Anna

Dinsdag 13 augustus 2013

Ochtend

Ik keek toe terwijl Tom vanochtend zijn overhemd en stropdas aantrok om naar zijn werk te gaan. Hij leek een beetje afgeleid, waarschijnlijk al met zijn gedachten bij zijn bezigheden van vandaag – vergaderingen, afspraken, wie, wat, waar. Ik was jaloers. Voor de eerste keer van mijn leven benijdde ik hem echt omdat hij de luxe had om zich netjes te kunnen aankleden, het huis te verlaten en zich de hele dag doelbewust te haasten, en dat allemaal in dienst van een salaris.

Het is niet zozeer het werk dat ik mis – ik was makelaar en geen neurochirurg, niet echt een baan waar je als kind van droomt – maar ik vond het wel fijn om door heel dure huizen te kunnen ronddwalen als de eigenaars er niet waren, mijn vingers langs marmeren aanrechten te laten glijden, bij inloopkasten naar binnen te gluren. Ik stelde me altijd voor hoe mijn leven eruit zou zien als ik daar woonde, wat voor persoon ik dan zou zijn. Ik ben me er echt wel van bewust dat er niets belangrijker is dan een kind opvoeden, maar het probleem is dat dat niet wordt gewaardeerd. In elk geval niet op de manier die op dit moment voor me telt, en dat is financieel. Ik wil dat we meer geld hebben, zodat we uit dit huis, uit deze straat weg kunnen. Zo eenvoudig is het.

Misschien is het toch niet zo simpel. Toen Tom naar zijn werk was, ging ik aan de keukentafel zitten om een worsteling met Evie aan te gaan over het ontbijt. Ik zweer je, twee maanden geleden at ze nog alles. En nu weigert ze te eten, tenzij het aardbeienyoghurt is. Ik weet dat het normaal is. Dat zeg ik ook de hele tijd tegen mezelf terwijl ik eigeel uit mijn haar pulk, over de grond kruip om lepels en omgegooide kommen van de grond te rapen. Ik zeg het de hele tijd tegen mezelf: dit is normaal.

Maar toch, als we dan eindelijk klaar zijn en ze zit opgewekt in haar eentje te spelen, dan ga ik heel even een potje zitten janken. Ik sta mezelf die tranen maar heel zelden toe, en alleen als Tom er niet is, een paar minuten om me even te laten gaan. Toen ik mijn gezicht achteraf aan het wassen was, toen ik zag hoe moe ik eruitzag, hoe vlekkerig en verfomfaaid en afschuwelijk, toen voelde ik weer die aanvechting om een jurk en hoge hakken aan te trekken, mijn haar te föhnen, make-up op te doen, over straat te lopen en mannen zich te laten omdraaien om naar me te kijken.

Ik mis mijn werk, maar ik mis ook wat werk voor me betekende in dat laatste jaar dat ik er geld mee verdiende, toen ik Tom leerde kennen. Ik mis het dat ik geen maîtresse meer ben.

Ik genoot ervan. Ik vond het echt heerlijk. Ik voelde me niet schuldig. Ik deed alleen maar of dat wel zo was. Ik moest wel, tegenover mijn getrouwde vriendinnen, die doodsbang waren vanwege de aantrekkelijke au pair of dat knappe, grappige meisje op kantoor dat over voetbal mee kan praten en de halve tijd op de sportschool zit. Ik moest wel tegen hen zeggen dat ik me er uiteraard ellendig over voelde, dat ik het afschuwelijk vond voor zijn vrouw, dat ik helemaal niet had gewild dat dit zou gebeuren, maar ja, we waren nu eenmaal verliefd geworden, daar konden we ook niets aan doen.

Maar eerlijk gezegd heb ik me nooit ellendig gevoeld om Rachel, zeker niet toen ik erachter kwam dat ze dronk en vreselijk moeilijk was en zijn leven tot een hel maakte. Ze was gewoon niet werkelijk voor mij, en bovendien genoot ik er te veel van. De ‘andere vrouw’ zijn is ontzettend opwindend, dat valt niet te ontkennen: jij bent degene voor wie hij zijn vrouw wel moet bedriegen, ook al houdt hij van haar. Zo onweerstaanbaar ben je.

