Rachel

Maandag 15 juli 2013

Ochtend

Cathy riep me terug toen ik vanochtend net op het punt stond de deur uit te gaan en omhelsde me even krampachtig. Ik dacht dat ze me ging vertellen dat ze me er toch niet uit ging gooien, maar in plaats daarvan duwde ze me een getypt briefje in mijn hand, waarin ze me formeel eruit zette, inclusief vertrekdatum. Ze kon me niet in de ogen kijken. Ik kreeg medelijden met haar, echt waar, zij het niet zoveel medelijden als met mezelf. Ze wierp me een verdrietig lachje toe en zei: ‘Ik vind het vreselijk om je dit aan te doen, Rachel, heus.’ Het was een ontzettend ongemakkelijke toestand. We stonden in de gang, die ondanks al mijn inspanningen nog steeds een beetje naar kots rook. Ik had zin om te huilen, maar ik wilde niet dat ze zich nog ellendiger ging voelen dan ze toch al deed, dus ik lachte opgewekt en zei ‘Niets aan de hand, het is echt geen probleem’, alsof ze me net gevraagd had of ik haar een plezier wilde doen.

In de trein komen de tranen, en het kan me niet schelen of er mensen naar me kijken; ze kunnen net zo goed denken dat mijn hond is overreden. Of misschien heb ik net gehoord dat ik een ongeneeslijke ziekte heb. Of ik ben een onvruchtbare, gescheiden, binnenkort dakloze drankverslaafde.

Welbeschouwd is het belachelijk. Hoe ben ik hier terechtgekomen? Ik vraag me af waar die neergang van me is begonnen; ik vraag me af op welk punt ik het nog een halt had kunnen toeroepen. Waar heb ik de verkeerde afslag genomen? Niet toen ik Tom leerde kennen, die me van mijn verdriet redde na de dood van mijn vader. Niet toen we trouwden, zorgeloos, stralend, op een vreemd winterse dag in mei zeven jaar geleden. Ik was gelukkig, had geld, was geslaagd. Niet toen we naar nummer 23 verhuisden, een ruimer, mooier huis dan ik me ooit had voorgesteld om op de jonge leeftijd van zesentwintig jaar in te wonen. Ik kan me die eerste dagen nog heel goed herinneren, dat ik zonder schoenen rondliep en de warmte voelde van de houten planken onder mijn voetzolen, genoot van de ruimte, de leegte van al die kamers die erop lagen te wachten om te worden gevuld. Tom en ik, die plannen maakten: wat we in de tuin zouden planten, wat we aan de muur zouden hangen, wat voor kleur we de reservekamer zouden geven – die toen al in mijn achterhoofd de babykamer was.

Misschien was het toen. Misschien was dat het moment waarop het verkeerd is gegaan, toen ik me ons niet meer als stel maar als gezin begon voor te stellen; en toen dat eenmaal het geval was, toen ik die voorstelling in mijn hoofd had, konden wij met zijn tweeën nooit meer volstaan. Ging Tom toen anders naar me kijken, weerspiegelde zijn eigen teleurstelling vanaf toen de mijne? Na alles wat hij had opgegeven voor mij, om met mij samen te kunnen zijn, bezorgde ik hem het gevoel dat hij niet genoeg was.

Tot aan Northcote laat ik mijn tranen de vrije loop, maar dan beheers ik me weer, dep mijn ogen en begin aan de achterkant van Cathy’s uitzettingsbevel een lijst dingen te noteren die ik vandaag moet doen.

 

bibliotheek Holborn

e-mail ma

e-mail Martin, referentie???

uitzoeken AA-bijeenkomsten centraal-Londen/Ashbury

Cathy vertellen over baan?

 

Wanneer de trein halt houdt bij het sein, kijk ik op en zie ik Jason op het terras omlaag naar de spoorbaan staan kijken. Ik heb het gevoel dat hij me recht aankijkt en krijg een merkwaardige sensatie – alsof hij eerder op die manier naar me heeft gekeken; alsof hij me echt heeft gezien. Ik stel me voor dat hij naar me lacht en om de een of andere reden ben ik bang.

Hij draait zich om en de trein rijdt verder.

 

Avond

Ik zit bij de Spoedeisende Hulp in het University College-ziekenhuis. Ik ben aangereden door een taxi toen ik Gray’s Inn Road overstak. Ik was broodnuchter, wil ik even gezegd hebben, al was ik wel een beetje over mijn toeren, afgeleid en bijna in paniek. Een snee van een paar centimeter boven mijn rechteroog wordt gehecht door een uitzonderlijk knappe arts-assistent die teleurstellend kortaf en zakelijk doet. Als hij klaar is met hechten, ziet hij de bult op mijn hoofd.

‘Die is niet nieuw,’ zeg ik.

‘Hij ziet er anders behoorlijk nieuw uit,’ zegt hij.

‘Nou ja, niet nieuw vandaag.’

‘Hebben we in de oorlog gevochten?’

‘Ik heb mijn hoofd gestoten bij het instappen.’

