36
‘WAT IS DIT?’ VROEG LUCIA. ZE HAALDE FEDERICA’S VLINDER-kistje uit de la van het nachtkastje tevoorschijn.
‘Weet ik niet,’ antwoordde Torquil, die rechtop in bed ging zitten en een sigaret opstak.
‘Wat schattig,’ zei ze toen ze het openmaakte. ‘Adorabile.’
‘En, wat zit erin?’
‘Brieven.’
‘Brieven?’
‘Mmm.’ Ze zuchtte en nam er een uit. ‘Ché Carina.’
‘Waar komen die verdomme vandaan?’ vroeg hij woedend en rukte de brief uit haar hand. Vervolgens vouwde hij het eerste keurig bewaard gebleven epistel open. Hij liet zijn schouders hangen van opluchting. ‘Ze zijn van haar vader.’
‘Liefje,’ zei ze op bevoogdende toon. ‘Wat ben je toch bezitterig.’
‘Zoals ik je al heb gezegd, ze is mijn vrouw, ze hoort bij mij en ik aanbid haar.’
‘En ik dan?’
‘Jij hoort bij niemand,’ zei hij meesmuilend.
‘Torkie,’ hijgde ze schor, alsof ze zich beledigd voelde.
‘Goed dan,’ gaf hij toe. ‘Je hoort parttime bij mij.’
‘Ik ga met niemand anders dan jij naar bed, hoor.’
‘Weet ik. Als je het wel deed, zou ik je vermoorden,’ zei hij en hij keek haar onbewogen aan.
‘Geef mij eens zo’n brief. Ik wil er een lezen,’ zei ze opgewonden. Ze vond het heerlijk als hij dominant was.
‘Nee, dat mag niet,’ antwoordde hij terwijl hij de brief opvouwde en hem terug in het kistje stopte.
‘Torkie, toe, doe niet zo flauw.’
‘Ik heb nee gezegd. Hou erover op.’ Hij genoot ervan om Lucia tegen zijn vrouw uit te spelen.
‘Sla niet zo’n toon tegen me aan. Je hebt zonet nog mijn lichaam mogen uitwonen.’ Ze lachte.
‘En daar heb je met volle teugen van genoten. Als ik er klaar voor ben, neem ik je nog een keer.’
‘En als ik dat nu niet wil?’ hitste ze hem op.
‘Ik ben sterker dan jij. Ik druk je neer en ik worstel me in je. Als ik iets wil, krijg ik het ook. Niemand kan me tegenhouden, ook jij niet.’
‘Ik vind het heerlijk als je zo grof doet. Je bent dan net een gangster.’ Ze glimlachte en rekte zich uit als een glanzende kat. ‘Ik wou dat Federica vaker een nachtje wegbleef.’
‘O nee,’ antwoordde hij. ‘Hoe minder hoe beter. Ik heb het liefst dat ze in de buurt is.’
‘Je bent een jaloers mannetje.’
‘Onder mijn leiding bloeit ze helemaal op. Ze heeft me nodig. Zonder mij is ze verloren.’
‘Maar waarom moet je dan zo nodig met mij naar bed?’
Torquil glimlachte toegeeflijk. ‘Omdat jij, mijn engel, tot een heel andere categorie behoort. Fede is mijn vrouw. Jij bent mijn minnares. Ik hou van jullie allebei op verschillende manieren. Ik zou geen van jullie willen missen. Bovendien kennen wij elkaar al zo lang dat het nauwelijks een affaire is. Meer de voortzetting van een oude vriendschap.’
‘Hoe weet je dat ze geen affaire heeft?’ vroeg Lucia terwijl ze hem met haar grote Italiaanse ogen strak aankeek.
Zelfgenoegzaam trok Torquil nog eens aan zijn sigaret. ‘Omdat ik op de hoogte ben van elke stap die ze zet, mijn engel.’
‘Dus je bespioneert haar,’ zei ze terwijl ze zich op haar buik rolde en een lange nagel over zijn borst liet glijden. ‘Bespioneer je mij soms ook?’
‘Dat gaat je niets aan.’
‘Vind je het niet ziekelijk dat je je vrouw moet bespioneren?’
‘Ik bespioneer haar niet. Je begrijpt het niet. Ik pas op haar. Ze is nog jong en kwetsbaar.’
