25 Eerder

Op dagen als vandaag geniet ik van het fietsen. De zomer lijkt aan het eind nog te willen laten zien wat er aan kracht over is. Met een lekker vaartje rijd ik een lange rij auto’s voorbij. Ik voel de glimlach op mijn gezicht terwijl de gedachte aan Fleur warm in mijn binnenste gloeit.

Het is heerlijk om de frisse wind door mijn haren te voelen. Blij kijk ik om me heen. Voor het eerst sinds weken heb ik een ontspannen gevoel. Ik heb allerlei achterstallige klusjes gedaan op het werk. Papieren die zijn blijven liggen geordend, mails beantwoord die al dagen met een rood label een signaal probeerden uit te zenden, en oude voorstellen door de papierversnipperaar gehaald. Er hangt een sfeer van verwachting op kantoor. Nog maar een paar weken en dan zal de fusie een feit zijn. Alles lijkt rond en de laatste handtekeningen worden deze week nog verwacht.

Ik passeer de straat waar het kantoor van de gezinsvoogd gevestigd is. Zonder dat ik een afspraak heb gemaakt voor een vervolggesprek met Els, merk ik dat haar woorden wel degelijk effect hebben. Natuurlijk heb ik haar niet nodig, het was slechts een klein zetje in de juiste richting. Het voelt goed dat ik ervoor gekozen heb om het alleen te doen. De zekerheid dat ik het alleen ook best wel afkan, wordt steeds groter.

Als ik voor het stoplicht moet wachten zie ik in een tegenoverliggend restaurantje een bekend gezicht. Mijn glimlach bevriest als ik het tweetal herken. Roderick en de kortharige gezinsvoogd, tegenover elkaar aan een tafeltje, gewikkeld in een geanimeerd gesprek. Wat hebben die twee te bespreken? En waarom doen ze dat niet gewoon in haar kantoor? Haar gezicht is zelfs bijna onherkenbaar nu ze luid schaterend haar hoofd in de nek gooit. Is dat die professionele dame die mij wel even zou vertellen…?

Mijn gezicht is strak als na een botoxbehandeling. Ik gaap het tweetal aan dat het klaarblijkelijk erg goed kan vinden samen. Roderick kun je bestempelen als een mooie man. Ik kijk echter door het namaaklaagje heen, en weet wat er onder die gladde glimlach zit. Als ik zie dat zijn hand vriendschappelijk op de arm van Els ligt, word ik ijskoud vanbinnen. De vuile verrader.

Ik heb geen zin om nog langer getuige te zijn van het charmeoffensief van Roderick. Het hele voogden- en ondertoezichtcircus heeft voor mij afgedaan. Ik heb ze niet nodig, ik kan heus wel zelf voor mijn dochter zorgen. Toch blijft iets me dwarszitten. Waarom is Roderick opeens zo geïnteresseerd in Fleur? Al die voorgaande jaren heeft hij haar alleen maar als een lastige stoorzender beschouwd. Hoe komt het dat hij nu ineens zo veel belangstelling heeft voor haar welzijn?

De fleurige bloemen op de ramen van de bso staan in schril contrast met mijn humeur. Als ik Fleur zie valt me direct op dat er iets aan de hand is. Fleur omhelst me met een grimmige affectie, haar gezicht verbergend in mijn jas.

‘Ik heb een verrassing voor je,’ zeg ik, terwijl ik me uit haar omhelzing losmaak en door mijn knieën zak.

Geen enkele nieuwsgierigheid. Ze drukt zich tegen me aan, waardoor ik bijna mijn evenwicht verlies.

‘Fleur is niet helemaal lekker,’ hoor ik de hoge stem van Leyla achter me.

‘Is ze ziek?’ Een hand op haar voorhoofd geeft geen koorts aan.

‘Ze klaagt over pijn.’

Een onderbuikgevoel komt opzetten. Fleur klaagt nooit.