Ik was een huis aan het verkopen. Cranham Road nummer 34. Het bleek lastig te slijten, omdat de laatste koper die geïnteresseerd was geweest geen hypotheek had gekregen. Iets met het taxatierapport. Dus regelden we een onafhankelijke taxateur, om zeker te weten dat alles in orde was. De verkopers waren al vertrokken, het huis stond leeg, dus ik moest er zijn om hem binnen te laten.

Vanaf het moment dat ik de deur voor hem opendeed, was duidelijk dat het ging gebeuren. Ik had zoiets nog nooit gedaan, ik had er zelfs nog nooit van gedroomd, maar er was iets in de manier waarop hij naar me keek, zoals hij naar me lachte. We konden het niet helpen – we deden het in de keuken, tegen het aanrecht. Het was waanzin, maar zo waren we nu eenmaal. Dat zei hij toen altijd tegen me. ‘Verwacht niet van me dat ik bij mijn volle verstand ben, Anna. Niet bij jou.’

Ik pak Evie op en we gaan samen naar de tuin. Giechelend duwt ze haar karretje heen en weer. De driftbui van vanochtend is duidelijk vergeten. Telkens als ze naar me grijnst, heb ik het gevoel dat mijn hart zal barsten. Hoe erg ik het ook vind om niet meer te werken, dit zou ik erger missen. En dat gaat trouwens nooit gebeuren. Ik pieker er niet over om haar ooit nog aan een oppas over te laten, hoe hooggekwalificeerd of hoe aanbevolen diegene ook zou zijn. Ik ga haar nooit meer aan iemand anders overlaten, niet na Megan.

 

Avond

Tom sms’te dat hij vanavond wat later thuis zou komen, hij moest wat gaan drinken met een klant. Evie en ik waren ons net aan het klaarmaken voor onze avondwandeling. Ik was haar in de ouderslaapkamer aan het omkleden. Het licht was prachtig, een rijke, oranje gloed die het huis vervulde en plotseling blauwgrijs werd toen de zon achter een wolk verdween. Ik had de gordijnen half dichtgetrokken om te voorkomen dat het te warm werd in de kamer, en toen ik ze weer opentrok, zag ik Rachel vanaf de overkant naar ons huis staan kijken. Even later vertrok ze, in de richting van het station.

Ik zit op bed te trillen van woede, met mijn nagels in mijn handpalmen begraven. Evie schopt haar voetjes in de lucht en ik ben zo verschrikkelijk kwaad dat ik haar niet wil oppakken uit angst dat ik haar platknijp.

Hij zei dat hij de zaak had geregeld. Hij zei dat hij haar zondag had gebeld, dat ze hadden gepraat en dat ze had toegegeven dat ze een soort vriendschap met Scott Hipwell had gesloten, maar dat ze niet van plan was hem nog langer te blijven zien en dat ze hier niet meer zou rondhangen. Tom zei dat ze hem dat had beloofd, en dat hij haar geloofde. Tom zei dat ze redelijk had geklonken, dat ze niet dronken had geleken, niet hysterisch had gedaan, geen dreigementen had geuit en hem niet had gesmeekt bij haar terug te komen. Hij zei dat hij de indruk had dat het beter met haar ging.

Ik adem een paar maal diep in en trek Evie op mijn schoot. Ik leg haar achterover op mijn benen en houd haar handjes vast.

‘Volgens mij heb ik er nu genoeg van, wat jij, schatje?’

Het is doodvermoeiend: telkens als ik denk dat het de goede kant op gaat, dat we eindelijk de kwestie-Rachel achter de rug hebben, dan is ze er ineens weer. Soms heb ik het gevoel dat ze nooit weg zal gaan.

Diep vanbinnen is er een bedorven zaadje geplant. Tom zegt dat het in orde is, dat alles goed komt, dat ze ons niet meer zal lastigvallen, en dan doet ze het toch weer, en dan kan ik het niet laten om me af te vragen of hij echt alles op alles zet om van haar af te komen, of dat er diep vanbinnen iets in hem zit wat het wel leuk vindt dat ze hem niet kan loslaten.

Ik ga naar beneden en rommel door de keukenla op zoek naar het kaartje dat brigadier Riley heeft achtergelaten. Ik draai haastig haar nummer, voor ik van gedachten kan veranderen.

 

Woensdag 14 augustus 2013

Ochtend

In bed, met zijn handen op mijn heupen, zijn adem heet tegen mijn hals, zijn huid glibberig van het zweet tegen het mijne, zegt hij: ‘We doen dit niet vaak genoeg meer.’

