23 Eerder

Sinds ik autoloos ben, ben ik afhankelijk van fiets of openbaar vervoer. Het grote voordeel van de fiets is dat ik niet meer vaststa in het verkeer, maar overal langs peddel. Daarom ben ik vandaag ruim op tijd bij de bso, een uitgelezen kans samen met Fleur wat verf te kopen. Het wordt tijd dat ik verder ga met het opknappen van de woning. En zo fiets ik even later naar huis met een doos doe-het-zelfspullen balancerend op mijn bagagedrager. Fleur rijdt netjes aan de binnenkant van me.

‘We zijn er bijna,’ zeg ik meer tegen mezelf dan tegen Fleur.

‘Mag ik helpen met verven?’ Ze kijkt even naar me op, haar blauwe ogen even oplichtend in het licht van de late middagzon. De zomer heeft me geïnspireerd, waardoor ik voor zonnig gele verf heb gekozen voor mijn slaapkamer.

‘Ik ga er pas in het weekend aan beginnen.’

‘Ja, maar mag ik dan helpen?’

Eigenlijk zou ik liever even snel zelf de roller eroverheen halen, maar misschien moet ik maar eens proberen iets minder efficiënt en snel te willen zijn. Een weekend is daar uitermate geschikt voor. Ik denk aan Leyla en de opmerkingen over mijn dochter. Iets samen ondernemen is belangrijk.

‘We zien wel even,’ stel ik de beslissing nog even uit. Beloftes moet je nakomen, heb ik haar altijd geleerd.

Terwijl Fleur naast me staat, probeer ik de sleutel van de berging uit mijn jaszak te vissen. Met mijn andere hand houd ik mijn fiets in evenwicht, zodat ik de doos met zware spullen wel even los kan laten.

Net als ik de sleutel te pakken heb, begint de doos te schuiven. Ik geef een gil, grijp de doos, waardoor mijn stuur dubbelklapt en het geheel tegen Fleur aan valt.

Ze geeft geen krimp.

Als ik probeer mijn fiets weer overeind te krijgen, snijdt de kettingkast gemeen in mijn scheenbeen. Twee verfemmers rollen nu uit de doos. Op haar voet.

Haar gezicht staat strak en haar ogen peilen me, terwijl ik zie dat ze haar kaken op elkaar klemt.

‘O, sorry, meiske. Ik wilde… Shit.’ Eindelijk heb ik mijn fiets weer overeind, draai mijn stuur goed en zet hem tegen de muur. Dan wrijf ik over haar been. ‘Doet het zeer?’

‘Het valt wel mee.’

Ik open de deur en laat haar voorgaan. Ik ben kwaad op mezelf. Maar pas echt beangstigend is het als ik merk dat ik me vooral zenuwachtig voel over of er blauwe plekken zullen ontstaan. Het is toch belangrijker dat Fleur geen pijn heeft?

In de brievenbus ligt een brief met een onbekend logo. Pas vlak voor ik ga slapen kom ik eraan toe hem te lezen. Daarna kom ik moeilijk in slaap.

Overal zijn mensen om me heen. Gezichten die niet bij elkaar passen. Mensen die elkaar niet kennen, maar nu als een samenzweerderig monster om mij heen staan. De touwen waarmee ze me vasthebben schuren om mijn polsen en enkels. Bram moedigt iedereen aan harder te trekken. Roderick staat naast hem, een touw in zijn hand dat verbonden is met mijn hart. Ilse, Leyla, juf Kim en zelfs de secretaresse juichen bij elk rukje. Ik voel dat ik langzaam uit elkaar gereten word. ‘Niet allemaal tegelijkertijd’ wil ik gillen, maar het geluid wordt overschreeuwd.

Badend in het zweet word ik wakker. Mijn hart bonst als een bezetene. Behoedzaam beweeg ik mijn armen en benen. Voel dat ik vrij ben. Niet gebonden aan wie dan ook. Toch blijft het benauwde gevoel nog minutenlang in mijn borstkas aanwezig.