‘Ik heb vanmiddag haar vader maar even gebeld.’ Leyla streelt de haren van mijn dochter, maar ik hoor alleen maar dat uitdagende toontje in haar stem. ‘Ik kon u niet bereiken.’

De dag flitst aan me voorbij. Juist vandaag had ik geen enkel overleg staan. ‘Dat is onmogelijk. Ik ben continu bereikbaar geweest,’ zeg ik heel beslist.

‘Haar vader komt haar zo halen.’ Leyla kijkt me provocerend aan.

Ik til Fleur op, waarna ze direct haar hoofd op mijn schouder legt.

‘Bel hem maar af, ik ben er nu.’

‘Ik heb buikpijn, mamma.’ Er klinkt meer in door.

‘We gaan meteen naar huis, lieverd. Ik ga je lievelingskostje maken.’ Zonder Leyla nog een blik waardig te gunnen wil ik naar de uitgang lopen.

‘Die buikpijn is wel opvallend.’ Leyla blokkeert me de doorgang.

Ik probeer me te beheersen. ‘Ja, inderdaad, heel opvallend. Ze wil niet naar haar vader, snap je dat dan niet? Daar gaat het fout. Hij gaat soms wat hardhandig met haar om, als je begrijpt wat ik bedoel.’ Ik kijk haar fel aan.

‘We begrijpen dat u kwaad bent op uw ex, maar het is niet goed om zo over hem te praten waar uw dochter bij is.’

‘Jij bent degene die over mijn ex begint.’ Ik duw haar opzij en loop naar de uitgang. Wat denkt ze wel niet…

‘Die blauwe plekken op haar been zijn nog steeds zichtbaar. Ik moest wel actie ondernemen,’ roept ze me na terwijl ik al bijna bij de deur ben.

Woest gooi ik de deur achter ons dicht.

‘Dag vriendin en schone Janna.’ Horace hangt onderuit, een lang lijf dat alleen maar uit benen lijkt te bestaan. De schoenen vertonen gaten.

‘Dag portier,’ mompelt Fleur lusteloos.

‘Ze is een beetje ziek, Horace.’ Ik drijf haar voor me uit naar de lift terwijl ik een bijna verontschuldigende blik naar de zwerver werp. In de afgelopen tijd heb ik regelmatig een paar woorden met hem gewisseld. Hij is altijd erg geïnteresseerd in Fleur.

Als we onze woning binnenkomen valt me op dat het muf ruikt. Het wordt tijd voor een frisse opknapbeurt. Gelukkig is het bijna weekend en kan ik aan de slag met de zonnebloemgele verf. Ik mik de post op tafel en loop direct door naar de keuken om met koken te beginnen. Tijdens het aardappelschillen bedenk ik dat Fleur misschien wel een griepje onder de leden heeft of gewoon moe is. Iedereen is tegenwoordig zo alert op misbruik of mishandeling dat ze eraan voorbij lijken te gaan dat een kind ook gewoon moe kan zijn.

Het steekt dat iedereen zo betrokken is bij het welzijn van Fleur terwijl niemand aan míj vraagt of het wel goed gaat en of het niet allemaal te veel is. Er wordt gewoon van mij verwacht dat ik alles blijf doen in eenzelfde tempo en met het gebruikelijke enthousiasme. Niemand die zegt: zullen we je baas eens onder toezicht stellen? Of je ex? Wil je wat extra begeleiding om alles goed te kunnen regelen?

Het oneerlijke gevoel ebt weg als ik aan Fleur denk. Een kind is nog kwetsbaarder.

Als de aardappels op het vuur staan loop ik naar de woonkamer. Fleur ligt diep in slaap op de bank, haar mond iets geopend. Even sta ik in dubio. Dan til ik haar behoedzaam op.