‘Weet ik.’

‘We moeten meer tijd voor onszelf vrijmaken.’

‘Dat is waar.’

‘Ik mis je,’ zegt hij. ‘Ik mis dit. Ik wil dit vaker doen.’

Ik rol om en kus hem op zijn lippen, met mijn ogen stijf gesloten, en ik probeer het schuldgevoel te onderdrukken omdat ik achter zijn rug om naar de politie ben gestapt.

‘Ik vind dat we ergens heen moeten,’ mompelt hij, ‘alleen met zijn tweeën. Even weg.’

En bij wie laten we Evie dan achter? wil ik vragen. Bij je ouders, met wie je niet praat? Bij mijn moeder, die zo broos is dat ze al bijna niet meer voor zichzelf kan zorgen?

Ik zeg het niet, ik zeg helemaal niets, ik kus hem alleen opnieuw, intenser. Zijn hand glijdt naar de achterkant van mijn dij en hij grijpt hem stevig vast.

‘Wat vind je? Waar wil je heen? Mauritius? Bali?’

Ik lach.

‘Ik meen het serieus,’ zegt hij, en hij schuift bij me vandaan om me beter in de ogen te kunnen kijken. ‘We verdienen het, Anna. Jij verdient het. Het is een zwaar jaar geweest, waar of niet?’

‘Maar...’

‘Wat?’ Hij werpt me zijn volmaakte glimlach toe. ‘We bedenken wel wat voor Evie, maak je geen zorgen.’

‘Maar het geld dan, Tom?’

‘Dat gaat wel lukken.’

‘Maar...’ Ik wil dit helemaal niet zeggen, maar ik moet wel. ‘We hebben niet genoeg geld om zelfs maar over verhuizen na te denken, maar we hebben wel genoeg geld voor een vakantie naar Mauritius of Bali?’

Hij blaast zijn wangen op, ademt dan langzaam weer uit en rolt bij me vandaan. Ik had het niet moeten zeggen. De babyfoon komt tot leven: Evie wordt wakker.

‘Ik haal haar wel,’ zegt hij, en hij staat op en loopt de kamer uit.

Onder het ontbijt voert Evie haar gebruikelijke ritueel op. Het is inmiddels een spelletje voor haar geworden, weigeren te eten, hoofd schudden, kin in de lucht, lippen stijf op elkaar, haar vuistjes die tegen het kommetje voor haar aan duwen. Toms geduld is snel op.

‘Ik heb hier geen tijd voor,’ zegt hij. ‘Doe jij het maar.’ Hij staat op, en met een gepijnigde blik in zijn ogen reikt hij me de lepel aan.

Ik haal diep adem.

Het geeft niets, hij is moe, hij heeft een hoop werk op zijn bordje, hij is kwaad omdat ik zo-even niet meeging in zijn vakantiefantasietje.

Maar het geeft wel, ik ben tenslotte ook moe, en ik wil ook weleens een gesprek hebben over geld en over onze situatie hier, zonder dat dat uitdraait op dat hij gewoon de kamer uit loopt. Natuurlijk zeg ik dat niet. In plaats daarvan breek ik de belofte die ik mezelf had gedaan en begin toch over Rachel.

‘Ze hangt hier weer rond,’ zeg ik. ‘Dus wat je pasgeleden ook tegen haar hebt gezegd, het heeft in elk geval niet geholpen.’

Hij werpt me een scherpe blik toe. ‘Wat bedoel je met rondhangen?’

‘Ze was hier gisteravond. Ze stond recht tegenover het huis aan de overkant van de straat.’

‘Was ze met iemand?’

‘Nee. Ze was alleen. Waarom vraag je dat?’

‘Jezus christus,’ zegt hij en zijn gezichtsuitdrukking wordt duister, zoals altijd als hij echt kwaad wordt. ‘Ik heb tegen haar gezegd dat ze zich hier niet meer moest laten zien. Waarom heb je gisteravond niets gezegd?’

‘Ik wilde je niet kwaad maken,’ zeg ik zacht, en ik heb er nu al spijt van dat ik erover ben begonnen. ‘Ik wilde je niet ongerust maken.’

‘Jezus!’ zegt hij en hij zet zijn koffiekop met een klap in de gootsteen. Evie schrikt van het geluid en begint te huilen. Dat helpt ook al niet. ‘Ik weet echt niet wat ik tegen je moet zeggen. Toen ik haar sprak, kreeg ik het idee dat het goed ging. Ze luisterde naar wat ik te zeggen had en beloofde dat ze hier niet meer zou komen. Ze zag er prima uit. Gezond, zelfs, normaal...’