Ik herken het gevoel, alsof ik gigantisch tekortschiet terwijl ik me rot ren om alles goed geregeld te krijgen. Ik moet ervoor zorgen dat ik mijn werk niet alleen op tijd, maar ook nog op een goede manier afgerond heb, dat ik geen afspraak mis, en tegelijkertijd mijn woning schoon en gezellig houd. Ik doe daarnaast zo mijn best om goed voor Fleur te zorgen, maar het lijkt wel of ze veranderd is. Ze heeft geen zin in eten, trekt zich het liefst alleen terug op haar kamer of hangt voor de televisie, wat ik op dat moment zo heerlijk rustig vind dat ik haar maar laat. Ook is het bedplassen weer begonnen. Hoe doen al die andere alleenstaande moeders dat? Het lijkt een taak te zwaar voor mijn schouders. Wat gaat er mis?

De brief die ik vandaag kreeg is de aanleiding van de vele vragen die in mijn hoofd blijven rondzingen. Het is een uitnodiging om met een gezinsvoogd van Jeugdzorg over Fleur te praten.

Waar bemoeien ze zich mee, was mijn eerste reactie. Pas een paar uur en wat relativerende glazen later voelde ik ook de opluchting. Roderick heeft vast hetzelfde verzoek gekregen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Dat is goed. Het wordt tijd dat er eens aandacht besteed wordt aan de rol die hij speelt. Tot nu toe is er nog nooit wat gedaan met mijn aanklacht tegen het huiselijk geweld van Roderick. Dit geeft me een kans om Fleur beter te beschermen.

Terwijl ik mijn hartslag steeds rustiger voel worden vraag ik me af waarom ik zelf geen stappen ondernomen heb. Ik heb toch de vreemde plekken op Fleurs schouders gezien? Die zijn verontrustend genoeg om aandacht aan te besteden. Fleur gaf aan dat ze buiten had gespeeld op de bso. Het kan toeval zijn, net na een bezoek aan Roderick, misschien wel net zo toevallig als de plekken die ze vast en zeker over zal houden aan het ongelukje met mijn fiets.

Een gezinsvoogd. De term zet me aan het denken. Het voelt alsof ik zelf de verzorging niet meer aan zou kunnen. Een verzoek van Jeugdzorg, dan moet iemand het amk ingeschakeld hebben. Heeft Roderick misschien zitten stoken? Hij is een ster in het verdraaien van waarheden. Is dit zijn manier om een omgangsregeling af te dwingen? Shit, dat zou ook kunnen. Ik moet hem goed in de peiling houden, voordat er dingen gebeuren die ik er niet bij kan hebben.

Ik heb zo’n beetje alle tijdschriften in de wachtkamer al in mijn handen gehad, maar de enige woorden die me opvallen zijn verwaarlozing, mishandeling, hulpverlening, strafrechtelijke vervolging en uithuisplaatsing.

Ik pulk aan een los velletje bij mijn nagel. Het irriteert.

‘Mevrouw Bervoets?’ De glimlach van de gezinsvoogd die zich voorstelt als Els, is professioneel. Ze heeft een kort stresskapsel, doordringende ogen en is nauwelijks opgemaakt. Met korte bewoordingen legt ze uit hoe de jeugdzorg in elkaar steekt. Haar woorden klinken clean en ik mis betrokkenheid. Mijn achternaam corrigeren doe ik maar niet, voorlopig rustig meewerken.

‘Het is goed dat het amk benaderd is,’ geef ik direct aan. ‘Ik wil natuurlijk het beste voor mijn dochter Fleur.’ Toeschietelijk zijn, meespelen, maar intussen alle touwtjes in handen houden. Het is een gesprekstechniek die ik zo langzamerhand goed beheers. Ik moet Roderick zien weg te houden bij Fleur.