‘Je bespioneert haar. Als ze slim is, gaat ze met je informant naar bed. Dat zou ik doen.’ Ze giechelde.
‘En ik zou je vermoorden,’ antwoordde hij ijskoud. De dreiging in zijn stem ontging haar niet en gaf haar een pervers soort genoegen.
‘Dat kleine vrouwtje van je is anders zo klein niet meer,’ zei Lucia grijnzend. Ze likte over haar duimnagel.
‘Ze is dik, als je dat soms bedoelt.’
‘Niet dik, wel dikker.’
‘Ze is zachter om op te liggen. Dat vind ik fijn,’ zei hij. ‘Bovendien, als ze net zo mager zou zijn als jij, zou ik jullie in het donker misschien door elkaar halen.’
‘We hebben allebei een Italiaanse naam. Het verbaast me dat je die vergissing nog niet hebt gemaakt.’
‘Ik heb alles onder controle. Dat weet jij als geen ander.’
‘Hou je van haar?’ vroeg ze knorrig.
‘Ja,’ antwoordde hij. ‘Ik ben stapelgek op haar.’
‘Dus aan jullie huwelijksgeluk ontbreekt helemaal niets,’ zei ze sarcastisch. ‘Maar ik hou ook van je.’ Ze ging overeind zitten en keek hem pruilend aan. Haar lange zwarte haren vielen over haar stevige borsten. ‘Waarom ben je niet met mij getrouwd? Ik ben mooier, intelligenter en wereldwijzer dan zij. Ik ben onafhankelijk en mondain en ongetwijfeld ook veel beter in bed. Dus waarom niet? Dimmi, perchè non ci siamo mai sposati?’
Torquil drukte zijn sigaret uit in de asbak en stapte uit bed. ‘Juist om die redenen, engel,’ antwoordde hij. ‘Juist om die redenen.’
Toen Federica in de vroege namiddag thuiskwam, zat Torquil op haar te wachten. Toen hij haar in zijn armen nam, voelde ze zich alleen maar verdoofd. De donkere wolken van de twijfel trokken zich boven haar hoofd samen. ‘Voel je je wel goed, kleintje?’ vroeg hij terwijl hij haar haren streelde. ‘Je ziet er moe uit.’
‘Het was heel triest,’ antwoordde ze hoofdschuddend. Ze probeerde zijn blik te ontwijken.
‘Ik heb je gemist,’ zei hij. ‘Ik kon niet slapen zonder jou.’
Federica glimlachte gespannen. ‘Ik heb behoefte aan een warm bad,’ mompelde ze, waarna ze hem van zich af duwde.
‘En een massage,’ opperde hij.
‘Nee, dat hoeft niet. Een warm bad is voldoende.’ Zuchtend zette ze haar tas neer en trok haar schoenen uit.
‘Ik wil al je zorgen van je af masseren,’ zei hij terwijl hij achter haar aan de trap op liep. ‘Ik weet precies hoe ik je moet opvrolijken.’
Federica huiverde.
Torquil liet het bad voor haar vollopen en voegde er lavendelessence aan toe. Vervolgens ging hij op de rand van het bad met haar zitten praten, terwijl zij haar heimwee en de herinnering aan Sam van zich af waste. Hij zei dat hij van plan was haar mee te nemen voor een lange zonnige vakantie op Mauritius. ‘Je maakt je zorgen, lieveling. Geen wonder dat je zo moeilijk zwanger wordt.’
Federica voelde haar keel samentrekken van paniek, die haar bijna de adem benam. ‘Wat jij nodig hebt, is een ontspannen vakantie in de zon. We kunnen de hele dag door de liefde bedrijven.’
‘Ja,’ antwoordde ze schor, hoewel het idee alleen al haar deed rillen van weerzin.
Toen ze zijn aanbod voor een massage had afgeslagen en zich begon aan te kleden, bleef hij maar volhouden dat ze het wel nodig had. ‘Tjee, wat ben je gespannen,’ zei hij terwijl hij over haar schouders wreef. ‘Zie je wel?’
‘Ik voel me goed, hoor,’ zei ze met klem.
‘Ga liggen.’
‘Ik voel me goed. Torquil, alsjeblieft.’
