28

Londen, herfst 1994

‘HET ZOU ALLEMAAL VEEL GEMAKKELIJKER ZIJN WANNEER DIEVEN de winkel in kwamen in zwart-wit gestreepte gevangeniskleding en met zakken vol gestolen goederen op hun rug,’ zei Nigel Dalby, de veiligheidsbeambte. Hij zat op zijn bureau, met één voet rustend op een stoel voor hem. Met zijn scherpe blauwe ogen keek hij van de een naar de ander. Hij sprak met een zwaar Yorkshire’s accent en zijn hoofd was te klein vergeleken bij de rest zijn lichaam, wat hem op een luiaard deed lijken. Hoewel hij acht nieuwe personeelsleden toesprak, viel het Federica op dat zijn ogen telkens weer bij haar terugkwamen. ‘Maar helaas zijn ze niet zo gemakkelijk te herkennen. En op hun voorhoofd staat evenmin geschreven: “Ik ben een dief’.’ Hij lachte om zijn eigen grapje en sloeg zichzelf op zijn dij. Federica’s blik gleed onwillekeurig naar de duidelijk zichtbare bobbel die zich onder zijn strakke broek aftekende. Beschaamd dat haar aandacht daarheen was gegleden, concentreerde ze zich op zijn gezicht en op wat hij te zeggen had.

‘Ze zien er net zo uit als jij en ik. Straks zal ik jullie een video laten zien van echte winkeldieven zodat jullie kunnen zien hoe slim ze opereren. Jullie hebben allemaal ogen gekregen – ik vraag jullie ze te gebruiken. Je moet altijd op je hoede zijn. In een winkel als deze wordt jaarlijks voor duizenden ponden gestolen.’ Hij klakte met zijn tong en wees met twee vingers naar zijn ogen. ‘Gebruik ze en wees waakzaam. Op de telefoons zitten drie knoppen: code A, B en C. Als je je in een bedreigende situatie bevindt, toets je code A in, bijvoorbeeld als jij of een van je klanten door een gewapende man wordt bedreigd – deze telefoontjes gaan rechtstreeks naar de politie die ons de garantie geeft dat ze binnen twee minuten ter plekke zijn. Code B druk je in als iemand zich verdacht gedraagt. Dan kom ik de trap af en zal ik de bewuste persoon heel subtiel de winkel door volgen. Code C druk je in als je assistentie nodig hebt, bijvoorbeeld bij een moeilijke klant.’ Met droge tong likte hij langs zijn lippen en keek Federica aan. ‘Zijn er nog vragen?’

Aangemoedigd door een vriend, stak een van de jongens zijn hand op. ‘Hoe ziet een verdacht persoon eruit?’ vroeg hij, een grijns onderdrukkend.

Nigel knikte ernstig. ‘Goeie vraag, Simon. Volgens mij ziet een persoon er verdacht uit als hij een pet draagt, niet geschoren is, armoedig gekleed gaat en een buitenlands uiterlijk heeft.’

Federica keek haar collega’s aan om te zien of ze net zo verbijsterd waren als zij. Die indruk maakten ze niet.

‘En bij vrouwen?’ vroeg Simon, die indruk probeerde te maken op de meisjes.

Nigel snoof ongeduldig, bang om belachelijk gemaakt te worden. ‘Je hebt een goed verstand, daarom hebben we je in dienst genomen. Denk er zelf maar eens over na.’ Weer klakte hij met zijn tong en schakelde de televisie in.

Federica probeerde de film te volgen, maar haar blik dwaalde telkens af naar Nigel Dalby, wiens lange witte vingers met de afstandsbediening speelden.

Na de uitleg ging Federica terug naar de afdeling geschenken op de begane grond, waar ze in een dichte wolk van Tiffany-parfum belandde. ‘Hoe was ’t, lieverd?’ vroeg Harriet, een van de meisjes, die al een paar jaar in de winkel werkte. Ze was lang en volslank, en had een voorliefde voor felgekleurde kleren en glinsterende sieraden. ‘Ik geloof dat Nigel zichzelf graag hoort praten. Je bent ruim een uur weggebleven. Misschien heeft-ie wel een oogje op je. Hij is nogal een rokkenjager,’ voegde ze eraan toe. Ze lachte luidkeels en wierp haar kastanjebruine krullen over haar limoengroene schouders.

