44
Als de tune van EenVandaag aankondigt dat de uitzending is afgelopen, zwijgen we alle drie.
‘Waarom zijn ze er niet dieper op ingegaan?’ doorbreekt Loes als eerste de stilte. Ik weet direct waar ze het over heeft.
Fenna staart voor zich uit. ‘Een heftige insinuatie. Zeker in combinatie met die nieuwe wet die adoptie vergemakkelijkt. Maar kinderhandel is wel een zware beschuldiging.’
‘Mijn kind als handelswaar, hoe ziek is Roderick bezig geweest? Frank heeft het toch ontkend?’
‘Die pleegvader heeft het zelf over betalen gehad. Jouw vriendin had toch zoiets opgevangen?’
‘Ilse hoorde Frank juist tegen Roderick roepen dat hij er níet voor ging betalen.’
‘Dan heeft Roderick dus wel degelijk geld van hem geëist.’ Fenna schakelt snel.
‘Roderick kickt op geld,’ brom ik. ‘Ik zou er niet van opkijken als hij zijn eigen kind heeft willen verkopen.’
De woorden blijven tussen ons in hangen. Is de ware schuldige nu dood?
Als de bel gaat kijken we elkaar aan. De valse actie van Roderick is vastgenageld in onze gedachten, terwijl we hebben besproken wat dit aan de huidige situatie van Fleur verandert en welke stappen we nu verder kunnen nemen.
‘Verwacht je iemand?’
Mijn eerste reactie is een boze Roderick, geïnitieerd door de nieuwe inzichten waardoor hij ineens weer deel uitmaakt van mijn leven. Mijn adem ontsnapt als ik besef dat ik voorgoed van hem verlost ben.
‘Hooguit Ilse, mijn vriendin. Ze heeft vast zitten kijken.’
‘Zou je niet opendoen?’ Loes duwt haar haren omhoog, alsof ze hoog bezoek verwacht.
Ik kijk toch eerst door het spionnetje. De achterkant van een hoofd met kort zwart haar. Ik ren terug naar de woonkamer. ‘Els staat voor de deur.’
De bel gaat opnieuw.
‘Aha, je gezinsvoogd. Dat komt goed uit. Laat maar binnen.’ Met haar sterke armen duwt Loes haar lamme lichaam omhoog om er eens goed voor te gaan zitten.
Bij de voordeur aarzel ik. Loes kan dat nou wel zeggen, maar ik ben zo ontzettend bang voor nog meer bezoekbeperkingen dat ik niet weet of ik er goed aan doe. Bovendien ben ik zo moe dat ik moeite heb om me weer op te porren om een gesprek aan te gaan.
‘Wat denk je wel niet dat je aan het doen bent!’ Ze vliegt me meteen aan als ze de hal instapt. Ik deins terug en hul mezelf in stilzwijgen. Ze loopt verder maar stopt in de deuropening.
‘O, je hebt bezoek.’
Ik stel iedereen aan elkaar voor.
Els blijkt Loes al te kennen. ‘Ik had al begrepen dat je een gespreksgroep voor moeders opgezet had.’
‘We hebben net samen naar EenVandaag zitten kijken.’ De boodschap klinkt onschuldig, maar ik herken intussen de twinkeling in Loes’ ogen.
‘Daar heb jij zeker een handje in gehad?’ Els gaat zitten en slaat haar benen over elkaar.
‘We doen het voor Fleur. Dat kind hoort bij haar moeder.’
Ik kijk naar het gelaarsde been dat nerveus op en neer blijft wippen. Ik wil reageren, maar sluit mijn mond weer als ik een afwerende beweging van Fenna opvang.
‘De kinderrechter heeft anders bepaald. We gaan heus wel zorgvuldig te werk.’
‘Net zo zorgvuldig als bij mij zeker.’ Loes zegt het zo rustig dat ik me afvraag of er een beschuldiging in verborgen zit.
‘We doen ons best om alles goed af te wegen. Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt. Ik wil mezelf niet verdedigen, ik had je zoontje nooit bij je weg mogen halen.’
‘En hoe zit het dan met Fleur? Dit is vergelijkbaar. Leren jullie niet van fouten?’
Het lijkt erop dat de rustige manier van praten Els razend maakt. Er verschijnen rode vlekken in haar hals en ze wringt haar handen samen. ‘Fleur heeft het goed bij de Kramers, dat heb ik Janna ook verteld. Het zijn goede mensen. Het is zo jammer dat jullie de media op hun dak hebben gestuurd. Het zou zomaar kunnen dat de Kramers nu definitief afhaken, ze zaten al op het randje. Er is een enorm tekort aan pleeggezinnen, je begrijpt dat we goede mensen natuurlijk liever niet zien vertrekken. Het zal me moeite kosten om ze te behouden.’