‘Kleintje, ik weet toch wat het beste voor je is,’ zei hij. Hij duwde haar naar het bed. ‘Nou, doe nu maar wat ik je zeg en laat alle spanning uit je lichaam glijden.’ Onwillig ging ze naakt op haar buik op bed liggen en sloot haar ogen, omdat ze bang was dat ze zou gaan huilen als ze ze opendeed. Met zijn sterke handen smeerde hij haar huid in met lavendelolie, waarna hij de gespannen spieren rond haar nek en schouders kneedde. Het was warm in de kamer en ze gloeide nog na van het bad. Spoedig liet ze zich door zijn handen meeslepen en onwillekeurig ontspande haar lichaam zich. Nuno, haar familie en het gesprek met Sam verdwenen uit haar gedachten en ze concentreerde zich op het aangename gevoel van zijn vingers op haar huid. Terwijl ze balanceerde tussen waken en slapen, merkte ze dat hij plotseling van houding veranderde.
Met een snelle beweging spreidde hij haar benen en het zich op haar vallen. Vervolgens drong hij zich in haar, zodat ze met een schok terugkwam in de werkelijkheid. Hij nam haar ruw en egoïstisch, alsof hij zich bewust was van zijn tanende macht. Alsof hij voelde dat haar liefde voor hem langzaam afnam. Ze opende haar ogen en fixeerde haar blik op de muur. Toen gebeurde er iets vreemds. Geestelijk ontsteeg ze haar lichaam, alsof ze er niet bij was, alsof er iemand anders machteloos op het bed lag. In gedachten verplaatste ze zich naar Chili, naar Cachagua, naar het strand waar het zand warm en zacht was, net als Lidia’s bloem, en de zee met haar hypnotiserende, kalmerende golfslag haar ellende en vernedering overstemde.
In de barre maanden die volgden werd het vlinderkistje haar enige bron van troost. Ze maakte het open om aan haar misère te ontsnappen. Terwijl ze haar vaders brieven las, dreef ze ver weg op de herinneringen die werden opgeroepen door de magie van die vreemde, schitterende stenen. Naarmate de seks met Torquil steeds grover werd, ging het vlinderkistje een steeds belangrijkere rol spelen. Het was de laatste strohalm waaraan ze zich kon vastklampen. Het was haar enige troost.
Op het dieptepunt van haar ellende ontving Federica een anonieme brief, die als een godsgeschenk door iemand in de brievenbus was gegooid.
Je bent pas echt vrij, niet als
je dagen zonder zorgen zijn en je nachten zonder gemis en
smart,
Maar juist als die dingen je leven omgorden en je er toch naakt en
ongebonden boven uitstijgt.
Ze draaide het briefje om, op zoek naar de identiteit van de afzender. Maar die vond ze niet. Het was alleen maar een wit vel met de spreuk erop getypt. Ze ging zitten en las het opnieuw. Ze herkende het niet. Weer las ze het briefje heel langzaam, waarbij ze over elk woord diep nadacht. Degene die het haar had gestuurd, wilde haar kennelijk helpen maar tegelijkertijd anoniem blijven. Ze kon maar op één persoon komen die reden zou kunnen hebben om zijn identiteit te verbergen. Haar hart begon sneller te kloppen en de adrenaline joeg door haar aderen. Haar zintuigen, die door haar verdriet een sluimerend bestaan waren gaan leiden, ontwaakten.
Ramon Campione. Het briefje kon alleen maar van haar vader afkomstig zijn. Typisch iets voor hem om een anonieme brief te sturen. Hij had immers nooit zijn komst aangekondigd, hij was altijd onverwacht komen opdagen. Het had haar moeder tot wanhoop gedreven, maar het was nu eenmaal zijn manier van doen. Ook de inhoud van het briefje was helemaal zijn stijl. Ze herinnerde zich zijn verhalen, soms mystiek, vaak spiritueel. De formulering van de spreuk deed haar denken aan zijn eigen gedichten, maar bovenal kwam het overeen met zijn levensfilosofie. Hij was immers altijd boven alle zorgen en verdriet uitgestegen. Hij liet zich er niet door raken, zelfs niet toen zijn eigen gezin zich van hem afkeerde. Hij had hen laten gaan. Eens had hij van haar gehouden. Ooit was ze ervan overtuigd dat zijn liefde onvoorwaardelijk en eeuwigdurend was. Maar daarin had hij haar teleurgesteld, diep teleurgesteld. Misschien wilde hij haar om vergeving vragen. Misschien wilde hij uitleggen waarom hij zo onverschillig was geweest. Maar ze had hem in geen jaren gezien. Waarom dacht hij nu ineens weer aan haar? Waar was hij?