‘Ze zág er prima uit?’ vraag ik, en voordat hij zich afwendt, zie ik aan zijn gezicht dat hij beseft dat hij betrapt is. ‘Je zei toch dat je haar had gebeld?’

Hij ademt diep in, zucht en draait zich weer naar me om, met een blanco gezicht. ‘Nou ja, dat heb ik tegen je gezegd, schat, omdat ik wist dat je overstuur zou raken als ik zou zeggen dat ik haar had gezien. Dus oké, ik geef toe dat ik heb gelogen. Ik heb veel over voor een rustig leventje.’

‘Dat geloof je toch zelf niet?’

Hij werpt me een glimlach toe en hoofdschuddend stapt hij op me af, met zijn handen smekend omhooggestoken. ‘Het spijt me, het spijt me. Ze wilde me persoonlijk spreken en dat leek me ook wel het beste. Het spijt me, oké? We hebben gewoon zitten praten. We hadden afgesproken in een sjofel café in Ashbury en we hebben twintig minuten, zeker niet langer dan een halfuur gepraat. Oké?’

Hij omarmt me en trekt me tegen zijn borstkas. Ik probeer me te verzetten, maar hij heeft meer kracht dan ik en hij ruikt trouwens ook heerlijk, en ik wil geen ruzie. Ik wil dat we aan dezelfde kant staan. ‘Het spijt me,’ mompelt hij nog eens in mijn haar.

‘Het is wel goed,’ zeg ik.

Ik laat hem ermee wegkomen omdat ik zelf actie heb ondernomen. Ik heb brigadier Riley gisteravond gesproken en zodra we begonnen te praten wist ik dat ik er goed aan had gedaan om haar te bellen, want toen ik haar vertelde dat ik Rachel diverse keren (een kleine overdrijving) Scott Hipwells huis had zien verlaten, leek ze erg geïnteresseerd. Ze wilde de data en de tijdstippen weten (ik kon er haar twee geven, over de andere keren hield ik het vaag), ze wilde weten of ze voor de verdwijning van Megan Hipwell al contact hadden gehad, of ik dacht dat ze nu een seksuele relatie hadden. Ik moet toegeven dat die gedachte nog niet echt in me was opgekomen – ik kan me niet voorstellen dat Scott van Megan naar Rachel zou gaan. En in elk geval is zijn vrouw nog maar net dood.

Ik nam de hele toestand met Evie ook nog eens door – die poging om haar te ontvoeren – voor het geval ze dat was vergeten.

‘Ze is vreselijk labiel,’ zei ik. ‘Misschien denkt u dat ik veel te heftig reageer, maar ik kan geen enkel risico nemen wat mijn gezin betreft.’

‘Helemaal niet,’ zei ze. ‘Heel hartelijk dank dat u contact met me hebt opgenomen. Als u nog eens iets ziet wat u verdacht voorkomt, laat me dat dan weten.’

Ik heb geen idee wat ze met haar zullen doen – misschien gaan ze haar alleen maar een waarschuwing geven. Het kan geen kwaad eens te kijken naar iets als een contactverbod. Hopelijk komt het niet zover, voor Tom.

Als hij naar zijn werk is, neem ik Evie mee naar het park, we spelen wat op de schommels en de houten hobbelpaardjes, en als ik haar weer in haar buggy zet, valt ze bijna meteen in slaap, wat voor mij het sein is om boodschappen te gaan doen. We nemen de achterafstraten naar de grote Sainsbury’s. Het is een beetje een omweg om daar te komen, maar het is rustig, er is weinig verkeer, en we komen ook nog eens langs Cranham Road nummer 34.

Nog steeds raak ik een beetje opgewonden als ik langs dat huis loop – ineens zwermen er vlinders door mijn buik rond, er verschijnt een glimlach op mijn lippen en een blos op mijn wangen. Ik weet nog hoe ik haastig de stoep op liep en hoopte dat de buren niet zagen dat ik mezelf binnenliet, en hoe ik me gereedmaakte in de badkamer, parfum opdeed en het soort ondergoed aantrok dat alleen bedoeld is om te worden uitgetrokken. Dan kwam er een sms’je en stond hij voor de deur, en daarna hadden we een uur of twee in de slaapkamer boven.

