38
sAM KEEK NAAR DE REGEN DIE TEGEN HET RAAM VAN NUNO’S studeerkamer sloeg. Er brandde een vuur in de haard, waarin Nuno altijd de houtblokken oppookte wanneer hij ergens over moest nadenken. Trotsky lag op het tapijt en zuchtte diep in zijn slaap. Maar Sam voelde de kou in zijn botten en rilde. Hij richtte zijn blik op de leren bank waar Federica had gezeten. Hij zag de matte, berustende blik in haar ogen weer voor zich en haar ongelukkige lijf dat zwaar was van het troosteten. Hij voelde zich kapot vanbinnen. Niet alleen had hij Nuno, zijn geliefde grootvader en vriend, verloren maar ook Federica, en nog wel aan een volstrekt ongeschikte man. Hij zuchtte wanhopig; hij hield zichzelf voor de gek, want hij had haar nooit hoeven te verliezen. Toen hij haar had kunnen hebben, had hij haar niet gewild.
Hij stond op en ijsbeerde door de kamer om warm te worden. Hij verborg zijn ijskoude handen in de mouwen van zijn trui en trok zijn schouders op. Sinds hij naar Polperro was teruggekeerd om te schrijven, had hij nog geen woord op papier gezet. Hij had met het idee gespeeld om net zo’n cottage als ‘Toby en Julian te kopen; een man van eenendertig hoorde toch niet meer bij zijn ouders te wonen, maar het ontbrak hem aan energie en inspiratie om te gaan zoeken. Zolang hij op Pickthistle Manor woonde, hoefde hij er niet op uit om onder de mensen te komen, niet zelf te koken, laat staan huur of hypotheek te betalen. Zijn vader was blij met zijn gezelschap en besprak zijn theorieën met hem voor het haardvuur in de woonkamer, waar Federica voor het eerst marshmallows had geroosterd met Molly en Hester.
Als een geest waarde Ingrid in haar lange gewaden door de kamer, een rookwalm achterlatend en zich amper bewust van het feit dat Sam er was. Het dierenasiel, dat ze nog steeds in stand hield, was nu zo overvol dat Sam in zijn la met truien een eekhoorntje in winterslaap aantrof, dat zich in zijn favoriete lamswollen trui had genesteld. Toen hij haar daarover had aangesproken, had ze opgelucht geglimlacht. ‘O, daar zit Amos dus! Ik loop de hele winter al naar hem te zoeken. Tot het voorjaar mag je hem niet storen, hoor.’
Dus had Sam truien van zijn vader moeten lenen, die allemaal vol gaten zaten. Die konden alleen maar veroorzaakt zijn door motten of muizen, want Inigo had in zijn hele leven nog nooit met zijn handen gewerkt en hij ging zo weinig de deur uit dat zijn truien zelden het daglicht hadden gezien. Zelfs toen hij op een dag Sam op zijn rug klopte, herkende hij zijn eigen versleten trui niet. ‘Zeg, zoon, als je geld nodig hebt, kun je me dat gewoon vragen, hoor.’ Sam had geantwoord dat hij niets nodig had. Zijn twee jongere broers kwamen elk weekend thuis. Lucien studeerde in Cambridge en Joey zat in het laatste jaar van de middelbare school. Molly en Hester kwamen langs wanneer het hun uitkwam, want ze hadden nu allebei een fulltime baan waardoor ze maar weinig vrije tijd hadden.
Molly had altijd wel iets hatelijks te zeggen over Federica, terwijl Hester nog steeds verdrietig was over het verlies van haar vriendin. ‘We waren zulke goede vriendinnen,’ verzuchtte ze dan. ‘We vertelden elkaar alles.’
‘Nou, dat gebeurt er dus wanneer iemand het door geld en status te hoog in zijn bol krijgt,’ zei Molly onvriendelijk. ‘Als jij en ik van hogere komaf waren, Hester, had ze ons vast niet als een baksteen laten vallen.’
