Anna

Woensdag 7 augustus 2013

Ochtend

Ik zat met de meiden van de ouderadviesgroep bij Starbucks toen het gebeurde. We zaten op onze vaste plek bij het raam, en de kinderen waren de lego over de hele vloer aan het uit strooien, Beth probeerde me (voor de zoveelste keer) over te halen bij haar leesclub te komen, en toen verscheen Diane. Ze had de gewichtige uitdrukking op haar gezicht van iemand die op het punt staat een smakelijke roddel te verspreiden. Ze kon zichzelf maar met de grootste moeite in de hand houden terwijl ze aan het worstelen was om haar dubbele buggy door de deur te manoeuvreren.

‘Anna,’ zei ze met een ernstig gezicht, ‘heb je dit al gezien?’ En ze hield hem omhoog. De Independent met de kop was megan een kindermoordenaar? Ik was sprakeloos. Ik bleef er maar naar staren en idioot genoeg barstte ik in tranen uit. Evie schrok vreselijk en zette het op een brullen. Het was afschuwelijk.

Ik ging naar de wc om mezelf (en Evie) op te frissen, en toen ik terugkwam zaten ze allemaal zachtjes te praten. Diane keek vals naar me op en vroeg: ‘Gaat het wel, schatje?’ Ik kon zien dat ze ervan genoot.

Ik moest echt weg, ik kon hier niet blijven. Ze waren allemaal vreselijk bezorgd en zeiden hoe erg het voor me moest zijn, maar ik zag het op hun gezicht: nauwelijks verhulde afkeuring. Hoe had ik mijn kind aan dat monster kunnen toevertrouwen? Ik moest wel de slechtste moeder ter wereld zijn.

Op weg naar huis probeerde ik Tom te bereiken, maar zijn telefoon ging meteen over op de voicemail. Ik sprak een boodschap in, dat hij me zo snel mogelijk terug moest bellen – ik probeerde luchtig en evenwichtig te klinken, maar ik trilde en mijn benen voelden beverig en onstabiel aan.

Ik kocht de krant niet, maar ik kon het niet laten het artikel op internet te lezen. Het klinkt allemaal nogal vaag. ‘Bronnen rond het onderzoek naar de zaak-Hipwell’ stellen dat er is beweerd dat Megan ‘wellicht betrokken is geweest bij het doden van haar eigen kind’, zeven jaar geleden. Die ‘bronnen’ houden het ook voor mogelijk dat dit een motief kan zijn voor de moord op haar. De rechercheur die het onderzoek leidt – Gaskill, degene die met ons kwam praten toen ze net vermist was – onthoudt zich van enig commentaar.

Tom belde me terug – hij zat tussen twee vergaderingen en kon niet thuiskomen. Hij probeerde me gerust te stellen, zei de juiste woorden en zei dat het waarschijnlijk toch onzin was. ‘Je weet toch ook dat je de helft van wat ze in de krant zetten niet kunt geloven?’ Ik maakte er verder niet te veel een punt van, omdat hij degene was geweest die had voorgesteld haar te laten helpen met Evie. Hij voelt zich vast afgrijselijk.

En hij heeft gelijk. Misschien is het niet eens waar. Maar wie bedenkt er nu zo’n verhaal? Waarom zou je zoiets verzinnen? En ik kan het niet laten om te denken: ik wist het wel. Ik heb altijd geweten dat er iets niet helemaal klopte met dat mens. In eerste instantie dacht ik dat ze gewoon een beetje onvolwassen was, maar het was meer dan dat, ze was afwezig, of zoiets. In zichzelf gekeerd. Ik zou liegen als ik zei dat ik niet blij ben dat ze weg is. Opgeruimd staat netjes.

 

Avond

Ik zit boven, in de slaapkamer. Tom zit beneden met Evie televisie te kijken. We praten niet met elkaar. Het is mijn schuld. Hij kwam binnen en ik trok meteen tegen hem van leer.

Ik heb er de hele dag heen gewerkt. Ik kon het niet helpen, kon er niet aan ontkomen, ze was overal waar ik keek. Hier, in mijn huis, met mijn kind in haar armen, terwijl ze haar eten gaf, verschoonde, met haar speelde terwijl ik even sliep. Ik moest de hele tijd denken aan al die keren dat ik Evie met haar alleen heb gelaten, en ik werd er misselijk van.

En toen sloeg de paranoia toe. Dat gevoel dat ik bijna vanaf het begin dat ik hier woon heb gehad, dat ik in de gaten word gehouden. In het begin weet ik het aan de treinen. Al die gezichtloze lijven die door de ramen naar buiten staren, rechtstreeks naar ons, daar kreeg ik de rillingen van. Dat was een van de vele redenen waarom ik hier niet wilde intrekken, maar ik kreeg Tom hier niet weg. Hij zei dat we er een restschuld aan over zouden houden als we het zouden verkopen.

Eerst de treinen, en toen Rachel. Rachel, die ons in de gaten hield, zomaar bij ons in de straat verscheen en ons de hele tijd opbelde. En toen Megan, toen ze hier was met Evie: ik had voortdurend het idee dat ze me in de gaten hield, mijn opvoedmethoden bekeek en me veroordeelde omdat ik het niet in mijn eentje redde. Belachelijk, ik weet het. Maar dan denk ik aan die dag dat Rachel hierheen kwam en Evie meenam, en mijn hele lijf verkilt en ik denk: ik doe helemaal niet belachelijk.

Dus tegen de tijd dat Tom thuiskwam, snakte ik ernaar om ruzie te maken. Ik vaardigde een ultimatum uit: we moeten hier weg, ik kan hier niet blijven, niet in dit huis, niet in deze straat, wetend wat hier allemaal is gebeurd. Waar ik ook heen kijk, ik zie niet alleen Rachel, maar ook Megan. Ik denk aan alles wat ze heeft aangeraakt. Het is te erg. Ik zei dat het me niet kon schelen of we wel of niet een goede prijs zouden krijgen voor het huis.

‘Dat zal je wel degelijk kunnen schelen als we gedwongen zijn om een veel slechter huis te betrekken, als we onze hypotheek niet kunnen afbetalen,’ zei hij volmaakt redelijk. Ik vroeg of hij zijn ouders niet kon vragen bij te springen – die hebben zat geld – maar hij zei dat hij hun nooit meer om wat dan ook zou vragen, en toen werd hij kwaad en zei hij dat hij het er niet meer over wilde hebben. Dat heeft te maken met hoe zijn ouders hem hebben behandeld toen hij Rachel in de steek liet voor mij. Ik had niet eens over hen moeten beginnen, daar wordt hij altijd kwaad om.

Maar ik kan het niet helpen. Ik ben ten einde raad, want als ik maar even mijn ogen sluit, dan denk ik aan hoe ze hier aan de keukentafel zat met Evie op schoot. Dan speelde ze met haar, en zaten ze te glimlachen en te kletsen, maar het voelde nooit echt aan, je kreeg nooit het gevoel dat ze hier echt wilde zijn. Ze leek altijd heel blij om Evie weer aan me terug te kunnen geven als ze weer weg moest. Het was net of ze het gevoel van zo’n kind in haar armen niet prettig vond.