zien.

‘Je kunt niet zomaar met een vreemde meegaan, Helena. Je weet niets van hem,’ zei Jake streng terwijl hij behoedzaam een houten miniatuurdeurtje aan het modelbootje bevestigde.

‘Het kan wel een moordenaar zijn,’ voegde Polly er met een zuinig gezicht aan toe, alsof het dorp dagelijks door moordenaars werd bezocht. Ze haalde een dampende schaal groentelasagne uit de oven en zette hem op tafel. ‘Waar zit die dekselse broer van je? Toby!’ riep ze. ‘Toby!’

‘Mam, het is geen moordenaar,’ wierp Helena tegen.

‘Daar kom je pas achter als het te laat is.’ Ze grinnikte vrolijk en veegde haar handen af aan haar wollen rok. Polly was een struise vrouw, niet dik maar robuust. Een dieet vond ze onzin en voor de spiegel staan was iets voor ijdeltuiten. Ze was als een galjoenschip waarbij haar echtgenoot als een eenvoudig zeilbootje in het niet viel. Niet dat Jake zo fragiel was; hij was weliswaar klein van stuk maar was eenieder die hem durfde te beledigen de baas. Op het eerste gezicht leken ze niet bij elkaar te passen, maar ze waren dol op elkaar en waren het vaak met elkaar eens, al was het maar uit gewoonte. Jake had een bloeiend timmermansbedrijf en Polly deed het huishouden, zorgde voor de kinderen en hield de bloemborders bij die elke lente weer in al hun glorie in bloei kwamen. Ze waren niet rijk maar hadden het goed. ‘Waarom zou ik veel geld moeten hebben?’ placht Jake te zeggen. ‘Ik kan het toch zeker niet mijn graf mee in nemen?’

Toby kwam met zoveel lawaai de houten trap af dat het huis ervan trilde. ‘Wat eten we, mam?’ vroeg hij terwijl hij de doordringende geur van zijn moeders onvolprezen gerecht opsnoof.

Ze zette een kan water op tafel. ‘Groentelasagne,’ zei ze kordaat.

‘O lekker, mijn lievelingseten,’ reageerde hij enthousiast. Jake zei altijd dat Toby gaten in zijn schoenzolen moest hebben, want hij kon ontzaglijke hoeveelheden eten wegwerken zonder ook maar een gram aan te komen. Hij was zo mager als een lat, had het ravenzwarte haar van zijn vader en het goede humeur van zijn moeder. Als het op eten aankwam, overtrof zijn eetlust ruimschoots die van zijn ouders.

‘Jake, kun je dat niet na de lunch afmaken?’ zei Polly ongeduldig. ‘Ik snap trouwens niet waarom er nog meer van die bootjes moeten komen.’ Met een zucht liet ze haar blik over de planken vol modelboten gaan. De keuken begon steeds meer op een winkel te lijken.

‘Zal ik hem dan eerst mee naar huis nemen, dan kunnen jullie hem zelf zien,’ drong Helena aan.

‘Wie wil je meenemen?’ vroeg Toby, die zichzelf een flinke portie lasagne opschepte.

‘Helena heeft in Polperro een man ontmoet die een artikel over oude smokkelaarsplaatsen wil schrijven en nu wil zij hem rondleiden.’

‘O ja?’ zei Toby honend. ‘Zo ken ik er nog wel een.’

‘Nee, hij werkt echt aan een artikel,’ hield Helena vol.

‘Heb je dat dan gezien?’

Ze trok een lelijk gezicht naar hem. ‘Natuurlijk niet, gek. Hij heeft het toch nog niet geschreven?’

‘Oké, oké. Nu is het afgelopen,’ zei Polly, alsof ze het tegen een paar stoeiende honden had. ‘Nodig hem voor morgen maar uit op de thee, dan kunnen we zelf zien wat voor vlees we in de kuip hebben.’ Helena glimlachte triomfantelijk.