Maar Sam wist de ware oorzaak omdat hij zich niet liet verblinden door afgunst, zoals Molly. Hij hield zijn gedachten echter voor zich en verborg ze achter de zware eiken deur van Nuno’s studeerkamer.
‘Sam is net als papa,’ zei Molly tijdens een weekend, toen hij alleen maar even zijn gezicht liet zien om te eten. ‘En hij wordt ook steeds humeuriger.’
Sam wilde niets liever dan Federica bellen, maar hij wist niet wat hij dan moest zeggen en hij wilde niet dat ze wist dat hij die brief had geschreven. Hun gesprek na afloop van Nuno’s begrafenis had hem niet de indruk gegeven dat ze blij zou zijn om weer iets van hem te horen. Daarom besloot hij uit pure frustratie om haar nóg een anonieme brief te sturen. Rillend van de kou ging hij met Nuno’s boek bij het haardvuur zitten en probeerde een paar zinnen te vinden waar ze iets aan zou hebben. De regels die Nuno had onderstreept waren echter van toepassing op Violet, die moest leren om te durven liefhebben. Federica daarentegen moest leren om te durven leven – onafhankelijk te leven en niet volgens de wil van iemand anders. Kauwend op het uiteinde van zijn pen sloeg hij de bladzijden om. Hij kon een paar regels over de liefde gebruiken, maar die sloegen eigenlijk meer op hemzelf; hij stond immers op de ‘dorsvloer’ van de liefde, omdat zijn geest door de gedachten aan Federica werd gekweld en zijn hart eraan kapotging. Hij kon ook een paar regels over verdriet gebruiken, want dan zou ze weten dat verdriet en vreugde bij elkaar horen, want zonder het ene kan het andere niet gekend worden.
Toen viel zijn oog op een passage over vrijheid en onmiddellijk wist hij dat deze het meest geschikt was. Triomfantelijk tikte hij met het vochtige uiteinde van zijn pen op de bladzijde en dacht: het ligt in Federica’s eigen vermogen weg te gaan. Torquil behandelt haar precies zoals ze hem toestaat haar te behandelen. Ze kan altijd nee zeggen en moet ook nee zeggen. Hij las de regels hardop voor aan Trotsky, die zijn hangogen opendeed, zich geeuwend uitrekte en vervolgens zijn kop schuin hield en aandachtig zijn oren spitste.
Een tiran kan enkel heersen over
vrije en trotse mensen vanwege hun tirannie jegens hun eigen
vrijheid en schaamte jegens hun eigen trots. Als je een zorg wilt
afwerpen, weet dan dat deze je niet is opgelegd, maar dat je haar
zelf hebt gekozen.
Als je de angst wilt uitbannen, weet dan dat die angst niet zetelt
in de hand van hem die je vreest, maar in je eigen hart.
Sam ging achter de computer zitten en typte de regels over. Hij deed er een half uur over om de tekst af te drukken, de envelop te adresseren en dicht te likken, want elke handeling werd met de grootst mogelijke zorg verricht, alsof het om een liefdesbrief ging die zijn hartsgeheimen bevatte.
Opgewonden door het vooruitzicht dat hij een glimp van Federica zou opvangen, nam hij de volgende ochtend de vroege trein. Omdat hij zich niet op zijn boek kon concentreren, staarde hij de hele reis uit het raam. Op het moment dat hij met een taxi haar huis naderde, zag hij haar net de deur uit komen en in een wachtende auto stappen.
‘Volg die Mercedes,’ zei Sam tegen de chauffeur. Achteroverleunend luisterde hij naar het kloppen van zijn eigen hart en de voorzichtig optimistische gedachten die door zijn hoofd gonsden.
De verandering van haar figuur was hem onmiddellijk opgevallen. Ze was afgeslankt en liep weer met de veerkrachtige tred van voor haar huwelijk. Haar huid zag niet langer dof van de spanning, maar had een gezonde glans. Hij vroeg zich af of zijn brief de verandering in gang had gezet. Maar toen betrok zijn gezicht, want misschien was Torquil er wel de oorzaak van.