‘Als je nou eens moeite deed om te kijken of Fleur weer naar huis kan?’ Loes zet haar rolstoel van de rem en rijdt tot vlak voor de stoel van Els. Die moet wel stoppen met haar schopbewegingen. ‘Kijk eens rond. Janna heeft een mooie, schone woning, ze heeft een nieuwe baan en ze is gek op haar dochter. Ze wil niets liever dan haar dochter weer dagelijks bij zich hebben. Wedden dat Fleur het bij haar eigen moeder nog beter heeft dan bij vreemde mensen.’
‘De Kramers doen anders vreselijk hun best.’
‘Het gaat niet om je best doen, het gaat erom waar een kind thuishoort. Fleur hoort bij haar moeder.’
‘Het blijven pleegouders,’ mengt Fenna zich in het gesprek. ‘Ik heb als journaliste veel gesprekken gevoerd met andere ouders die hun kind kwijt zijn geraakt. Soms terecht, maar bij een aantal gevallen kun je vraagtekens zetten of uithuisplaatsing wel nodig was. Het geeft ook schade aan het kind als ze van haar moeder wordt gescheiden.’
‘Journalist?’ Ik hoor Els bijna slikken.
‘In sommige pleeggezinnen gaat het er helemaal niet zo fijn aan toe. Dat moet jij ook weten.’
Els kijkt nu van de een naar de ander en buigt dan haar hoofd. Haar voet hangt stil. ‘Ik was er helemaal niet bij die dag.’
‘Niet?’ Loes gaat iets achteruit, alsof ze haar ruimte wil geven.
‘Het kwam zo ongelukkig uit. Die dag moest ik met mijn moeder naar het ziekenhuis. Een collega nam mijn dienst over. Ik las pas een paar dagen later dat er bij Fleur blauwe plekken waren geconstateerd.’ Ze kijkt nog steeds naar de grond alsof die haar zal verontschuldigen. Bij mij gaan de alarmbellen af.
‘Blauwe plekken? Laat me raden, Fleur had zich gestoten.’ Ik kan me opeens niet meer inhouden.
Els kijkt op. ‘Natuurlijk heb ik navraag gedaan. Frank gaf aan dat Fleur een dagje naar een pretpark was geweest. Toen haar vader haar thuisbracht…’
‘Haar vader? Mocht Roderick met Fleur naar een pretpark? En dat terwijl ik…’
‘Wacht even, Janna.’ Fenna snoert me direct de mond.
Ik heb moeite om me in te houden. Inwendig kook ik.
‘Dus haar vader bracht haar thuis met blauwe plekken?’ Fenna neemt het over.
‘Ja, dat staat in het verslag van mijn collega.’
‘En diezelfde vader vertelde dat ze zich gestoten heeft? Of heeft Frank Kramer dat aangegeven?’ De zorgvuldige manier van vragenstellen is Fenna wel toevertrouwd.
‘Ja, dat was nogal verwarrend. In het verslag van mijn collega stond een opmerking dat Frank de plekken na het uitje met de vader had ontdekt, maar ik werd later gebeld door de vader. Ik moest de pleegvader in de gaten houden. Roderick gaf aan dat…’
‘Dat Frank het kind mishandelde?’
‘Ja, hoe weet je dat?’ Els is oprecht verbaasd.
‘Niet zo moeilijk te raden,’ antwoordt Fenna. ‘Ik vermoed dat wij de vader beter kennen dan jij. Die man was ziek, en hij gaf niets om Fleur. Hij is alleen maar bezig geweest om Janna het leven zuur te maken.’
‘Daarom heeft hij Jeugdzorg voor zijn karretje gespannen.’ Loes trekt de conclusie die voor mij al lang geleden duidelijk was.
‘Roderick was slim. Hij had het al voor elkaar dat Janna haar kind kwijt was, nu wilde hij Frank zwart gaan maken,’ vult Fenna aan.
Ik begrijp niet waar ze heen wil en luister ademloos toe.
‘Was het de eerste keer dat Roderick zoiets doorgaf over de Kramers?’
‘We doen heus ons best om de pleegouders te screenen en de kinderen te beschermen.’ Els’ hand ligt beschermend op haar buik.
‘Was het de eerste keer?’ Fenna stelt dezelfde vraag nu met meer nadruk.
‘Nee, de vader had het al een keer eerder geconstateerd. Frank kon echter alles weerleggen.’
‘Roderick was echt ziek.’ Fenna kijkt ons om beurten aan. ‘Ik denk dat het tijd wordt om eens een praatje met Frank te maken.’
De stilte die valt wordt ingenomen door de vertrouwde Arabische muziek van mijn buurvrouw. Mijn mond is droog. Fleur mishandeld? Door Frank? Of is Roderick zelf schuldig? Maar waarom bleef hij dan naar Fleur toegaan?