‘Fijn dat u dit zo ziet, dat maakt het voor alle partijen makkelijker.’

‘Welke partijen? Wie heeft de melding geplaatst?’

‘Daar mogen wij geen uitspraak over doen.’

Dit wordt een leuk gesprek. Wat zou ze doen als ik hetzelfde zou antwoorden op haar vragen?

‘Waarom ben ik dan hier? Het amk is toch een meldpunt voor kindermishandeling? Ik neem aan dat u daar iets mee gaat doen.’ Op de een of andere manier wringt er iets.

‘Er is al wat mee gedaan. Er ligt een besluit van de kinderrechter tot voorlopige ondertoezichtstelling.’

Het onheilspellende gevoel groeit. ‘Wat houdt dat in?’

‘Als er problemen zijn binnen een gezin komt het kind onder toezicht te staan van Bureau Jeugdzorg.’

‘Maar het gaat om mishandeling.’ Ik stoot de woorden naar buiten.

‘Ja, we zullen Fleur goed in de gaten houden. Voorlopig houdt u de verantwoordelijkheid over de zorg en opvoeding van uw dochter.’

Langzaam laat ik de lucht uit mijn longen ontsnappen. Het is een prettig gevoel dat ik gesteund zal worden. Dat er zelfs hulp komt. Toch kriebelt de onrust voort.

‘U begrijpt dat wij dit heel serieus nemen. Er zijn verschillende signalen binnengekomen dat het niet zo goed gaat met Fleur.’

Dat het ook met mij niet zo goed gaat houd ik voor mezelf. Ik knijp vooral hard in mijn tas voor ik een antwoord geef. ‘Fleur heeft nogal wat meegemaakt.’

‘Kunt u daar wat meer over vertellen?’

Ik haal diep adem. Eindelijk kan ik mijn verhaal vertellen. Misschien dan niet bij de politie, maar dit is mogelijk nog belangrijker. Het gaat over de veiligheid van Fleur. En opeens komt alle ellende van de afgelopen tijd naar buiten. Het huis dat zomaar te koop stond, de mishandelingen, het plotselinge vertrek van Roderick naar een andere vrouw, de teniet verklaarde aangifte, mijn veeleisende werk en de moeite om een woning te vinden. ‘Mijn ex doet alle mogelijke moeite om het mij zo lastig mogelijk te maken. Hij heeft zelfs mijn auto afgenomen.’ Mijn diepe verontwaardiging komt gelijk met de woorden naar buiten.

‘U heeft geen makkelijke tijd gehad.’

‘Dat is het understatement of the year,’ zeg ik met een schamper lachje. ‘Ik sta er helemaal alleen voor. U kunt zich misschien voorstellen hoe slopend dat is.’

‘En hoe heeft u Fleur opgevangen in deze slopende tijd?’ Ze kijkt me onderzoekend aan.

Ik voel me terechtgewezen.

‘Ik heb een nieuwe woning gevonden. Voor ons tweetjes,’ zeg ik nadrukkelijk. ‘Samen hebben we haar kamertje opgeknapt. Verder ben ik degene die haar verzorgt, want van haar vader heeft ze niets te verwachten.’

‘Slaapt ze goed?’

Ik denk aan het bedplassen. ‘Ze slaapt goed.’

‘Geen problemen met bedplassen of buikpijn?’

Ik aarzel net te lang. ‘Ze is getuige geweest van hoe haar moeder in elkaar is geslagen. Vanaf dat moment is het begonnen.’

‘Zoiets vermoedden we al.’

Ik vraag maar niet wie ze met ‘we’ bedoelt.

‘U begrijpt dat we met kinderen geen risico willen lopen. Bij ons staat het kind voorop. Vanaf vandaag zullen we dus toezicht houden op haar welzijn. Dat betekent dat we samen met de ouders kijken hoe we de situatie kunnen verbeteren.’

‘Ouders?’

‘Ja, ook het contact met de vader is belangrijk.’