‘Ik kan me niet voorstellen dat hij goed bij de vrouwen ligt,’ reageerde Federica. ‘Hij is alleen maar fascinerend omdat hij er zo eigenaardig uitziet.’

‘Lieve kind, je zult nog versteld staan. Hoewel, het is geen Torquil Jensen,’ zei ze schor terwijl ze haar kersenrode lippen tuitte.

‘Wie is Torquil Jensen?’ vroeg Federica.

‘Ken jij Torquil Jensen niet?’ Harriets ogen glommen van bewondering. ‘Torquil is de aantrekkelijkste man die je je maar kunt voorstellen,’ fluisterde ze vertrouwelijk. ‘Hij is de neef van Mr.

Jensen, de ouwe baas van de winkel, en hij komt hier heel vaak winkelen.’

‘Heb ik Mr. Jensen wel eens ontmoet?’

‘Lieverd, als dat zo was, zou je dat heus wel weten!’ riep ze uit terwijl ze met de parelketting om haar gevlekte hals speelde. ‘Hij wordt altijd door een groot aantal volgelingen en adviseurs begeleid en hij praat met niemand. Hij communiceert met zijn personeel via zijn ondergeschikten. Het is een onooglijk mannetje, dus zijn neef moet wel een genetisch wonder zijn. De ouwe komt zelden in de winkel. Volgens mij stuurt hij Torquil hierheen om voor hem te spioneren. Kijk wel uit, want alle telefoons worden afgeluisterd. Mr. Jensen heeft graag alles onder controle.’

‘Echt waar?’ vroeg Federica vol afschuw.

‘Ongelogen waar. Dus vermijd privételefoontjes, kind, want je wordt onmiddellijk ontslagen. Dat is het niet waard. Een paar maanden geleden had Greta een heel lief meisje als assistente. Helaas heeft ze één privégesprek gevoerd en was ze meteen haar baan kwijt. Zonder enige uitleg. Ik denk dat de personeelsruimte ook wordt afgeluisterd, dus maak geen grappen over Mr. Jensen, of over het IJskonijn.’

‘Het IJskonijn?’

‘Greta,’ zei ze schamper en ze trok haar neus op.

‘Hoe is ze eigenlijk?’

Harriet frunnikte aan de zijden strik om haar nek, die ze lostrok om hem vervolgens weer vast te maken.

‘Een verschrikking, liefje, echt een verschrikking,’ verkondigde ze met klem.

‘O ja?’

‘Ze komt uit Zweden en als je ’t mij vraagt is ze nooit helemaal ontdooid. Maar maak je geen zorgen, ze doet onvriendelijk tegen iedereen. Ze zegt wat ze denkt en het kan haar niet schelen hoe het overkomt. Torquil heeft ooit een paar weken iets met haar gehad en toen paradeerde ze hier rond alsof de zaak van haar was. Ze begon Mr. Jensen zelfs William te noemen, en geloof me, dat is echt taboe. Natuurlijk heeft dat niet lang geduurd en nu groet Torquil haar amper. Ik adviseer je om gewoon te doen wat ze zegt en geen bonje met haar te maken. Blijf uit haar buurt. Je boft dat je hier nog maar net komt kijken, want met ondergeschikten houdt ze zich niet bezig.’ Federica glimlachte opgelucht. ‘Alleen het feit dat je zo aantrekkelijk bent, kan in je nadeel gaan werken.’

‘Is Mr. Jensen getrouwd?’

‘Nee, vrijgezel. Zonde van al dat geld. Hetzelfde geldt voor Torquil. Maar die heeft altijd wel een vriendin aan het handje. Je moet weten dat hij in een Porsche rijdt en in The Little Boltons woont. Een heel chique buurt. Omdat mijn vader al zijn geld in een malafide verzekeringsmaatschappij heeft gestoken, moet ik een rijke vent aan de haak zien te slaan. En dan te bedenken dat ik ooit erfgename was. Waar woon jij?’