‘Hoe oud is hij, Helena?’ vroeg Jake ernstig. Hij trok een stoel naar zich toe, ging aan tafel zitten en stak zijn vork in de lasagne.

‘Ergens achter in de twintig,’ antwoordde ze schouderophalend. Ze had geen flauw idee. ‘Hij is donker, goedgebouwd en vol zelfvertrouwen. Hij kan evengoed vijfentwintig als veertig zijn.’

‘Reist hij alleen?’ vervolgde Jake met zijn mond vol. ‘Polly, deze lasagne is heerlijk,’ mompelde hij tegen zijn vrouw, die erbij kwam zitten en het laatste restje opschepte.

‘Daar lijkt het wel op,’ zei Helena.

‘Jij denkt dat je op je achttiende al een hele dame bent, maar toen ik zo oud was als jij mocht ik nergens heen zonder chaperonne,’ zei Polly.

‘Alsof jij een chaperonne nodig had, mam. Jij zou iedere belager met een stevige rechtse vloeren,’ zei Toby oneerbiedig.

Zoals afgesproken ontmoette Ramon Helena op de kademuur. Een beetje gegeneerd vertelde ze hem dat haar ouders hem eerst wilden ontmoeten voor ze met hem mee kon gaan.

‘Mijn moeder denkt dat je een moordenaar bent,’ zei ze met een zucht.

‘Nou, je kunt niet voorzichtig genoeg zijn.’

‘Je komt uit een vreemd land, dus wie weet, misschien ben je wel een kannibaal.’ Ze lachte.

‘Als ik een kannibaal was dan wist ik het wel. Je ziet er smakelijk uit.’

Ze glimlachte koket zonder te blozen of haar ogen neer te slaan. Met haar blauwe ogen nam ze hem zelfbewust op. ‘Vind je?’ vroeg ze uit de hoogte. Hij knikte en grinnikte. Haar arrogantie amuseerde hem, hoewel hij zeker wist dat dat niet haar bedoeling was. ‘Dan lijkt het me beter dat je mijn ouders ontmoet. We wonen net iets buiten Polperro, dus je kunt te voet of net als ik met de fiets gaan.’

‘Ik regel wel een fiets,’ zei hij. ‘Dan kunnen we samen gaan.’

Ze fietsten over de heuvel Polperro uit en lieten het slaperige haventje met de witte huizen achter zich. Het was een mooie zomerdag. De zeemeeuwen zeilden op de zilte zeebries en de bijen zoemden in het fluitenkruid. Ramon vertelde haar over Chili en de boeken die hij had geschreven. Toen hij zei dat hij een bekend schrijver was, geloofde ze hem niet, en ze beweerde dat ze nog nooit van hem had gehoord. ‘Als je naar Chili komt, hoor je vast over mij,’ zei hij.

‘Wat moet ik in Chili?’ kaatste ze terug.

‘Chili is een prachtig land en een meisje zoals jij zou de wereld moeten zien,’ zei hij ronduit.

‘Op een dag zal ik de wereld zien. Ik ben pas achttien, weet je.’

‘Je hebt nog tijd genoeg.’

‘Ja, om eerst nog de écht belangrijke plaatsen te bezoeken,’ zei ze. Ramon lachte en schudde zijn hoofd. Hij voelde ineens een overweldigende drang om haar te kussen, maar hij fietste door. Zijn tijd kwam nog wel.

Helena’s huis was een mooie witte woning waarvan de muren en het grijze pannendak rijkelijk begroeid waren met clematissen, die zich als de tentakels van een octopus aan de stenen hadden vastgehecht. Ramons oog viel op een duivenfamilie die om de schoorsteen rondhipte en met glanzende zwarte oogjes op hem neerkeek. ‘Het stelt niet veel voor, maar hier woon ik dus,’ zei ze terwijl ze afstapte en haar fiets tegen de muur kwakte. ‘Zo, nu even doorbijten,’ voegde ze er met een schalkse knipoog aan toe.