Hij onderzoekt de wond een paar seconden lang en zegt dan: ‘Meen je dat nou?’ Hij doet een stap achteruit en kijkt me aan. ‘Zo ziet het er niet uit. Het ziet er eerder uit alsof iemand je ergens mee heeft geslagen,’ zegt hij en ik word ijskoud. Er staat me iets bij van wegduiken om een klap te ontwijken, en dat ik mijn handen omhoogstak. Is dat een echte herinnering? De dokter stapt weer op me af en tuurt van dichtbij naar de wond. ‘Iets scherps, misschien gekarteld.’

‘Nee,’ zeg ik. ‘Het was een auto. Ik heb mijn hoofd gestoten toen ik instapte.’ Ik probeer net zo goed mezelf als hem te overtuigen.

‘Oké.’ Hij werpt me een glimlach toe, stapt achteruit en hurkt een beetje zodat onze ogen op gelijke hoogte zijn. ‘Gaat het wel met je...’ Hij kijkt in zijn aantekeningen, ‘Rachel?’

‘Ja.’

Hij kijkt me een hele tijd aan; hij gelooft me niet. Hij maakt zich zorgen. Misschien denkt hij dat mijn man me slaat. ‘Goed. Ik ga dit even schoonmaken, want het ziet er een beetje naar uit. Kan ik iemand voor je bellen? Je man?’

‘Ik ben gescheiden,’ zeg ik.

‘Iemand anders dan?’ Het interesseert hem niet dat ik gescheiden ben.

‘Mijn vriendin, alstublieft, die maakt zich vast zorgen over me.’ Ik geef hem Cathy’s naam en telefoonnummer. Cathy zal zich helemaal geen zorgen maken – ik kom nog niet eens te laat thuis –, ik hoop alleen dat ze, als ze hoort dat ik ben aangereden door een taxi, medelijden met me zal krijgen en me zal vergeven voor wat er gisteren is gebeurd. Ze denkt vast dat ik ben aangereden omdat ik dronken was. Ik vraag me af of ik de dokter om een bloedtest of zo kan vragen, zodat ik haar kan bewijzen dat ik nuchter was. Ik glimlach naar hem, maar hij kijkt me niet aan, hij is aantekeningen aan het maken. Het is trouwens toch een belachelijk idee.

Het was mijn schuld, de taxichauffeur kon er niets aan doen. Ik stapte zomaar – of eigenlijk: ik rende zomaar – voor de taxi langs. Ik heb geen idee waar ik dacht dat ik heen rende. Ik dacht absoluut niet na, in elk geval zeker niet over mezelf. Ik dacht na over Jess. Die niet Jess heet, maar Megan Hipwell, en ze wordt vermist.

Ik ben in de bibliotheek geweest aan Theobald’s Road. Ik had net mijn moeder een e-mail gestuurd (waarin ik haar niets belangrijks vertelde, het was eerder een e-mail om de stemming te peilen, om te bepalen hoe moederlijk ze zich op het moment jegens mij voelt) via mijn Yahoo-account. Op de website van Yahoo staat allemaal nieuws, dat is toegesneden op jouw postcode of zoiets – Joost mag weten hoe ze mijn postcode kennen, maar dat is wel zo. En daar stond een foto van haar, Jess, mijn Jess, de volmaakte blondine, naast een kop die luidde: zorgen om vermiste vrouw uit witney.

In eerste instantie wist ik het niet zo zeker. De foto leek wel op haar – ze zag er precies zo uit als ze er in mijn hoofd uitziet – maar ik twijfelde aan mezelf. Toen las ik het bericht en zag de naam van de straat, en toen wist ik het zeker.

 

De politie van Buckinghamshire maakt zich allengs meer zorgen om het welzijn van de verdwenen negenentwintigjarige Megan Hipwell, wonende aan Blenheim Road in Witney. Mevrouw Hipwell is voor het laatst gezien op zaterdagavond, door haar echtgenoot Scott Hipwell, toen ze omstreeks zeven uur het huis verliet om een vriendin te bezoeken. Haar verdwijning is ‘hoogstongewoon voor haar’, volgens de heer Hipwell. Mevrouw Hipwell droeg een spijkerbroek en een rood T-shirt. Ze is 1 meter 62, slank en heeft blond haar en blauwe ogen. Iedereen die informatie heeft betreffende mevrouw Hipwell, wordt verzocht contact op te nemen met de politie van Buckinghamshire.

 

Ze wordt vermist, Jess wordt vermist. Megan wordt vermist. Sinds zaterdag. Ik heb haar gegoogeld – het stuk was gepubliceerd in de Witney Argus, maar zonder verdere details. Ik moest eraan denken dat ik Jason – Scott – vanochtend op het terras naar me had zien kijken, lachen. Ik pakte mijn tas, stond op en rende de bibliotheek uit en de weg op, zo voor de wielen van een zwarte taxi.

‘Rachel? Rachel?’ De knappe dokter probeert mijn aandacht te trekken. ‘Je vriendin is hier om je op te pikken.’