Hoe kon hij weten dat ze ongelukkig was? Waarom maakte hij zich druk om haar?
Toen ze ’s avonds in het donker naast haar echtgenoot in bed lag, dacht ze aan het briefje dat ze onder in het vlinderkistje had verstopt. Haar vader maakte zich zorgen om haar. Anders had hij haar dat briefje niet gestuurd. Ze glimlachte in zichzelf. Hij wist dat ze leed en hij wilde haar helpen. Het citaat had een duidelijke boodschap. Ze moest proberen boven haar problemen uit te stijgen. Ze moest zich er niet door laten ontmoedigen, ze moest zichzelf aanpakken. Het was allemaal een kwestie van instelling. Ze was ongelukkig omdat ze zich door haar problemen liet deprimeren. Voor het eerst sinds haar huwelijk voelde ze een vonk van opwinding, toen ze een eerste, voorzichtige stap zette om de controle over haar leven weer in eigen hand te nemen. Ze wilde niet langer slachtoffer zijn, het was hoog tijd dat ze voor zichzelf opkwam. Ze besloot op dieet te gaan, zich op te geven voor fitness en ‘naakt en ongebonden boven haar problemen uit te stijgen’. Maar wat haar het meeste kracht gaf, was het besef dat ze niet alleen was. Eindelijk voelde ze de zon weer op haar gezicht en koesterde ze zich in de liefde van haar vader.
Ramon ging achter zijn typemachine zitten en begon te tikken. Sinds de dood van Estella, nu drie jaar geleden, had hij geen enkele poging meer gedaan om een boek te schrijven. Hij had alleen maar gedichten geschreven. Lange, gekwelde gedichten waarin hij met elke zorgvuldig geformuleerde regel uiting gaf aan zijn verdriet en spijt. Hij was in Chili gebleven, dicht bij zijn zoon en het graf van Estella, waar hij wel vaak heen ging wanneer hij bij haar wilde zijn, hoewel zijn verstand hem zei dat ze niet onder de grond was maar in het rijk der geesten. Toen zijn zoon zijn gevoelens in een dagboek begon op te schrijven, voelde hij een diepe trots. Soms zaten ze samen op het strand en las Ramoncito de regels voor die hij over zijn moeder had opgeschreven. Omdat het verdriet hem nog te veel was, formuleerde hij aanvankelijk nog haperend en stuntelig. Maar gaandeweg nam hij meer tijd om zijn stijl te verfraaien en begon hij mooie, heldere gedichten te schrijven. Ramon was diep ontroerd. ‘Wat zal mama trots op je zijn, Ramoncito,’ zei hij dan terwijl hij zijn zoon over zijn haren streek.
‘Hoe kan ze dat nu weten?’ vroeg de jongen op zijn beurt.
‘Omdat ze je kan zien, mijn jongen,’ antwoordde hij, ervan overtuigd dat ze met haar ziel bij hen was. ‘Omdat liefde geen grenzen kent.’
Voor hen allebei was het niet gemakkelijk geweest. Maar terwijl Ramoncito afleiding vond bij zijn schoolvrienden en in zijn studie, bleef zijn vader zwelgend in zelfmedelijden achter in het strandhuis, waar alles hem aan Estella herinnerde. Wanneer ’s zomers de lucht doordrongen was van rozengeur en door het slaapkamerraam naar binnen waaide, werd hij bijna van zijn zinnen beroofd. Dan werd hij wakker uit zijn dromen en meende hij dat ze weer naast hem lag, klaar om hem met haar honingkleurige ogen en haar tedere glimlach te beminnen. In die wanhopige momenten had hij het liefst als een kind in snikken willen uitbarsten en haar hoofdkussen tegen zijn gezicht willen drukken om de herinneringen in te ademen. In plaats daarvan deed hij het licht aan en begon zijn gevoelens op te schrijven. Die gedichten hadden hem behoed voor waanzin, maar ze hadden ook zijn leven veranderd.