‘In Pimlico, met een paar vriendinnen,’ antwoordde Federica.

‘Pimlico is een goede buurt. Mooie witgepleisterde huizen. Daar hou ik van. Ze zien er chiquer uit dan ze zijn,’ zei ze.

Nauwelijks hadden ze hun gesprek beëindigd of Greta kwam achter hen de trap af geschreden. Ze was slank en haar glanzende blonde haren had ze in een wrong achter in haar sierlijke nek vastgezet. Ze droeg een marineblauw mantelpakje van Chanel met gouden knopen en bijpassende blauwe schoenen. Federica schatte haar tegen de veertig, veel ouder dan ze had verwacht, en hoewel ze een elegante verschijning was, maakte ze met haar dunne lippen en haar kribbige gezicht de indruk van een diepongelukkige vrouw.

Ze stapte op Federica af en keek met haar ijzige blauwe ogen hooghartig op haar neer. ‘Het spijt me dat ik je nog niet eerder welkom heb geheten. Welkom bij St. John & Smithe.’ Ze glimlachte oppervlakkig, een vluchtig gebaar uit beleefdheid. ‘De eerste en belangrijkste regel is dat je niet de hele dag maar wat staat te kletsen. De klanten willen bediend worden en het is erg onbeleefd als je ze negeert. Harriet zou beter moeten weten.’ Ze sprak met een licht accent en beet haar woorden stijfjes af. Harriet begon zich te verontschuldigen maar Greta onderbrak haar met een snauw: ‘Ja ja, ze is nieuw, dus ze kan er niets aan doen.’ Toen ze over de afdeling naar haar kantoortje liep, sloeg Harriet haar ogen ten hemel en knipoogde ze naar Federica.

‘Maak je geen zorgen, lieverd, de rest van de groep zijn echte kanjers,’ zei ze, waarna ze op haar horloge keek. ‘Lieve help, ik ben aan een peuk toe, tot over een kwartiertje!’

Aan het einde van de zomer van 1994 was Federica naar Londen verhuisd. Ze was achttien jaar oud. Inigo had voor Molly en Hester een flat op Belgrave Road gekocht en had erop gestaan dat Federica tegen een zeer lage huur bij hen introk omdat er in Hesters kamer nog plaats was voor een extra bed. Molly studeerde geschiedenis aan London University en Hester studeerde, in de voetsporen van haar moeder, aan de St. Martin’s School of Art.

Federica was niet van plan verder te studeren. Ze wilde fotograaf worden, net als Julian en haar vader, maar Helena had de gedachte dat haar dochter net zo’n nomadenbestaan zou gaan leiden als Ramon onverdraaglijk gevonden en had haar aangemoedigd een andere weg te bewandelen.

‘Je moet eerst geld gaan verdienen en dat kan alleen als je een behoorlijke baan zoekt,’ had ze gezegd. ‘Zodra je jezelf kunt bedruipen, kun je doen wat je wilt.’

Behalve in haar dromen zag Federica Sam zelden. Dromen die haar lange dagen onderbraken en haar nachten vulden met rusteloosheid en verlangen. De schaarse keren dat ze elkaar zagen, thuis in Polperro of soms op de flat in Londen, glimlachte hij vol genegenheid naar haar en vroeg haar naar haar wederwaardigheden. Maar net zo snel als die flamingoroze lucht was haar hoop op iets meer dan vriendschap vervlogen. Verward vroeg ze zich af waarom hij niet meer om haar gaf. Doordat ze samenwoonde met Molly en Hester, werd haar verliefdheid alleen maar aangewakkerd en bleef ze aldoor terugdenken aan de jongen die meer dan tien jaar geleden op dat bevroren meer haar hart had gestolen. Af en toe belde hij op om zijn zusjes te spreken. Als Federica de telefoon aannam, kostte het haar de grootste moeite om haar trillende stem in bedwang te houden. Ze converseerden als vrienden, maar in werkelijkheid dronk ze zijn woorden in als een geliefde. Hoe ze zichzelf er ook van probeerde te overtuigen dat het geen zin had om van Sam te houden en dat ze moest teren op de herinnering die hij ooit met haar had gedeeld maar die hij nu waarschijnlijk was vergeten, haar hart liet zich niets wijsmaken. Niemand op de wereld was zoals Sam.