Hoewel het haar moeite kostte, was Federica enthousiast over haar nieuwe levenswijze. Samen met haar privétrainer moest ze flink aan de slag om gewicht te verliezen en haar dieet te veranderen. Maandenlang had ze zichzelf niet meer kritisch in de spiegel bekeken en als haar kleren niet meer pasten, had ze Torquil om nieuwe gevraagd. Ze was veel dikker dan ze ooit had kunnen denken. Door het fastfood had haar huid alle glans verloren. John Burly kwam elke maandag, woensdag en vrijdag om haar te wegen, te meten en oefeningen te doen totdat het zweet uit elke porie liep. Vaak riep ze moedeloos uit: ‘Ik kan het niet. Dik zijn hoort gewoon bij me.’
Maar dan was steevast zijn antwoord: ‘Goed dan, als je dik wilt blijven, heb je mij niet meer nodig.’ Totdat ze hem smeekte door te gaan. Ze zorgde ervoor dat er grote hoeveelheden fruit en groenten in de koelkast lagen en hield zich strikt aan het strenge dieet. Want telkens wanneer ze snakte naar een zak chips of een reep chocolade, moest ze denken aan de nare bijnamen die Torquil haar gaf. Dus knabbelde ze maar op een worteltje.
In plaats van dat ze Torquils geld aan kleren besteedde, bracht ze regelmatig een bezoek aan de schoonheidssalon. Ze was weer trots op haar uiterlijk. Naarmate ze slanker werd, groeide haar zelfvertrouwen. Ook putte ze kracht uil het briefje van haar vader dat ze onder in het vlinderkistje had verstopt en tevoorschijn haalde wanneer Torquil op zijn werk was en zij alleen met haar gedachten thuis zat. Ze was er zeker van dat haar vader in Engeland was geweest, haar had gezien en haar de brief had gestuurd. Ze wou dat hij haar had aangesproken maar begreep ook waarom hij zich terughoudend had opgesteld. Ze wilde hem laten weten dat ze hem geen verwijten maakte en dat ze nog steeds van hem hield. Kerstmis naderde en terwijl het alsmaar kouder werd, wachtte Federica tevergeefs op een telefoontje van Hal, die haar immers beloofd had het telefoonnummer van hun grootouders door te geven.
Toen zette Federica de eerste stap naar haar onafhankelijkheid. Het was een kleine stap maar een heel belangrijke. Ze liet zich door de chauffeur op Sloane Square afzetten en kocht een nieuwe garderobe voor zichzelf ter vervanging van de kleren die haar niet meer pasten. Nog steeds koos ze de grijze en marineblauwe broeken die Torquil altijd voor haar kocht, maar het feit dat ze zelf naar de winkel was gegaan om ze te kopen, gaf haar een gevoel van voldoening en bravoure. Het was haar eerste verzetsdaad.
Tot haar verbazing merkte Torquil er niets van. Tot haar nog grotere verbazing kon het haar niet schelen. Hij prees haar om haar slankere lichaam, nam haar in zijn overweldigende armen en drukte zijn overspelige lippen op de hare. ‘Wat goed van je, kleintje. Ik ben trots op je,’ zei hij. ‘Je bent bijna weer de Federica met wie ik trouwde.’
Ze had dolgelukkig moeten zijn. Per slot van rekening was ze voor hem afgevallen. Of niet soms? Heel langzaam verdween Torquil uit het middelpunt van haar leven.
Sam volgde Federica naar St. James’s, waar ze uit de auto stapte en de straat op liep. Toen ze een paar stappen op het trottoir had gezet, stapte ook hij uit en volgde haar. Ze droeg een lange zwarte jas met zwarte suède laarzen onder een lichtgrijs broekpak en een crèmekleurige zijden blouse. Ze zag er elegant en chic uit. Haar lange blonde haren droeg ze in een paardenstaart die over haar jas op haar rug hing. Ze was niet meer het magere, onzekere meisje uit Polperro. Ze was ronder, vrouwelijker, zelfverzekerder. Hij kreeg een brok in zijn keel want hij hield meer van haar zoals ze nu was, en hij werd verteerd door het verlangen om haar dat te vertellen.