Polly Trebeka was heel anders dan Ramon zich had voorgesteld. Ze had hetzelfde lichtblonde haar als haar dochter, dat hier en daar zilvergrijs oplichtte en in een wilde staart bijeen was gebonden. Haar gezicht was vrij van make-up. Hoewel ze het type vrouw leek dat zich niet om crèmes bekommerde, was haar huid zacht en jeugdig en had ze de glimlach van een jong meisje. Toen hij aan Jake Trebeka werd voorgesteld, zag hij van wie Helena haar lichtblauwe ogen had. Ze neigden naar de kleur van aquamarijn. Bij Jake vielen ze nog meer op door zijn donkere huid en gitzwarte haar. Hij had iets van een zigeuner met haviksogen. Helena, wier trekken gedistingeerder waren, had het beste van beide ouders geërfd.

Toby had zich extra moeite getroost om aanwezig te kunnen zijn. Hij had de opgewonden blos op het gezicht van zijn zus zien verschijnen toen ze over de schrijver sprak en vroeg zich nieuwsgierig af wat hem anders maakte dan de andere jongens in Polperro die verliefd op haar waren.

‘Gaat u alstublieft zitten, meneer…’ zei Jake beleefd, met een afwachtende blik op zijn dochter. Maar Helena wist zijn naam niet. Toby keek haar vanuit zijn ooghoeken aan en grijnsde. Na een vermanende blik op haar broer wendde ze zich weer tot haar ouders.

‘Campione. Ramon Campione,’ zei Ramon en hij ging op de sofa zitten. Zijn aanwezigheid was op de een of andere manier te groot voor de kleine woonkamer. Helena liet zich echter niet afschrikken door de ruimte die hij met zijn lange armen en benen innam en ging naast hem zitten.

‘Ik ben Jake Trebeka en dit is mijn vrouw Polly, en Toby, mijn zoon. Aangenaam met u kennis te maken. Mijn dochter zei dat u schrijver bent.’

Ramon knikte. ‘Ja, ik heb een paar boeken met gedichten en verhalen gepubliceerd,’ zei hij met een Spaans accent, dat in de door en door Engelse omgeving vreemd klonk.

‘Maar u bent hier niet voor een boek,’ zei Polly, die het dienblad met de thee neerzette. Haar oog viel op Ramons intelligente mahoniebruine ogen en lange glanzende haar. Hij mocht wel eens naar de kapper, dacht ze bij zichzelf. Ze vond alles aan hem vreemd, buitenlands. Nog nooit eerder had ze met een buitenlander gesproken.

‘Nee, señora, ik schrijf een artikel voor de National Geographic,’ zei hij.

Polly zette grote ogen op en wierp een verwijtende blik op haar dochter. ‘Waarom heb je ons niet gezegd dat hij voor de National Geographic schrijft, Helena?’ zei ze terwijl ze haar grote handen op haar ronde heupen plaatste. ‘Ik vind dat zo’n mooi tijdschrift, en Toby ook, nietwaar jongen?’ zei ze geestdriftig. Nu ze hem in een vertrouwd hokje kon plaatsen, voelde ze zich meteen op haar gemak.

‘Ja, die lezen we graag,’ beaamde Jake vol bewondering. ‘Waar gaat uw artikel over, behalve over smokkel?’

‘Het was mijn bedoeling over het land van Koning Arthur te schrijven,’ verklaarde Ramon. ‘Maar toen kwam Helena met het onderwerp over de smokkelaars. Ik heb het alleen nog niet aan de redactie voorgelegd.’

‘O, het land van Koning Arthur. Wat bijzonder,’ reageerde Polly enthousiast.

‘Helemaal niet, mam, dat is al zo vaak gedaan,’ zei Helena ronduit.

‘Helena heeft gelijk, het is niet echt origineel,’ beaamde Toby met een grijns naar zijn zus.

‘Hangt er helemaal van af hoe het is geschreven,’ zei Ramon. Zijn fonkelende ogen glimlachten speels naar Helena.