Voor het eerst van haar leven ondervond Federica hoe het was om onafhankelijk te zijn, en ze genoot ervan. In de laatste week van september ontving ze haar eerste loon. Harriet nam haar mee uit winkelen in Knightsbridge, waar ze meer dan de helft van haar salaris uitgaf aan nieuwe kleren. Ze kibbelde heel wat af met haar vriendin, die haar in dezelfde felle kleuren wilde zien als ze zelf droeg. In elke winkel vroeg Federica zich af of Sam zich in haar keuze zou kunnen vinden en of hij eigenlijk nog wel aan haar dacht. Ze bleef echter hoopvol – misschien was ze nog te jong, misschien wachtte hij op haar – misschien…

Toen ze de volgende dag op haar werk kwam, zag ze er echt Londens uit in haar korte grijze rok, hooggehakte schoenen en met haar gezicht mooi opgemaakt met poeder en mascara, die ze op aanraden van Harriet had gekocht.

Greta keek haar jaloers aan en zei dat ze niet te overdreven moest glimlachen. ‘Je hoeft geen reclame voor tandpasta te maken, Federica. Je ziet er veel te opgedirkt uit, dat schrikt de klanten af.’

Federica bloosde tot in haar haarwortels en sloeg vernederd haar ogen neer.

‘Dat is al beter,’ zei Greta. Om haar uit het zicht te hebben, stuurde ze haar naar de kelder om het magazijn op te ruimen. ‘Zorg dat het daar zo netjes en schoon wordt dat ik er van de vloer kan eten,’ voegde ze eraan toe, waarna ze naar haar kantoortje schreed.

Ondanks het onaardige gedrag van Greta was Federica dol op haar baan. Ze genoot van de geborgenheid die het werk haar gaf, en het geld dat ze verdiende. Ze had veel plezier met Harriet en ze had algauw een hechte band met de jonge mensen die op de andere afdelingen werkten. De meeste klanten waren aardig en af en toe werd ze door een mannelijke klant mee uit gevraagd. Harriet had haar echter geadviseerd werk en privé strikt gescheiden te houden, en hoewel ze zich gevleid voelde door hun aandacht, had ze hun uitnodigingen beleefd afgeslagen. Maar naarmate Federica’s zelfvertrouwen groeide, nam het aantal hoopvolle mannen dat op de geschenkenafdeling rondhing toe. Daarom werd ze door een geërgerde Greta zoveel mogelijk naar het magazijn verbannen, maar ze waren niet weg te slaan.

Toen Harriet en Federica op een koude novemberochtend achter de toonbank stonden, kwam er een dikke oude zigeunerin vanuit de winterse nevel naar binnen geschuifeld. In haar handen droeg ze een groot aantal smoezelige Tesco-draagtassen die zo op het oog gevuld leken met nog meer papieren tassen.

‘Dit is een klusje voor Nigel,’ fluisterde Federica vrolijk, waarna ze de code B-toets van de telefoon indrukte.

Harriet giechelde. ‘Echt iets voor hem, ja.’ Ze snoof verachtelijk. ‘Die vrouw leeft op straat en komt hier af en toe gebruikmaken van het toilet.’

‘Wat walgelijk,’ zei Federica, die haar neus optrok van weerzin.

‘Wat nog walgelijker is,’ vervolgde Harriet, ‘is dat ze haar kont in de wastafel wast. De truc is om daar niemand iets van te zeggen en dan maar hopen dat Greta vlak daarna haar handen erin gaat wassen.’

‘Verdorie, nu is het te laat,’ siste Federica, die Nigel van de trap af zag komen met een roofdierachtige grijns die zijn gezicht roze kleurde. Hij knipoogde driemaal naar Federica, die met haar blik de zigeunerin volgde die zich door de winkel naar het damestoilet haastte. Handig ontweek Nigel een paar bejaarde klanten, maar hij was net te laat want de zigeunerin perste zich in het kleine kamertje en sloot de deur achter zich. ‘Dit is de politie,’ riep hij luid terwijl hij met zijn vuisten op de deur bonkte. ‘Wilt u alstublieft uit het toilet komen?’