Af en toe bleef ze staan om in een etalage te kijken of naar haar eigen spiegelbeeld dat haar nog steeds wist te verrassen. Hij bleef ongeveer honderd meter achter haar. Zijn hoofd ging schuil onder zijn vaders vilten hoed en hij had zijn handen diep in de zakken van zijn met hondenharen bedekte jas gestoken. Bij de elleboog zat een gat, dat er waarschijnlijk door een overenthousiaste muis in was geknaagd. Hij trok zijn schouders op en begluurde haar door zijn bril waarvan de glazen door de kou en motregen telkens besloegen. Hij voelde zich een stalker, hetgeen het schaamrood naar zijn kaken joeg. Daardoor besloeg zijn bril nog meer, zodat hij er amper nog doorheen kon kijken.
Hij volgde haar door Arlington Street naar de Ritz, waar ze kennelijk met iemand ging lunchen. Maar tot zijn verbazing liep ze de portiers voorbij, die allemaal met hun witgeschoeide hand aan hun pet tikten, en vervolgde ze haar weg naar Green Park. Hij haastte zich door de mensenmenigte die het metrostation uit stroomde, en zag haar het park in gaan. Terwijl hij zich achter het hek verstopte, zag hij haar over het pad naar een bankje lopen. Daar, onder de kale winterbomen, ging ze zitten, zette haar handtas op haar knieën en staarde voor zich uit in het nevelige park.
Sam liep om het ijzeren hek heen totdat hij op een afstand van ongeveer honderd meter achter haar stond. Hij keek naar het eenzame figuurtje dat zo te zien op niemand zat te wachten, want ze keek niet om zich heen en niet op haar horloge. Ze staarde alleen maar voor zich uit, roerloos en in gedachten verzonken.
Sam haalde zijn handen uit zijn zakken en omklemde de ijzeren spijlen die hem scheidden van de vrouw die hij liefhad. Hij wilde haar roepen. De klank van haar naam op zijn lippen zou een ongekende luxe voor hem betekenen, want nooit sprak hij met iemand over haar. Maar hij durfde niet. Hij stond daar maar, met zijn handen om de spijlen geklemd, en vroeg zich af waaraan ze dacht. Eigenlijk was hij al gelukkig dat hij zo dicht bij haar kon zijn. Aan haar afhangende schouders en de schuine stand van haar hoofd kon hij zien dat ze eenzaam en verdrietig was. Hij wist immers wat eenzaamheid was en hij begreep het. Terwijl hij wachtte tot ze zou opstaan en weglopen, krabde zij af en toe aan haar neus of streek een losse haarlok achter haar oor. Toen ze na een uur nog steeds niet in beweging was gekomen, besloot hij naar haar huis terug te gaan om de brief in de bus te gooien.
Hij liet haar niet graag achter, maar toch wandelde hij in de richting van St. James’s. Plotseling huiverde hij van de kou en hij stopte zijn handen nog dieper in zijn jaszakken. Uit nieuwsgierigheid liep hij vlak langs haar auto, waarin de chauffeur met zijn hoofd rustend op zijn onderkinnen zat te slapen. Uit zijn mondhoek liep een lange draad speeksel via zijn wang naar zijn revers.
Sam zag zijn kans schoon en duwde de envelop door de kier in het achterraampje, dat Federica had opengelaten. Hij zag de brief, waarop hij met liefde de naam Federica Campione had getypt, met de adreszijde naar boven op de zitting vallen.