‘Daarom heb ik gezegd dat ik hem de schuilplaatsen zal wijzen, pap, en dat jij hem over de geschiedenis vertelt,’ zei Helena opgewekt terwijl ze Ramon op haar beurt een glimlach schonk.

‘Dat wil ik graag doen,’ zei Jake. ‘De National Geographic. Dat is niet niks. Neemt u zelf ook foto’s?’

‘Ik doe alles zelf,’ zei Ramon. Polly knikte bewonderend.

‘Zie je, mam, het is geen moordenaar,’ zei Helena. Polly vuurde een boze blik op haar af. Jake lachte. Toby verslikte zich bijna in zijn thee.

‘Ik hoop ’t niet voor je,’ grinnikte haar broer. ‘Vergeet Crag Creek niet te laten zien.’

Helena straalde. ‘Ik laat hem alles zien,’ zei ze triomfantelijk.

Helena en Ramon brachten de daaropvolgende tien dagen fietsend langs de kust door. Ze liet hem plaatsen zien die hij zonder haar hulp nooit zou hebben gevonden. Ze picknickten op het strand en kletsten samen alsof ze elkaar al jaren kenden. Ze spraken met mensen in kroegjes en vissersboten, verkenden de grotten en inhammen en zwommen in zee. Ramon had haar al willen kussen vanaf het moment dat hij met haar arrogante toon had kennisgemaakt. Zijn kans kwam na een paar dagen toen ze rustig zaten te picknicken op een verlaten strandje. Helena had slechts één plak van haar moeders chocoladecake bij zich. Ramon opperde hem te delen. Helena weigerde en propte hem in zijn geheel in haar mond. Ze grinnikte triomfantelijk.

‘Ik vrees dat je er toch niet onderuit komt,’ zei hij. Helena probeerde op te staan en protesteerde mompelend met haar hand voor haar volle mond. Maar Ramon was haar te snel af. Hij ging boven op haar liggen en drukte haar met zijn handen in het zand. Ze wierp hem een boze blik toe en haar ogen, die even daarvoor nog warm en uitnodigend waren geweest, stonden nu ijzig. Tot zijn genoegen was ze echter niet in staat zich verbaal te verweren, zodat hij haar met al zijn Latijns-Amerikaanse vurigheid op haar chocoladelippen kuste. Vervolgens liet hij zijn mond naar de ronding van haar hals glijden en drukte zijn lippen op haar sleutelbeen. Eindelijk wist ze iets uit te brengen.

‘Ramon, wat bezielt je!’ riep ze verontwaardigd uit.

‘Hou je mond nu eens, je hebt genoeg gepraat. Ontspan je en laat me je kussen, want dat wil ik al vanaf het moment dat ik je voor het eerst zag.’ Om haar het zwijgen op te leggen, drukte hij zijn mond weer op de hare. Toen ze haar ogen sloot, was ze zich enkel nog bewust van zijn warme mond en de vlinders in haar buik.

Na twee weken vertrok Ramon uit Polperro. Op de kade, waar ze elkaar voor het eerst hadden ontmoet, kuste hij Helena vaarwel. Ze was te trots om haar verdriet te tonen, dus glimlachte ze alsof het afscheid haar koud liet. Pas toen hij weg was, huilde ze uit tegen de zachte boezem van haar moeder. ‘Ik geloof dat ik van hem hou, mam,’ snikte ze. Polly sloeg haar armen om haar heen en zei dat hij terug zou komen als hij van haar hield. Deed hij dat niet, dan hoefde ze ook geen traan om hem te laten. ‘Zomerliefdes zijn heerlijk, kind, maar soms is het verstandiger het daarbij te houden.’