Hij zei tegen Rachel dat hij een afspraak had met een klant of dat hij met vrienden een biertje ging drinken. ‘Maak je je geen zorgen dat ze je natrekt?’ vroeg ik soms, en dan schudde hij zijn hoofd afwijzend. ‘Ik ben een goede leugenaar,’ zei hij eens met een grijns. En een andere keer zei hij: ‘Weet je wat het is met Rachel? Al zou ze me natrekken, dan weet ze de volgende dag toch niet meer wat er is gebeurd.’ Toen begon ik te beseffen hoe ellendig het er voor hem voorstond.

Maar als ik aan die gesprekken denk, verdwijnt de glimlach van mijn gezicht. Als ik denk aan Tom, die samenzweerderig lachte terwijl hij zijn vingers omlaag liet gaan over mijn buik en dan met een glimlach tegen me zei: ‘Ik ben een goede leugenaar.’ Hij is een goede leugenaar, een natuurtalent. Ik heb het hem vaker zien doen: bij de incheckbalie mensen wijsmaken dat we op huwelijksreis waren, bijvoorbeeld, of als hij zich aan overwerk onttrok door te beweren dat er een noodgeval in de familie was. Iedereen doet dat natuurlijk weleens, maar als Tom het doet, geloof je hem ook echt.

Ik denk terug aan het ontbijt vanochtend – het punt is dat ik hem op een leugen heb betrapt en dat hij het meteen toegaf. Ik hoef me nergens zorgen over te maken. Hij gaat niet stiekem met Rachel om! Dat is een belachelijk idee. Ze is ooit weleens aantrekkelijk geweest – toen hij haar leerde kennen, was ze nogal een stuk, ik heb foto’s gezien: een en al enorme, donkere ogen en weelderige rondingen – maar nu is ze doodgewoon dik. En hij zou hoe dan ook nooit naar haar teruggaan, niet na alles wat ze hem, ons, heeft aangedaan – al dat lastigvallen, de telefoontjes ’s avonds laat, dat bellen zonder iets te zeggen, de sms’jes.

Ik sta in het gangpad van de conserven, en Evie ligt godzijdank nog steeds te slapen in de buggy. Ik begin na te denken over die telefoontjes, en over het tijdstip – of de tijdstippen? – dat ik wakker werd en het licht in de badkamer brandde. Dan hoorde ik zijn stem zacht en vriendelijk achter de gesloten deur. Hij was haar aan het kalmeren, dat weet ik zeker. Hij heeft me verteld dat ze soms zo kwaad was dat ze dreigde langs te komen of naar zijn werk te gaan, of dat ze zich voor een trein wilde gooien. Hij mag dan een goede leugenaar zijn, maar ik weet echt wel wanneer hij de waarheid vertelt. Mij houdt hij niet voor de gek.

 

Avond

Hij heeft me echter wel degelijk voor de gek gehouden, waar of niet? Toen hij vertelde dat hij Rachel aan de telefoon had gehad, en dat ze prima, beter, bijna gelukkig had geklonken, twijfelde ik geen moment aan hem. En toen hij maandagavond thuiskwam en ik hem vroeg hoe zijn dag was geweest en hij me vertelde over een vreselijk vermoeiende vergadering die ochtend, zat ik meelevend te luisteren en had geen moment in de gaten dat er helemaal geen vergadering was geweest, dat hij al die tijd in een café in Ashbury had gezeten met zijn ex-vrouw.

Daar moet ik aan denken terwijl ik de vaatwasser omzichtig en zorgvuldig leeghaal, omdat Evie een dutje doet en ze weleens wakker zou kunnen worden van het gekletter van bestek tegen serviesgoed. Hij houdt me wel degelijk voor de gek. Ik weet dat hij niet altijd over alles honderd procent oprecht is. Ik moet aan dat verhaal van hem denken dat hij zijn ouders wel voor de bruiloft had uitgenodigd maar dat ze weigerden te komen omdat ze kwaad op hem waren omdat hij Rachel had verlaten. Ik heb altijd gedacht dat dat heel vreemd was, want de twee keer dat ik zijn moeder heb gesproken, klonk ze alsof ze het leuk vond om met me te praten. Ze was heel aardig en geïnteresseerd in mij en Evie.