Federica genoot ervan dat Torquil niet wist waar ze was. Ze hield van deze momenten, waarop ze alleen was met haar herinneringen. Ze vroeg zich af waarom ze niet zwanger werd, hoewel ze gezien haar slechte huwelijk niet eens een kind zou willen. Misschien was het Gods wil, omdat Hij alles in een groter verband zag. Ze dacht aan Kerstmis en vroeg zich af of Torquil met haar mee naar haar familie in Polperro zou gaan. Elk jaar had hij dat beloofd en telkens was hij met haar naar een of ander exotisch oord gevlogen. Telkens had ze haar moeder moeten bellen en hem met zoveel vuur geëxcuseerd dat ze zelf in haar smoesjes was gaan geloven. Maar inwendig had ze zich vreselijk teleurgesteld gevoeld. Ze wilde niets liever dan kerst thuis in Cornwall vieren.
Ze dacht graag terug aan haar jeugd. Haar herinneringen gaven haar troost en leidden haar aandacht af van haar ongelukkige leven. Ze herinnerde zich de picknicks op het strand, waarbij de wind zand in de boterhammen blies en het zo koud was dat ze op een kluitje zaten te rillen in hun schipperstruien totdat Toby hen kwam ophalen om krabben en zee-egels te zoeken. Julian zocht dan vaak schelpen en hielp hen zandkastelen te bouwen, terwijl Ingrid op het kleed met haar moeder zat te praten en af en toe afwezig hun bouwwerken bewonderde. Dat was een idyllische tijd.
Ze sprak Toby, Julian en haar moeder nog wel, en af en toe ook Hester, maar lang niet zo vaak als vroeger, toen ze vaak naar Harrods ging om stiekem te telefoneren. Tijd en omstandigheden hadden een wig tussen hen in gedreven. Ook daar verzon ze smoesjes voor, terwijl ze maar al te goed wist dat het kwam omdat Torquil haar familie niet mocht. Hij vond ze provinciaals en hij deed zijn best om haar van hen te vervreemden. Als ze een beetje karakter had, zou ze natuurlijk tegen de wil van haar echtgenoot kunnen ingaan maar ze wist niet of ze daarvoor de moed kon opbrengen.
Federica was zo gewend van Torquil te houden dat het een gewoonte was geworden. In het begin had ze hem nodig en hij had die behoefte zodanig gecultiveerd dat ze niet meer zonder hem kon en ze vervolgens niet meer voor zichzelf kon denken. In de vier jaar van hun huwelijk had hij haar langzaam maar zeker tot de grond toe afgebroken. Maar van daaruit was er maar één weg en die leidde omhoog. Wat een geluk dat haar vader haar op het dieptepunt van haar wanhoop zijn geheime boodschap had gestuurd om haar een hart onder de riem te steken. Door zijn brief had ze haar verloren zelfvertrouwen herwonnen. Ze was al zo diep gezonken dat ze zich overal aan vastgeklampt zou hebben. Ze kon het niet alleen.
Ze dacht aan haar vader en vroeg zich af hoe ze hem vanuit Londen zou kunnen opsporen. Als hij in de stad was geweest, was hij nu waarschijnlijk weer vertrokken. Ramon bleef immers nooit lang op één plek. Altijd werd hij door zijn eigen schaduw ingehaald. Op een gegeven moment voelde ze iemands ogen in haar rug branden. Verlegen streek ze een lok achter haar oor, maar ze durfde niet om te kijken. Ongemakkelijk schoof ze heen en weer op de bank. Maar de kracht van die starende blik had ook iets vertrouwds. Plotseling bedacht ze dat haar vader wellicht vanaf de straat heimelijk naar haar stond te kijken. In een vlaag van overmoed draaide ze zich om. Door de winterse nevel keek ze hoopvol naar de mensenmenigte, op zoek naar een bekend gezicht. Ze herkende niemand. Ze slaakte een zucht van teleurstelling, keek op haar horloge en vond het tijd worden om naar de auto te gaan.
