Rachel
Maandag 22 juli 2013
Avond
En nu ben ik aan het wachten. Het is een kwelling, dat niet-weten, de traagheid waarmee alles zich voltrekt. Maar er zit niets anders op.
Ik had vanochtend gelijk, toen ik die angst voelde. Ik wist alleen niet waar ik bang voor moest zijn.
Niet voor Scott. Toen hij me naar binnen trok, zag hij blijkbaar de doodsangst in mijn ogen, want hij liet me bijna onmiddellijk weer los. Hij had een wilde blik in zijn ogen en zag er onverzorgd uit, en het leek wel of hij terugdeinsde voor het licht, waarna hij de deur sloot. ‘Wat doe jij hier? Het wemelt hier van de fotografen en de journalisten. Ik moet geen mensen aan de deur hebben. Straks zeggen ze nog van alles... Ze zullen alles proberen om foto’s te krijgen, om...’
‘Er is niemand buiten,’ zei ik, al had ik eerlijk gezegd niet echt goed gekeken. Misschien hadden er mensen in auto’s zitten wachten tot er iets gebeurde.
‘Wat doe je hier?’ vroeg hij nogmaals.
‘Ik heb gehoord... Het was op het nieuws. Ik wilde alleen... Is hij het? Hebben ze hem gearresteerd?’
Hij knikte. ‘Ja, vanochtend vroeg. De familierechercheur kwam langs. Ze kwam het vertellen. Maar ze kon... ze konden me niet vertellen waarom. Ze moeten iets hebben gevonden, maar ze hebben me niet verteld wat. Maar haar in elk geval niet. Ik weet dat ze haar niet hebben gevonden.’
Hij ging op de trap zitten en sloeg zijn armen om zich heen. Zijn hele lichaam beefde.
‘Ik kan er niet tegen. Ik kan niet tegen dat wachten tot de telefoon gaat. En als hij gaat, wat dan? Zal het dan het slechtst denkbare nieuws zijn? Zal het...’ Zijn stem ebde weg, en toen keek hij op alsof hij me voor het eerst zag. ‘Waarom ben je hier?’
‘Ik wilde... Ik dacht dat je misschien niet alleen wilde zijn.’
Hij wierp me een blik toe alsof hij dacht dat ik gestoord was. ‘Ik ben niet alleen,’ zei hij. Hij stond op en liep langs me heen de huiskamer in. Even stond ik daar maar. Ik wist niet of ik hem achterna moest lopen of moest vertrekken, maar toen riep hij: ‘Wil je koffie?’
Op het grasveld stond een vrouw te roken. Lang, met peper-en-zoutkleurig haar en chic gekleed in een zwarte, lange broek en een witte blouse die tot haar hals zat dichtgeknoopt. Ze liep op de patio op en neer, maar zodra ze mij in de gaten kreeg bleef ze staan, ze gooide haar sigaret op de tegels en trapte hem met de punt van haar schoen uit.
‘Politie?’ vroeg ze met twijfel in haar stem, terwijl ze de keuken binnenstapte.
‘Nee, ik ben...’
‘Dit is Rachel Watson, mam,’ zei Scott. ‘Degene die contact met me heeft opgenomen over Abdic.’
Ze knikte langzaam, alsof de uitleg van Scott niet helemaal duidelijk voor haar was; ze nam me op, met een blik die even pijlsnel van mijn hoofd naar mijn voeten ging en weer terug. ‘O.’
‘Ik wilde gewoon...’ Ik had geen fatsoenlijke reden om daar te zijn. Ik kon toch moeilijk zeggen: ik wilde het gewoon weten, ik wilde het zien.
‘Scott is u heel dankbaar dat u zich hebt gemeld. En nu wachten we er uiteraard op om te horen wat er precies gaande is.’ Ze stapte op me af, pakte me bij mijn elleboog en draaide me met zachte dwang om naar de voordeur. Ik wierp een blik naar Scott, maar die keek me niet aan; zijn ogen waren gericht op iets buiten het raam, aan de overkant van het spoor.
‘Bedankt dat u bent langsgekomen, mevrouw Watson. We zijn u zeer erkentelijk.’
En ik stond weer op de stoep, met de voordeur stevig achter me gesloten, en toen ik opkeek, zag ik hen: Tom achter de buggy, en Anna naast zich. Toen ze me zagen, bleven ze abrupt staan. Anna bracht haar hand naar haar mond en boog pijlsnel naar voren om haar kind op te pakken. De leeuwin die haar welp beschermt. Ik wilde naar haar lachen, haar vertellen dat ik hier niet voor haar was en dat die dochter van haar me totaal niet interesseerde.
Ik ben verbannen. Dat heeft Scotts moeder me wel duidelijk gemaakt. Ik ben verbannen en teleurgesteld, maar wat maakt dat uit, ze hebben Kamal Abdic. Ze hebben hem te pakken en ik heb geholpen. Ik heb eindelijk iets goeds gedaan. Ze hebben hem en het kan niet lang duren voordat ze Megan vinden en haar naar huis terugbrengen.