Rachel

Zondag 18 augustus 2013

Middag

We zitten in de huiskamer in een driehoekje bij elkaar: Tom op de bank, de liefhebbende vader en plichtsgetrouwe echtgenoot, met zijn dochter op schoot en zijn vrouw aan zijn zij. En de ex-echtgenote zit ertegenover slokjes thee te drinken. Allemaal heel beschaafd. Ik zit in de leren leunstoel die we vlak na ons trouwen hebben gekocht – het was het eerste meubelstuk dat we als getrouwd stel kochten: boterzacht, bruin leer, duur, luxueus. Ik weet nog goed hoe uitgelaten ik was toen hij werd bezorgd. Ik kan me herinneren dat ik er opgekruld in ging zitten en dacht: dit is wat het is om getrouwd te zijn – veilig, warm, comfortabel.

Tom zit met gefronste wenkbrauwen naar me te kijken. Hij probeert te bedenken wat hij moet doen, hoe hij de zaken recht kan zetten. Over Anna zit hij niet in, dat kan ik duidelijk zien. Ik ben het probleem.

‘Ze leek wel een beetje op jou,’ zegt hij ineens. Hij gaat achteroverzitten op de bank en verschuift zijn dochter tot ze wat makkelijker op zijn schoot zit. ‘Nou ja, dat deed ze, maar toch ook weer niet. Ze had ook dat... dat rommelige, weet je wel. Daar kan ik geen weerstand aan bieden.’ Hij grijnst naar me. ‘De prins op het witte paard, dat ben ik.’

‘Ik dacht het niet,’ zeg ik zacht.

‘Hè, Rach, doe nou niet zo. Weet je dat dan niet meer? Jij helemaal bedroefd omdat pappie is gestorven, en het enige wat je wilt is iemand om bij thuis te komen, iemand die van je houdt? Dat heb ik je allemaal gegeven. Ik heb je een veilig gevoel bezorgd. En toen besloot je dat allemaal te verpesten, maar daar kun je mij niet de schuld van geven.’

‘Ik kan je van heel wat dingen de schuld geven, Tom.’

‘Nee, nee.’ Hij zwaait vermanend zijn vinger heen en weer. ‘Laten we nu niet de geschiedenis gaan herschrijven. Ik ben altijd goed voor je geweest. Soms... Nou ja, soms dwong je me tot dingen. Maar ik ben goed voor je geweest. Ik heb altijd goed voor je gezorgd,’ zegt hij, en dan dringt het ineens tot me door: hij liegt tegen zichzelf zoals hij tegen mij liegt. Hij gelooft dit echt. Hij gelooft echt dat hij goed voor me is geweest.

Plotseling begint het kind luid te jammeren, en Anna schiet overeind.

‘Ik moet haar verschonen,’ zegt ze.

‘Niet nu.’

‘Ze heeft een vieze luier, Tom. Ze moet echt worden verschoond. Wees nou niet zo wreed.’

Hij werpt Anna een scherpe blik toe, maar hij geeft haar het huilende kind aan. Ik probeer haar blik te vangen, maar ze weigert me aan te kijken. Mijn hart begint in mijn keel te bonzen als ze zich omdraait om naar boven te gaan, maar even snel zakt de moed me weer in de schoenen, want Tom komt overeind en legt zijn hand op haar arm. ‘Doe het hier,’ zegt hij. ‘Je kunt het hier ook doen.’

Anna loopt naar de keuken en verschoont het kind op de tafel. De stank van stront vult de kamer, mijn maag draait ervan om.

‘Ga je ons nog vertellen waarom?’ vraag ik hem. Anna houdt op met wat ze aan het doen is en kijkt in onze richting. De kamer is roerloos, stil, afgezien van het gebrabbel van het kind.

Tom schudt zijn hoofd, alsof hij het zelf bijna niet kan geloven. ‘Ze kon ontzettend op jou lijken, Rach. Ze liet dingen niet snel los. Ze had het niet in de gaten toen het voorbij was. Ze wilde gewoon... ze weigerde te luisteren. Weet je nog dat jij altijd met mij aan het kibbelen was, dat je altijd het laatste woord wilde hebben? Megan was precies zo. Ze weigerde te luisteren.’

Hij verzet zijn stoel en buigt naar voren, met zijn ellebogen op zijn knieën, alsof hij me een verhaal vertelt. ‘Toen we ermee begonnen, was het gewoon leuk, toen ging het alleen om het neuken. Ze liet me geloven dat het haar daar ook om ging. Maar toen veranderde ze van gedachten. Geen idee waarom. Die meid was echt in de war. Als ze even een rotdag met Scott had gehad, of ze verveelde zich een beetje, dan had ze het er ineens over dat wij er samen vandoor zouden kunnen gaan, opnieuw zouden kunnen beginnen en dat ik Anna en Evie zou kunnen verlaten. Alsof ik dat serieus zou overwegen! En als ik niet meteen kwam opdraven als ze daarom vroeg, werd ze woedend, en begon ze te bellen en te dreigen dat ze zou langskomen en Anna over ons zou vertellen.