Ramon was Helena echter niet vergeten. Hij had het geprobeerd. Hij had het artikel geschreven en naar zijn uitgever gestuurd. Vervolgens was hij naar zijn ouders in Cachagua gegaan, waar hij als een verliefde tiener lusteloos had rondgehangen. Urenlang had hij op het strand uitgekeken over zee en aan de zeemeermin gedacht die hij in Polperro had achtergelaten. Hij probeerde alles om haar te vergeten. Hij sliep met een paar meisjes die hij toevallig tegenkwam, maar daardoor was zijn hartstocht alleen maar hoger opgelaaid. Hij schreef gedichten over haar en een kort verhaal over de dochter van een smokkelaar. Zijn ouders reageerden opgetogen. Hij was nooit eerder verliefd geweest en vanwege zijn eenzame omzwervingen hadden ze de hoop al bijna opgegeven. Mariana had met hem gepraat en gezegd dat hij zijn hart moest volgen en zich niet tegen zijn gevoelens moest verzetten. ‘Want dat lukt je nooit, Ramon,’ had ze gezegd. ‘Geef eraan toe en geniet ervan. Daar is liefde voor. Wees blij dat het je overkomt, want dat is lang niet iedereen gegeven.’ Ramon had zijn uitgever gebeld en gevraagd of hij nog een korte alinea mocht toevoegen.

‘O ja, wat dan?’ vroeg zijn uitgever nieuwsgierig. Hij was zeer tevreden over het artikel maar het moest snel worden gedrukt. ‘Ik hoop dat het niet al te lang is, want daar is weinig ruimte voor,’ zei hij.

‘Nee, het is maar een kort stukje. Ik zal het even dicteren.’

‘Oké. Barst maar los.’

‘De mooiste en betoverendste plek is Helena Beach in Polperro, een kleine baai met zilverwit zand en een kristalheldere, lichtblauwe zee, die je de diepte in lokt om je aan haar geheimen te onderwerpen. Ik vertrok in het besef dat ik nooit meer dezelfde zou zijn en dat ik haar eeuwig zou toebehoren. Het is slechts een kwestie van tijd voor ik naar haar terugga en me met lichaam en ziel aan haar zal overgeven.’

‘Dat moet een aardig strandje zijn, Ramon,’ zei de uitgever droogjes. ‘Ik mag het er eigenlijk met meer tussen moffelen, maar vooruit maar, omdat jij het bent.’ Hij glimlachte even in zichzelf. ‘Ik hoop alleen niet dat de lezers ernaartoe gaan, want dat zou ze nog wel eens kunnen tegenvallen!’

Toen Helena een exemplaar van de National Geographic ontving, wist ze dat hij van Ramon afkomstig was, hoewel er geen briefje bij zat. Ze scheurde het plastic eraf en bladerde hem met trillende handen door. Ademloos ging ze aan de keukentafel zitten en las het artikel in één ruk door. Ze huilde bij de foto’s die ze samen hadden gemaakt en om zijn unieke poëtische stijl die haar diep ontroerde. Toen haar ogen de alinea over ‘Helena Beach’ vonden, was ze zo verblind door tranen dat ze nauwelijks nog in staat was verder te lezen. Ze knipperde haar tranen weg en las het opnieuw, bang er te veel in te hebben gelezen. Toen glimlachte ze in zichzelf omdat ze wist dat hij van haar hield en terug zou komen. Het was de moeite waard geweest om op hem te wachten.

Ramon zat op het strand en dacht aan zijn vrouw en kinderen die nu wellicht op de kade in Polperro zaten, en zijn hart ging naar hen uit. Hij dacht aan wat hij in het begin voor Helena had gevoeld en wat hij nu voor Estella voelde. Liefde, snoof hij, wat had je eraan? Het loopt toch stuk, dacht hij mistroostig. Hoe kon hij van Estella houden als hij niet eens echt van zijn vrouw had kunnen houden? Hij kon zich beter niet wagen aan de liefde.

Toen hij terugliep naar huis had hij een besluit genomen. Hij zou onmiddellijk vertrekken en Estella vergeten. Hij had Helena al die jaren geleden ook beter kunnen vergeten en die fout zou hij geen tweede keer maken.

Hij vouwde zijn kaart open, liet zijn oog op India vallen en knikte. India. Waarom ook niet?