‘Ik hoop echt dat we haar binnenkort eens kunnen zien,’ zei ze, maar toen ik dat aan Tom vertelde, veegde hij het meteen van tafel.

‘Ze probeert me alleen maar zover te krijgen dat ik ze uitnodig,’ zei hij, ‘zodat ze nee kan zeggen. Machtsspelletjes.’ Ze kwam niet op me over als een vrouw die machtsspelletjes met me speelde, maar ik ging er niet op door. Hoe het er in andere families aan toegaat, heeft altijd iets ondoordringbaars. Hij zal zijn redenen wel hebben om hen op afstand te houden, dat geloof ik wel, en dat heeft vast alles te maken met zijn behoefte om mij en Evie te beschermen.

Dus waarom vraag ik me nu dan af of dat wel waar is? Het komt door dit huis, deze situatie, alles wat hier is gebeurd – daardoor begin ik aan mezelf, aan ons te twijfelen. En als ik niet oppas, maken ze me nog gek, en dan eindig ik net als zij. Als Rachel.

Ik zit te wachten tot ik de lakens uit de wasdroger kan halen. Ik denk erover om de televisie aan te zetten om te zien of er nog een aflevering van Friends is die ik niet al driehonderd keer heb gezien, ik denk erover om mijn yogastretchoefeningen te doen, ik denk aan de roman die op mijn nachtkastje ligt, waar ik de afgelopen twee weken twaalf bladzijden in heb gelezen. Ik denk aan Toms laptop die op de koffietafel in de woonkamer staat.

En vervolgens doe ik dingen die ik nooit van mezelf had verwacht. Ik pak de fles rode wijn die we gisteravond bij het eten hebben geopend en schenk mezelf een glas in. Dan pak ik zijn laptop, zet hem aan en probeer het wachtwoord te bedenken.

Ik doe de dingen die zij deed: in mijn eentje drinken en in zijn spullen snuffelen. De dingen die zij deed en hij afschuwelijk vond. Maar pasgeleden – zo recent als vanochtend – zijn de dingen veranderd. Als hij gaat liegen, ga ik hem natrekken. Eerlijk is eerlijk, toch? Ik heb het gevoel dat ik de waarheid verdien. Dus ik probeer het wachtwoord te kraken. Ik probeer namen uit in verschillende combinaties: de mijne en de zijne, de zijne en die van Evie. De mijne en die van Evie, wij alle drie, ook achterstevoren. Onze geboortedata in diverse combinaties. Jubilea: de eerste keer dat wij elkaar ontmoetten, de eerste keer dat we vreeën. Nummer 34, vanwege Cranham Road; nummer 23 – dit huis. Ik probeer iets origineels te bedenken – de meeste mannen gebruiken volgens mij voetbalploegen als wachtwoord, maar Tom heeft niets met voetbal; hij vindt cricket wel leuk, dus ik probeer Boycott en Botham en Ashes. Ik ken geen namen van recente spelers. Ik drink mijn glas leeg en schenk nog eens een halfje in. Ik vermaak me eigenlijk best met die pogingen om deze puzzel op te lossen. Ik denk aan groepen die hij leuk vindt, films waarvan hij houdt, actrices die hij aantrekkelijk vindt. Ik tik ‘wachtwoord’ in en ‘1234’.

Buiten klinkt een gruwelijk gekrijs als de trein naar Londen bij het sein halt houdt, als nagels over een schoolbord. Ik krimp ineen en neem nog een flinke slok wijn, en terwijl ik dat doe, zie ik hoe laat het is – jezus, het is bijna zeven uur. Evie ligt nog te slapen en hij kan elk moment thuiskomen, en letterlijk op het moment dat ik denk dat hij elk moment kan thuiskomen, hoor ik het geluid van de sleutel in het slot en mijn hart staat stil.

Ik sla snel de laptop dicht en spring overeind, waardoor mijn stoel kletterend omvalt. Evie wordt wakker en begint te huilen. Ik zet de laptop weer op tafel voor hij de kamer binnenkomt, maar hij weet dat er iets gaande is en kijkt me strak aan. Hij zegt: ‘Wat is er aan de hand?’ En ik zeg: ‘Niets, niets, ik heb per ongeluk een stoel omgeschopt.’ Hij pakt Evie uit de kinderwagen en knuffelt haar, en ik zie mezelf in de spiegel die in de gang hangt: mijn gezicht is lijkbleek en mijn lippen zijn donkerrood van de wijn.