Heel wazig kijkt ze me aan. Er verschijnt een vage glimlach, en haar ogen sluiten weer. Ik voel een warme gloed door mijn lichaam trekken. Wat hou ik van dit kind. Ik zal haar verdedigen tegen iedereen die haar ook maar iets aan zou willen doen. Niemand komt in de buurt van mijn kind. Niemand! Ze is van mij.

Ik heb zeker tien minuten op de rand van haar bed gezeten, slechts oog voor Fleur. Haar trekken waren ontspannen. Elk detail van haar gezicht heb ik in me opgezogen. Op dat moment nam ik me voor meer tijd voor haar te reserveren. Een goede baan is belangrijk, maar het welzijn van mijn dochter overstijgt alles.

Een schaaltje yoghurt is alles wat ik gegeten heb. De stamppot is voor morgen, het is haar lievelingskostje. De koffie sla ik over. Niets smaakt op dit moment. Gelukkig heb ik nog een fles witte wijn openstaan. De eerste slokken zijn ronduit smerig. Ik wijt het aan de compleet verkeerde smaakcombinatie. Dat verdwijnt straks wel.

Ik kijk mijn woonkamer rond. Alle meubels staan nog exact zoals we ze neergezet hebben op die allereerste dag dat we hier binnenkwamen. ‘Zet maar zolang hier neer.’ Ik hoor het me nog zeggen. Mijn verhuizing is nu al weer drie maanden geleden. Tijd om dit nieuwe leven nu echt te starten, in plaats van tegen beter weten in vechten om alle oude verworvenheden krampachtig vast te willen blijven houden. En dat geldt niet alleen voor mij, maar ook voor Fleur.

Ik neem morgen vrij, neem ik me op dat moment voor. Ik ga investeren in mijn dochter. Samen verven, samen de woonkamer gezellig maken, samen koken en misschien samen wel even bij Ilse en Dennis op bezoek. Ik heb al te lang niets van me laten horen.

Zou Dennis nog ziek zijn? Fleur heeft het helemaal niet meer over hem gehad. Ik schaam me een beetje dat ik zo met mezelf bezig ben geweest dat ik nog niet eens de moeite heb genomen om Ilse te bellen. Moet ik de eerste stap zetten? Zal ik haar bellen?

Als ik mijn mobiel pak zie ik een gemiste oproep: de bso. Heeft Leyla dan toch gebeld? De verwarring maakt dat ik mijn telefoontje aan Ilse uitstel. De buitenwereld is er alleen maar onduidelijker op geworden sinds ik loop te worstelen in plaats van te leven.

Ik steek een kaars aan om de sfeer wat te verzachten. De wijn begint lekker te smaken, alsof mijn smaakpapillen even moesten wennen. Tijd om de post door te nemen. Veel rekeningen die ik liever niet zie. Het afstemmen van mijn uitgavenpatroon op slechts één inkomen gaat me niet goed af. Ik ben te fanatiek met mijn creditcard. Mijn lijf is in de afgelopen maanden heel wat in omvang afgenomen, en de vereiste representatieve kleding is een grote kostenpost. Volgende maand wat rustiger aan doen. Nog een paar dagen, dan krijg ik mijn salaris gelukkig weer.

Als ik de post weg wil leggen valt mijn oog op een brief met het logo van Bureau Jeugdzorg. Pas als ik de brief opengevouwen heb, beginnen mijn handen te trillen.

Slechts flarden van zinnen haken vast, maar de betekenis dringt traag door. ‘Helaas hebben we moeten constateren… Door de tegenwerking die we bij u ondervinden… overleg met de vader… zijn de problemen onhoudbaar geworden… Fleur gedwongen uit huis te plaatsen… er is een ander (tijdelijk) adres… pleeggezin…’

Ik kijk naar de letters die als een stel tolletjes over het witte oppervlak draaien. Dan laat ik mijn arm zakken en staar naar het vlammetje van de kaars tot het voor mijn ogen danst in een waas van tranen.