‘Flikker op, ik ben een dame!’ klonk het uit het toilet. Net op dat moment kwam Torquil Jensen de winkel binnen.

Onmiddellijk dook Greta op vanuit haar kantoortje en liep naar Federica toe. ‘Ik heb jullie tweeën al ontelbare keren gevraagd om niet in de winkel te kletsen. Federica, ga jij maar naar het magazijn om de binnengekomen fotolijstjes te sorteren,’ beval ze.

‘Maar dat zijn er honderden!’ protesteerde Harriet namens Federica.

‘Ik verwacht geen tegenspraak. Ik ben je bazin en ik geef Federica een opdracht. Als ze zelf niet de moed heeft om zich bij me te beklagen, kan ze beter een andere baan gaan zoeken. Ik heb namelijk geen geduld met zwakkelingen.’ Ze wendde zich tot Federica. ‘Naar het magazijn. Nu.’

Terwijl Torquil naar de toonbank liep, maakte Federica zich haastig uit de voeten. Greta glimlachte naar hem, hoewel haar bleke lippen en de smeltende blik in haar ogen haar wanhoop verrieden.

Torquil glimlachte zuinigjes terug. ‘Hallo Greta,’ zei hij, haar een kortstondige blik toewerpend waarna hij zijn aandacht op Harriet richtte. ‘Harriet, wat zie je er goed uit vandaag.’

Harriet glom van genoegen. ‘Dank u wel, Mr. Jensen,’ antwoordde ze stralend. Ze genoot van de pijn die zijn opmerking bij Greta teweegbracht, hoewel ze wist dat ze er later voor zou moeten boeten.

‘Harriet, ik moet aan mijn kerstinkopen beginnen. Zou je me misschien kunnen helpen? Jij bent nu eenmaal een specialist op het gebied van cadeautjes.’

‘Natuurlijk, Mr. Jensen. Heel graag,’ antwoordde ze. Terwijl ze wegdroomde in zijn groene ogen, wou ze dat Federica uit de krochten van de winkel zou opduiken om getuige te zijn van dit glorieuze moment.

‘Greta, wat zie je bleek,’ zei hij met een glimlach naar haar gekwelde gezicht. ‘Werk je niet veel te hard?’

‘Nee, hoor. Ik voel me goed,’ stamelde ze, maar haar gezicht leek te smelten als een ijsje in de zomerzon.

Terwijl Torquil en Harriet zich in de winkelende menigte begaven, week iedereen eerbiedig uiteen, niet vanwege Torquils status maar vanwege zijn duizelingwekkende schoonheid.

Greta voelde de gal in haar maag omhoog komen en sloop heimelijk haar kantoortje binnen om haar wonden te likken.

‘Flikker op, ik ben een dame,’ snerpte de zigeunerin in protest.

‘U bent geen dame,’ siste Nigel door de kier in de deur, in de hoop dat de klanten haar niet zouden horen. ‘Ik waarschuw u nog één keer, maar dan moet u naar buiten komen, anders moet ik de deur inslaan en u er met geweld uit slepen.’

‘Kan een dame niet meer rustig plassen?’ riep ze. ‘Ik heb ook m’n rechten. Een plas is een plas, zowel voor de koningin als voor een zwerfster. Ik mag dan geen koningin zijn, maar ik ben wel een echte dame.’

‘Goed dan. We gaan de deur forceren.’

‘Oké, oké,’ zei ze terwijl ze de deur openmaakte. Nigel deinsde achteruit voor de stank die ze verspreidde. ‘Ik kan niet eens meer rustig een plas doen,’ krijste ze terwijl ze zich langs hem heen drong.

De klanten vertrokken hun gezicht toen ze over de afdeling waggelde en hen een boze blik toewierp. ‘Ik wed dat hij jou wel rustig laat plassen,’ schreeuwde ze naar een nietsvermoedende oude vrouw die stokstijf van weerzin bleef staan. ‘Deze tent stinkt als de hel,’ voegde ze er nog aan toe voordat ze de straat op ging. Er leek een zucht van opluchting door de winkel te gaan. Alleen Harriet en Torquil waren zich niet bewust van de commotie en winkelden onverstoorbaar door.