Door diepgaand zelfonderzoek was Ramon erachter gekomen waarom hij zijn leven lang op de vlucht was. Eerst was hij voor zijn ouders gevlucht, vervolgens voor Helena en zijn kinderen en ten slotte voor Estella. Hij was gevlucht voor de liefde. Hij was bang geweest voor de liefde. Zolang hij alleen was, ver weg van de mensen die om hem gaven, hoefde hij de beklemmende intensiteit van hun liefde niet te voelen. Die verantwoordelijkheid was te zwaar voor hem. Daarom had hij op een afstand van hun liefde genoten. Af en toe kwam hij terug om te zien of ze nog van hem hielden, maar hij verdween zodra hun gevoelens hem dreigden te verstikken. Hij bedoelde het goed. Hij had er vreselijk onder geleden toen Helena en de kinderen uit zijn leven verdwenen, toen hij Federica huilend bij de kerkdeur in Engeland had aangetroffen omdat ze hem zo miste, toen hij haar die middag knipperend tegen het zonlicht op de fiets had gezien.
Hij had eronder geleden omdat hij van hen hield. Maar ook had hij aan zijn eigen vermogen tot liefhebben getwijfeld. En daarvoor was hij ook gevlucht. Met Estella was het heel anders. Eerst was hij haar ook ontvlucht, net als Helena. Maar Estella hield van hem zonder hem te willen bezitten. Ze had zoveel van hem gehouden dat ze hem zijn vrijheid gunde. Haar liefde was zuiver en onzelfzuchtig. Zonder het te beseffen had hij van haar liefde geleerd. En die les had hem de inspiratie gegeven om een boek te gaan schrijven. Niet voor publicatie, maar voor Helena. Een allegorie met een verborgen boodschap. Hij wilde haar laten weten dat hij voor haar was gevlucht. Hij wilde dat ook zij zou leren van Estella’s onbaatzuchtige liefde.
Sam zat boven op het klif en keek uit over de zee die, ongeacht het seizoen, nooit veranderde. Het gras op de kliffen was bedekt met rijp, de rivieren en beekjes waren bevroren, maar de zee bleef hetzelfde. Ze kon ruw of kalm zijn, maar liet zich door de seizoenen niet beïnvloeden. Ze was haar eigen baas.
Nuno was ook altijd zijn eigen baas gebleven. Hij had zich nooit door iemand laten beïnvloeden. Sam miste hem. Het huis gonsde nog na van zijn aanwezigheid en iedereen praatte nog over hem alsof hij nog leefde. Iedereen had wel een verhaal over de grappige dingen die hij had gezegd of de vreemde streken die hij had uitgehaald. Inigo had zijn studeerkamer aan Sam gegeven, die had gehuild van ontroering. Hij had zijn zoon op de schouder geklopt en gezegd dat hij ermee mocht doen wat hij wilde. Maar Sam had niets aan de kamer veranderd. Het ontroerde Ingrid dat hij de herinnering aan haar vader levend wilde houden in de enige kamer van het huis die helemaal van hem was geweest. Sam had het bureau opgeruimd. Hij vulde een paar dozen met al Nuno’s papiertjes met onleesbare aantekeningen, zodat er niets verloren zou gaan. Toen hij vervolgens alle laden doorzocht, vond hij een vergeeld boek van Kahlil Gibran, getiteld De profeet. Hij kende het boek goed. Nuno had er vaak uit geciteerd en had hem een exemplaar gegeven bij zijn belijdenis – hij had er zelf uit geciteerd bij zijn begrafenis. Wat hem nog het meest ontroerde was dat Nuno in zijn eigen exemplaar zijn persoonlijke gedachten en ideeën in de marges had geschreven. Door de begeleidende brief werden zijn gedachten op Federica gebracht.
De brief was geadresseerd aan zijn vrouw Violet, Sams grootmoeder, en geschreven op 8 mei 1935 in Rome. Hij schreef hoeveel hij van haar hield en dat hij met haar wilde trouwen. Haar ouders hadden kennelijk bezwaar tegen hun huwelijk, want Violet was ontroostbaar. Omdat hij overzee was, had Nuno niets anders kunnen bedenken om haar te troosten dan haar zijn boek te sturen, compleet met bemoedigende aantekeningen die hij in kantlijn had gezet naast de gedichten waarvan hij dacht dat ze haar kracht zouden kunnen geven. Sam was zo geraakt door de brief dat hij hem meerdere keren las. Vervolgens las hij de gedichten en Nuno’s aantekeningen. Ze hadden kennelijk hun uitwerking niet gemist, want uiteindelijk waren ze getrouwd en waren ze vele jaren gelukkig samen.