En toen hield het op. Ik was vreselijk opgelucht. Ik dacht dat ze eindelijk had begrepen dat ik niet meer geïnteresseerd was. Maar die zaterdag belde ze ineens weer om te zeggen dat ze me moest spreken, dat ze me iets belangrijks te zeggen had. Ik negeerde haar, dus toen begon ze weer te dreigen – dat ze naar ons huis zou komen en zo. Ik maakte me eerst niet al te veel zorgen, want Anna zou de deur uit gaan. Weet je nog, schat? Je zou uiteten gaan met de meiden, en ik zou oppassen. Ik dacht dat het niet eens zo gek zou zijn – zij zou langskomen en dan kon ik het met haar uitpraten. Ik zou het haar duidelijk maken. Maar toen kwam jij langs, Rachel, en jij verklootte de boel.’

Hij leunt achteruit op de bank, met zijn benen wijd uit elkaar, de grote man die veel ruimte inneemt. ‘Het was jouw schuld. In feite was het allemaal jouw schuld, Rachel. Uiteindelijk ging Anna niet met haar vriendinnen uiteten – ze was binnen vijf minuten terug, over haar toeren en kwaad omdat jij ergens daarbuiten rondhing, lazarus zoals gewoonlijk, en je was met een of andere kerel voor het station aan het rondzwalken. Ze maakte zich zorgen dat je deze kant op zou komen. Ze maakte zich zorgen over Evie.

Dus in plaats van de zaak uit te praten met Megan, moest ik achter jou aan.’ Zijn lippen krullen in een glimlach. ‘Jezus, zoals jij eraan toe was. Je zag er niet uit en je stonk naar wijn... Je probeerde me te zoenen, weet je nog?’ Hij maakt een kokhalzend geluid en begint te lachen. Anna lacht mee, en ik kan niet uitmaken of ze dat doet omdat ze het grappig vindt of omdat ze hem wil kalmeren.

‘Ik moest je duidelijk maken dat ik je niet bij mij, bij ons in de buurt wilde hebben. Dus ik nam je mee het tunneltje in om te zorgen dat je in elk geval niet op straat een scène zou schoppen. En ik zei tegen je dat je bij ons vandaan moest blijven. Jij begon te janken, dus toen gaf ik je een klap, om je tot zwijgen te brengen, en toen begon je nog erger te janken.’ Hij praat tussen opeengeklemde tanden door; ik zie de spier in zijn kaak verstrakken. ‘Ik was razend. Ik wilde alleen maar dat jullie ons met rust lieten, Megan en jij. Ik heb mijn gezin. Ik heb een fijn leven.’ Hij werpt een blik naar Anna, die probeert het kind in de kinderstoel te laten zitten. Haar gezicht is volkomen uitdrukkingsloos. ‘Ondanks jou, ondanks Megan, ondanks alles, heb ik een fijn leven voor mezelf gecreëerd.

Nadat ik jou had gezien, kwam Megan langs. Ze was op weg naar Blenheim Road. Ik kon haar niet naar ons huis laten gaan. Ik kon haar niet met Anna laten praten. Ik zei tegen haar dat we wel ergens heen konden gaan om te praten, en dat meende ik ook – dat was het enige wat ik van plan was. Dus we stapten in de auto en reden naar Corly, naar het bos. Daar gingen we vroeger soms naartoe, als we geen kamer hadden genomen. Dan deden we het in de auto.’

Vanaf mijn plek op de bank voel ik Anna verstijven.

‘Je moet van me aannemen dat het niet mijn bedoeling was dat het zo zou lopen, Anna.’ Tom kijkt naar haar en buigt dan zijn hoofd om naar zijn handpalmen te staren. ‘Ze begon maar door te zeuren over de baby – dat ze niet wist of die van mij of van hem was. Ze wilde open kaart spelen, en als het kind van mij was, vond ze het prima als ik het zag. En ik maar zeggen dat ik geen steek om dat kind van haar gaf en dat het niets met mij te maken had.’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Ze raakte helemaal over haar toeren, maar als Megan over haar toeren raakt... lijkt ze niet op Rachel. Geen sprake van jammeren. Ze begon te tieren en te vloeken tegen me, ze zei allemaal kutdingen: dat ze rechtstreeks naar Anna zou gaan, dat ze zich niet liet negeren en dat haar kind niet verwaarloosd zou worden... Christus, ze hield haar bek maar niet. Dus... Ik weet niet, ik moest haar op de een of andere manier het zwijgen opleggen. Dus ik pakte een steen...’ Hij kijkt strak naar zijn rechterhand, alsof hij het voor zich ziet. ‘... en ik...’ Hij doet zijn ogen dicht en zucht diep. ‘Het was maar één klap, maar ze was...’ Hij blaast zijn wangen op en ademt langzaam uit. ‘Het was niet mijn bedoeling. Ik wilde gewoon dat ze ophield. Ze bloedde vreselijk. Ze was aan het huilen en maakte gruwelijke geluiden. Ze probeerde bij me vandaan te kruipen. Er zat niets anders op dan er een eind aan te maken.’