Met haar blik op het trottoir gericht liep ze terug, zich afvragend hoe ze het onderwerp Kerstmis bij Torquil ter sprake kon brengen. Toen ze bij de auto aankwam en de chauffeur slapend in zijn eigen kwijl aantrof, klopte ze op het raam. Met een schok schoot hij wakker, tastte verward naar de portierkruk, prutste wat met het slot en stapte uit om het portier voor haar open te doen. Maar Federica, die de brief had zien liggen, had zelf de deur al opengemaakt. Ze zei hem dat ze naar huis wilde, waarna ze met trillende handen de naam op de envelop las: Federica Campione. De brief moest wel van haar vader zijn, want hij kon niet weten wat haar nieuwe achternaam was en niemand die zij kende zou de naam Campione hebben gebruikt. Ze scheurde de envelop open en gretig liet ze de woorden tot zich doordringen, alsof het Gods woord was. Haar vader had dus toch naar haar staan kijken.
Een tiran kan enkel heersen over
vrije en trotse mensen vanwege hun tirannie jegens hun eigen
vrijheid en schaamte jegens hun eigen trots. Als je een zorg wilt
afwerpen, weet dan dat deze je niet is opgelegd maar dat je haar
zelf hebt gekozen.
Als je de angst wilt uitbannen, weet dan dat die angst niet zetelt
in de hand van hem die je vreest, maar in je eigen hart.
Ze voelde het bloed naar haar wangen stijgen van schaamte. ‘Stop eens, alsjeblieft. Ik wil eruit,’ zei ze plotseling tegen de chauffeur.
‘Wat? Hier al?’ zei hij verbaasd terwijl hij haar in de achteruitkijkspiegel aankeek.
‘Ja, hier,’ herhaalde ze.
‘Goed, mevrouw,’ antwoordde hij gedienstig. Hij draaide een rustig straatje in en parkeerde langs de stoeprand. Federica gooide het portier open en wankelde het natte trottoir op. Haastig liep ze de straat door totdat ze bij een café kwam. Ze stoof naar binnen, ging aan een tafeltje in de hoek zitten en bestelde een kop thee. Vol afschuw staarde ze naar de brief. Had ze dan helemaal geen trots? Was alle ellende dan te wijten aan haar eigen zwakheid en gebrek aan karakter? Was Torquil, de man van wie ze dacht te houden, in werkelijkheid een tiran die al haar bewegingen controleerde?
Ze had zich te lang blindgestaard op haar misère, te veel zelfmedelijden gehad om te durven inzien dat ze haar redding in eigen hand had. Gehoorzaamheid lag nu eenmaal meer in haar aard dan opstandigheid. Nu walgde ze van haar slappe, zielige gedrag. Ze herlas de regels en plotseling werd haar alles duidelijk. Starend in haar theekopje maakte ze een meedogenloze analyse van haar huwelijk. De uitkomst vervulde haar met weerzin. Ze had Torquil elk aspect van haar leven laten controleren, van de kleren die ze droeg tot de mensen met wie ze omging. Op sluwe wijze had hij telkens verhinderd dat ze naar Polperro ging. Stap voor stap had ze zich onderworpen aan een totale dictatuur. Haar liefde was niet genoeg voor hem: hij wilde ook haar vrijheid. Sam had gelijk. Had ze maar de moed gehad om zijn hulp aan te nemen toen hij haar de helpende hand had geboden. Zelfs Arthur had haar gewaarschuwd, maar ze had niet willen luisteren.
Uiteindelijk ging ze pas laat die middag naar huis. Torquil was er nog niet. Ze opende de koelkast en pakte een fles grapefruitsap. Vervolgens ging ze naar boven en liet het bad vollopen. Haar lichaam beefde van vastberadenheid. Ze ging kerst vieren in Polperro, ongeacht wat Torquil ervan vond. Sterker nog, vanaf nu zou ze voor zichzelf opkomen. Ze kleedde zich uit en schoot in haar badjas, in zichzelf repeterend wat ze tegen hem zou gaan zeggen. Nu leek het zo gemakkelijk, maar ze was bang dat de woorden in haar keel zouden blijven steken wanneer ze oog in oog met hem stond.