Sam dacht aan Federica. Als het Violet geholpen had, waarom Federica dan niet? Hij ging achter het bureau zitten en typte een strofe van een gedicht over. Hij had besloten geen afzender te vermelden, omdat hij de kans dat Federica de boodschap ter harte zou nemen groter achtte als ze niet wist dat die van hem kwam. Per slot van rekening had hij al twee keer vergeefs geprobeerd tot haar door te dringen. Vervolgens had hij de trein naar Londen genomen om de brief bij haar af te leveren.
Hij stond te wachten voor haar huis onder een zwarte paraplu, zodat ze hem niet zou herkennen. Een uur lang had hij op de stoep gestaan tot ze zou komen. Toen pas bedacht hij dat ze misschien gewoon thuis was. Hij tuurde door het raam en ving een glimp van haar op. Ze liep in haar badjas door de kamer uit een zak chips te eten. Het was halverwege de middag en ze was ongetwijfeld alleen thuis. De verleiding om aan te bellen was groot, maar hij bedwong zich en gooide de brief in de brievenbus alvorens naar het station te lopen, vanwaar hij de trein terug naar Polperro nam.
Gedurende de hele reis naar huis dacht hij aan haar. Het beeld van haar in het grote, chique huis, waar ze haar onvrede liep weg te eten, riep zowel woede als medelijden bij hem op. Hij had Torquil willen opwachten om eens flink met hem op de vuist te gaan en hem voorgoed uit te schakelen. Maar de enige manier om haar te bevrijden was haar te leren hem zelf aan te pakken. Hij hoopte dat de brief haar, net als Violet, zou inspireren. Hij droomde dat hij op een dag haar zijn liefde zou kunnen betuigen, maar die droom was als een ijle wolk aan de horizon.
‘Wist jij dat je vrouw aan fitness doet? Ze is al afgevallen. Gisteravond at ze alleen maar een salade in The Blights’. Niets voor haar,’ zei Lucia smalend. ‘Poverina, ik heb een hekel aan sporten en afvallen. Seks is de enige aangename manier om in conditie te blijven.’
‘Ze doet niet aan fitness,’ antwoordde Torquil laatdunkend. ‘Ze heeft een privétrainer. Die heb ik voor haar geregeld. Dat is goed voor haar, ze moet een beetje afvallen.’
‘Wat lief,’ verzuchtte ze. ‘Het is allemaal in je eigen belang, nietwaar?’
‘Ja. Ze is een beetje afwezig de laatste tijd. Ik krijg maar moeilijk hoogte van haar. Haar zwijgen maakt me gek. Ik weet niet wat er met haar aan de hand is. Misschien gaat ze weer glimlachen als ze een paar kilo kwijt is.’ Hij schudde zijn hoofd, alsof hij zijn huiselijke problemen van zich af wilde gooien, en keek grijnzend neer op zijn minnares. ‘Als je nu nog eens dat leuke zwarte pakje aantrekt, dat ik voor je heb gekocht?’
‘Nou, dan moeten we wel opschieten, want ik ga zo met Fede lunchen in de Mirabella.’
‘Kom hier dan,’ zei hij terwijl hij haar tegen zich aan trok en zijn vingers langs de achterkant van haar benen liet glijden.
‘Vrij je nog met Fede?’
‘Natuurlijk.’
‘Nog steeds zonder resultaat?’
‘Ja.’
‘Ik weet zeker dat ik wél vruchtbaar ben.’
‘Ongetwijfeld, lieveling,’ zei hij terwijl hij haar op haar blote billen sloeg. ‘Ah, je bent al klaar voor me.’
‘Ik draag nooit een slipje als ik weet dat jij langskomt,’ zei ze met een hees lachje.
Maar hoe Torquil ook probeerde zijn problemen in Lucia’s wellustige lijf te vergeten, hij kon de gedachten aan zijn vrouw niet uit zijn hoofd zetten. Hij voelde dat ze zich van hem losmaakte en dat verontrustte hem.