Nadat Federica een paar uur lang fotolijstjes had uitgepakt en ze in keurige stapeltjes op de planken had gelegd, verscheen Harriet met een opgewonden gezicht in de deuropening. ‘Lieverd, je gelooft het niet, maar Torquil Jensen is in de zaak geweest en heeft twee uur lang met me gewinkeld,’ siste ze, bang om afgeluisterd te worden.

‘Echt waar?’ zei Federica, die haar enthousiasme probeerde te delen.

‘Hij heeft Greta de mond gesnoerd. Je had haar gezicht moeten zien. Totaal verslagen. Stomme koe.’

‘Wat geweldig.’

‘Maar hij is ook zo hartverscheurend mooi. Ik wou dat je hem had gezien. Hij is donker, mysterieus en hij heeft werkelijk prachtige groene ogen die soms blauw worden, afhankelijk van wat hij draagt. Vandaag droeg hij een groene kasjmieren trui, dus waren ze groen als smaragden. Hij is zo knap. Hij straalt rijkdom en zelfvertrouwen uit. Wat jammer dat je hem niet gezien hebt. Je hebt geen idee.’ Federica haalde haar schouders op. ‘Hoe dan ook, hij heeft zoveel dingen gekocht dat ze allemaal naar boven zijn gebracht, en jij en ik hebben de eer zijn cadeautjes in te pakken.’

‘Boffen wij even!’ zei Federica sarcastisch.

‘Als je hem gezien had, zou je wel anders reageren,’ zei Harriet meelevend. Haar blik gleed over de op kleur gesorteerde lijstjes. ‘Het zou me trouwens niets verbazen als Greta je opzettelijk hierheen heeft gestuurd toen ze hem de winkel zag binnenkomen. Hij zou vast op jou vallen, hij houdt van blondines.’

‘Ik denk niet dat hij me een blik waardig zou keuren, Harriet. En bovendien zou ik het niet eens willen. Mijn hart smacht al naar iemand anders,’ zei ze terwijl ze op de kruk ging zitten.

‘Wie is het?’ vroeg Harriet, die tegen de deurpost geleund stond.

‘O, iemand die ik al mijn hele leven ken. Maar het is volkomen zinloos want hij ziet me niet staan,’ antwoordde ze. Ze glimlachte naar haar vriendin in een poging de omvang van haar verdriet te verhullen.

‘Als je Torquil eenmaal gezien hebt, wil je niemand anders meer,’ zei Harriet, die ervan overtuigd was dat ze nooit van haar leven een andere man zou kunnen bewonderen. ‘Als Torquil gaat trouwen, ga ik het klooster in,’ voegde ze er met een grijns aan toe. ‘Kom mee. Assepoester heeft genoeg geleden in de kelder.’

Federica had geen enkele behoefte om Torquil Jensen te ontmoeten. Ze behoorde Sam, en hem alleen, toe. Hoe ze ook probeerde verder te leven en op iemand anders verliefd te worden, haar verlangen naar Sam bleef onverminderd. Ze hield van zijn ondeugende grijns, de gouden lok die over zijn scherpe ogen viel, zijn imponerende verschijning en zijn zelfvertrouwen. En ze miste hem elke dag.

Om de dag belde ze haar moeder. Helena maakte zich niet langer zorgen om Federica. Ze had zich immers ontwikkeld tot een verstandige jonge vrouw, die heel goed in staat was voor zichzelf te zorgen. Over Hal maakte ze zich pas echt ongerust. Hij was nooit een makkelijk kind geweest, in tegenstelling tot zijn zus, maar hij was altijd gezeglijk geweest. Maar nu kreeg hij problemen op school, hij haalde slechte cijfers en hij stelde alles wat ze deed ter discussie, alleen maar om dwars te liggen. Ze treurde om het verlies van het kind dat altijd zo aan haar had gehangen en haar met de ogen van een verliefde minnaar had aanbeden. Nu was hij het ene moment boos en het andere weer dol op haar en ze voelde zich alsof ze in een achtbaan zat waar ze niet meer uit kon stappen. In de weekends verdween hij met zijn vrienden, om pas weer in de vroege ochtend thuis te komen in een walm van rook en alcohol, amper in staat om zichzelf naar zijn bed te slepen.