Plotseling kwam de angstige gedachte in haar op dat hij misschien iets anders had geregeld. Hij had haar immers een reisje naar Mauritius in het vooruitzicht gesteld. Het was niet zijn gewoonte om haar op de hoogte te stellen van zijn plannen. Ze had hem altijd alles laten regelen, ze had niet eens een eigen agenda. Om te voorkomen dat hij haar ging manipuleren, moest ze zich voorbereiden. Haastig rende ze naar beneden naar zijn studeerkamer en trok de laden van zijn bureau een voor een open. Alles had een vaste plek, zelfs zijn potloden lagen met even lang geslepen punten keurig op een rijtje. Ze werden zelden gebruikt. Toen ze niets in de laden had kunnen vinden, zocht ze verder in zijn kast maar ook daar vond ze niets. Geen vliegtickets, helemaal niets. Ze rende weer naar boven en liep zijn immense garderobekast in, waar zijn glimmend gepoetste schoenen netjes in het gelid stonden, met in elk paar een mahoniehouten schoenlepel.
Plotseling zocht ze niet langer naar zijn agenda maar naar iets anders, alsof ze ineens volwassen was geworden en oog kreeg voor de wereld buiten de cocon die haar man om haar heen had gesponnen. Koortsachtig doorzochten haar handen de zakken van zijn jasjes en broeken, die keurig aan houten hangers naast elkaar hingen. Haar hart bonsde van angst want ze wist dat hij elk moment kon thuiskomen. Door nieuwsgierigheid gedreven opende ze de la van zijn nachtkastje, waar haar handen op een vierkant notitieboekje stuitten. Ze haalde het tevoorschijn en sloeg het open. Het was een in leer gebonden boekje, dat handgeschreven lijstjes bevatte met dingen die nog gedaan moesten worden. Aan de binnenkant van de kaft was een polaroid geplakt van een jonge vrouw die naakt en met haar benen schaamteloos gespreid op een stoel zat. Op haar gezicht lag de glimlach van een vrouw die zich bewust is van haar aantrekkingskracht. Federica verstijfde. Ze herkende het gezicht en ze herkende de gelegenheid. Waarom had het zo lang moeten duren voordat ze het in de gaten had?
Federica belde Hester. Aan de eigenaardige klank in haar stem leidde haar vriendin onmiddellijk af dat er iels ergs aan de hand was. ‘Wat heeft hij je aangedaan?’ vroeg ze.
‘Ik heb je hulp nodig. Nu,’ smeekte Federica en haar ogen vulden zich met tranen. ‘Zou je me willen komen ophalen?’
Hester legde de telefoon neer, greep haar sleutels en sloeg de deur achter zich dicht, zonder iets tegen Molly te zeggen die haar hoofd om de deur van de stomende badkamer stak en zich afvroeg wat er aan de hand was.
Toen Hester bij Federica’s huis aankwam, stond ze in haar badjas in de deuropening met een houten kistje tegen zich aan geklemd. Angstig om zich heen kijkend rende ze de trap af en dook in de wachtende auto.
‘Ga je zó mee?’ vroeg Hester met open mond van verbazing. Federica barstte in snikken uit. ‘Ja, dit is alles wat ik in mijn huwelijk heb ingebracht. Mijn kistje en mijn vertrouwen.’
Pas toen ze veilig en wel in de flat in Pimlico was, ging Federica’s gesnik over in hysterisch gelach. Molly en Hester keken elkaar bezorgd aan. Allebei dachten ze terug aan Helena’s bruiloft, toen ze als een bezetene om Sam had gehuild. Toen ze zodanig gekalmeerd was dat ze weer kon praten, veegde ze haar tranen af aan de mouw van haar badjas en snoof.
‘Gaat het een beetje?’ vroeg Molly ongerust. ‘Veel beter,’ antwoordde ze, zichzelf met moeite beheersend. ‘Ik ben vergeten de kraan van het bad dicht te draaien.’