‘Belachelijk. Roderick heeft nooit enige interesse in haar getoond. Hij heeft haar geslagen! Het zou juist goed zijn als ze bij hem uit de buurt bleef. Dát zal haar rust geven.’ In mijn verontwaardiging spuit ik de woorden naar buiten.

Els legt wat papieren voor zich op tafel. ‘Ik heb met de vader gesproken.’

Met een ruk kijk ik op. Het is mijn verhaal tegen het zijne.

‘De vader staat ervoor open om Fleur zo goed mogelijk te helpen. Haar situatie gaat hem aan het hart.’

‘Ja, natuurlijk zegt hij dat. Dacht u nou echt dat hij zou zeggen dat zijn dochter hem helemaal niets kon schelen?’

Ik voel een agressie die gevoed wordt door machteloosheid. Waarom ben ik niet gehoord bij die kinderrechter? Ik ben toch de moeder van Fleur? Ik weet toch het beste hoe ik met haar om moet gaan?

‘Ik hoop dat u begrijpt dat we voor Fleur het beste willen. Kinderen geven verdekte signalen af. Ze zullen niet zo snel zeggen dat het niet goed met ze gaat. Ze worden stil, te meegaand, krijgen pijn in hun buik of doen een stap terug in hun ontwikkeling, zoals bijvoorbeeld het bedplassen. Het is onze taak deze signalen te herkennen en stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat de omgeving van het kind veilig is.’

Dat doet het. Ik kijk naar haar te rustige gezicht. Ze doet alsof ik niet het beste voor Fleur wil. Wat denkt ze wel niet? Ik heb helemaal geen tijd om naar deze onzin te luisteren. Het gaat goed met Fleur. We redden het samen wel, als ik maar een klein beetje ondersteuning krijg. Toch prikt er een irritante pijn in mijn hart. Weet ik dat wel zeker?

‘Ik zorg goed voor haar. Natuurlijk voelt ze zich veilig bij me.’

‘Dat is niet helemaal duidelijk. Waarom plast ze bijvoorbeeld in bed? En waarom had ze verwondingen die een onduidelijke oorzaak hebben?’

Ik schuif met een ruk mijn stoel naar achteren. ‘Ik heb genoeg van je insinuaties. Wie heeft je deze zaken ingefluisterd? Ik zou voorlopig maar eens toezicht houden op die ex van me.’ Ik leun nu met beide handen op de tafel en staar haar kwaad aan. ‘Gun mijn dochter wat tijd om aan een nieuwe situatie te wennen. Roderick heeft ons uit ons huis gezet, daarom woont Fleur nu in een wijk waar ze niet thuishoort. Ik zal ervoor zorgen dat ze niet meer bij hem thuiskomt, dan zal het vast beter met haar gaan.’

‘Ik begrijp niet waarom u zich zo opwindt. Haar vader is belangrijk voor haar. Wij willen…’

Mijn vuist komt hard neer op tafel. ‘Wij willen? Wij willen? U hebt niets te willen. Fleur is míjn dochter. Waarom luistert u niet? Jullie zien alleen maar zijn masker, niet de man die zich daarachter verschuilt. Hij is een monster. Het zou goed zijn als hij voorgoed uit ons leven verdween. Dan pas krijgt Fleur rust. En ik ook.’

Het gezicht van de gezinsvoogd blijft onbewogen. Er trilt alleen een spiertje onder haar linkeroog.

Dan loop ik met grote passen naar buiten. Het kan me niet schelen hoe ze over me denkt. Ik ben de moeder van Fleur, dus ze zullen toch eerst met mij moeten overleggen.

Als ik buiten loop hoor ik een sms’je binnenkomen.

Heb je een prettig gesprek gehad? Wat meer toezicht op Fleur lijkt me wel wenselijk.

Kwaad druk ik het bericht weg. Het is nu duidelijk: Roderick zit achter de melding.