Helena was wanhopig. Arthur omringde haar met zijn liefde en zorg, zonder daar iets voor terug te eisen. Onbaatzuchtig luisterde hij naar haar wanneer ze haar gekwelde hart bij hem uitstortte en gaf hij haar wijze raad hoewel hij wist dat ze er niets mee zou doen. Ze was er te zeer bij betrokken om de situatie objectief te kunnen beoordelen. ‘Negeer hem toch, liefje,’ raadde Arthur haar aan. ‘Hij leeft als een parasiet van je aandacht, dus als je hem die aandacht onthoudt laat hij je vanzelf los.’

‘Hoe durf je hem met een teek te vergelijken!’ wierp ze tegen, waarna haar gezicht de ijzige uitdrukking kreeg van een onbegrepen martelares. Maar Arthur begreep Hal. Hij was zijn hele leven verwend, omdat Helena zich voortdurend schuldig had gevoeld over het feit dat ze hem van zijn vader had weggehaald. Een moeder met schuldgevoel was in Arthurs ogen een gevaarlijke combinatie. Hal had een strenge aanpak nodig en zolang hij die niet kreeg, verlegde hij de grenzen telkens een stukje verder. Helena stond echter niet toe dat haar man zijn gezag liet gelden en ze koos voor een milde aanpak, in plaats van een strenge, om het respect van haar zoon te winnen.

Ook Federica luisterde naar de klaagzang van haar moeder met het geduld van een therapeut. Toen ze net naar Londen was verhuisd, informeerde haar moeder nog regelmatig naar haar nieuwe baan en haar flat. Maar algauw was haar nieuwsgierigheid verdwenen en sprak ze over niets anders meer dan Hal. Wanneer Federica het gesprek in een andere richting wilde sturen, brak Helena het gesprek af of wist het zo te versieren dat ze weer over haar zoon te spreken kwamen. Hal was niet langer haar hobby maar haar leven. Hij eiste haar totaal op.

Federica’s leven in Londen stond zo ver af van Polperro dat ze gemakkelijk afstand kon nemen van de ingewikkelde familieperikelen. In het begin was alles zo nieuw dat ze geen tijd had om heimwee te hebben. Pas toen ze met Toby en Julian telefoneerde, overviel haar het verlangen naar de zee en het geschreeuw van de meeuwen en de frisse zilte zeelucht en de stille nachten. Ook miste ze Rasta, die ze bij haar oom had moeten achterlaten. Toen ze in Londen aankwam, wist ze meteen waarom. De stad was geen plek voor een hond als Rasta, die dol was op lange wandelingen in het bos en op het strand. In Londen zou hij zijn levenslust snel verliezen.

In het begin kon ze maar moeilijk slapen in de stad vanwege het lawaai van auto’s, mensen en af en toe een politiesirene die door de nacht loeide. Maar na een maand was ze gewend aan de geluiden en de gele straatverlichting waarvan het schijnsel de kleine slaapkamer die ze met Hester deelde binnenviel. Het riep lang vervlogen herinneringen bij haar op. Terwijl ze geleidelijk aan vertrouwd raakte met haar nieuwe omgeving, drong steeds meer het besef door dat ze hier thuishoorde. De stad was niet langer een overweldigende en beangstigende doolhof, maar een vriendelijke plek waar het prettig wonen was. Ze maakte nieuwe vrienden en ging bijna elke avond uit, hetzij naar de bioscoop, hetzij naar het theater of gewoon naar de pub, waar ze samen rond een tafel backgammon speelden en tot sluitingstijd bleven kletsen. Maar overal waar ze ging werd ze gevolgd door Sams imaginaire aanwezigheid, waardoor ze de mannen die haar bewonderden en haar voor zichzelf wilden hebben van zich af joeg.

Maar op het moment dat ze dacht dat niets haar hevige gevoelens voor Sam kon doen verdwijnen, kwam er iemand in haar leven die alles op zijn kop zette.