De zon is weg, de kamer is donker. Het is stil, afgezien van het geluid van Toms ademhaling, onregelmatig en oppervlakkig. Er komen geen geluiden van straat. Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst een trein heb gehoord.

‘Ik heb haar in de kofferbak gelegd,’ zegt hij. ‘Ik reed wat dieper het bos in, van de weg af. Er was verder niemand. Ik moest met mijn...’ Zijn ademhaling wordt steeds oppervlakkiger en sneller. ‘Ik moest met mijn blote handen graven. Ik was bang...’ – hij kijkt me aan met reusachtige pupillen – ‘... dat er iemand zou komen. En het deed pijn, mijn nagels scheurden in de aarde. Het kostte heel veel tijd. Ik moest stoppen om Anna te bellen, om te zeggen dat ik naar jou op zoek was.’

Hij kucht. ‘De grond was eigenlijk best zacht, maar ik kon toch niet zo diep graven als ik wilde. Ik was ontzettend bang dat er iemand zou komen. Ik bedacht dat ik later nog wel terug kon gaan, als alle ophef voorbij was. Ik dacht dat ik wel de kans zou krijgen om haar te verplaatsen, op een betere plek te leggen. Maar toen begon het te regenen en toen kon het niet meer.’

Hij kijkt fronsend naar me op. ‘Ik wist bijna zeker dat de politie achter Scott aan zou gaan. Ze had me verteld hoe paranoïde hij was over dat ze misschien met Jan en alleman het bed in dook, dat hij haar e-mails las en haar controleerde. Ik dacht... nou ja, ik was van plan haar telefoon bij hem in huis te leggen zodra ik de kans kreeg. Geen idee. Ik dacht dat ik er misschien een keer langs kon gaan voor een biertje of zo, als een vriendelijk gebaar. Ik weet niet. Ik had niet echt een plan. Ik had het allemaal niet uitgedacht. Het was geen kwestie van voorbedachten rade. Het was alleen maar een gruwelijk ongeluk.’

Maar dan verandert zijn houding weer. Het lijkt wel of er wolken langs de hemel jagen, nu eens donker, dan weer licht. Hij staat op en loopt langzaam naar de keuken, waar Anna inmiddels aan tafel Evie eten zit te geven. Hij kust haar op haar kruintje en tilt zijn dochter uit de kinderstoel.

‘Tom...’ begint Anna te protesteren.

‘Rustig maar.’ Hij glimlacht zijn vrouw toe. ‘Ik wil alleen even knuffelen, toch schatje?’ Hij loopt met zijn dochter in zijn armen naar de koelkast en haalt er een biertje uit. Hij kijkt mijn kant op. ‘Wil je er ook een?’

Ik schud mijn hoofd.

‘Nee, beter van niet, hè?’

Ik versta hem nauwelijks. Ik zit uit te rekenen of ik hiervandaan de voordeur kan bereiken voordat hij me te pakken krijgt. Als die deur alleen op de klink zit, denk ik dat het moet lukken. Als hij hem op slot heeft gedaan, zit ik in de puree. Ik duw mezelf overeind en zet het op een rennen. Ik kom in de gang, mijn hand is bijna op de deurknop, als ik de fles tegen mijn achterhoofd voel slaan. Er volgt een explosie van pijn, het wordt wit voor mijn ogen, en ik zak op mijn knieën. Hij pakt een handvol van mijn haar en zijn vingers verstrengelen zich erin, en daarna begint hij me naar de huiskamer te sleuren, waar hij me weer loslaat. Hij torent boven me uit, met zijn voeten aan weerszijden van mijn heupen. Hij heeft zijn dochter nog steeds in zijn armen, maar nu staat Anna naast hem aan haar te trekken.

‘Geef haar alsjeblieft aan mij, Tom. Dadelijk doe je haar nog pijn. Toe nou, geef haar hier.’

Hij geeft de jammerende Evie aan Anna.

Ik hoor Tom praten, maar het klinkt heel ver weg, alsof ik hem van onder water hoor praten. Ik kan de woorden wel verstaan, maar ze lijken niet op mij van toepassing, niet op wat er met mij gebeurt. Alles gebeurt op afstand.

‘Ga naar boven,’ zegt hij. ‘Ga naar de slaapkamer en doe de deur dicht. Niemand bellen, goed? Ik meen het, Anna. Je moet echt niemand bellen. Niet met Evie erbij. We kunnen niet hebben dat de zaak uit de hand loopt.’ Anna kijkt niet naar me omlaag. Ze klemt het kind tegen haar borst, stapt over me heen en haast zich weg.

Tom buigt zich, steekt zijn handen onder de broekband van mijn spijkerbroek, grijpt die vast en sleurt me over de vloer de keuken in. Ik schop mijn benen opzij en probeer ergens houvast aan te krijgen, maar dat lukt niet. Ik kan niet goed zien, tranen branden in mijn ogen, alles is vaag. Terwijl ik voortbonk over de grond, is de pijn in mijn hoofd ondraaglijk, en ik word overspoeld door een golf van misselijkheid. Als er iets contact maakt met mijn slaap, voel ik een hete, gloeiende pijn. Daarna niets meer.