17 Eerder
‘Ik hoop dat je de aangifte niet weer herroept,’ zucht Ilse. ‘Hij gaat echt veel te ver.’ Het is al middag en Ilse laat haar auto onverantwoord hard door het centrum razen. De urenlange ondervraging op het politiebureau heeft mijn laatste reserves aangesproken. Mijn beurse lichaam had voor zich moeten spreken. Zo werkt het dus niet.
‘Hij komt er nooit meer in,’ zeg ik met een stelligheid waar ik zelf verbaasd over ben.
‘Dat straatverbod is geen overbodige luxe. Als hij ook maar binnen honderd meter van jou komt, kun je hem op laten pakken.’
Die honderd meter is al veel te dichtbij. Niet alleen voor mij. Vooral Fleurs veiligheid dwong me om nu echt gemeend aangifte te doen.
‘Die Fleur,’ zucht Ilse. ‘Wie weet wat er gebeurd was als zij niet tussenbeide was gekomen.’
‘Ik was zo bang.’ Mijn stem slist een beetje.
‘Bang? Die man is in staat je dood te slaan.’
‘Bang voor Fleur,’ vul ik aan. ‘Op het moment dat ze voor me ging staan kon ik niets voor haar doen. Mijn lichaam was niet meer in staat…’ Ik slik moeizaam. ‘Ik heb gebeden dat ze naar boven zou vluchten, dat ze zichzelf zou redden, maar ze bleef gewoon staan.’
‘Fleur is een bijzondere meid.’ Lijkt het nu zo of rijdt Ilse opeens een stuk rustiger?
‘Ik zie nog haar ogen voor me. Zo groot en zo donker. Het leek alsof er een enorme kracht uit haar blik sprak.’
‘Is Roderick daarom weggegaan?’
‘Nee, hij greep haar en…’ Ik kan de woorden niet uitspreken. Ik hoor alle geluiden alsof er een bandje afgespeeld wordt, ruik het bloed, maar ik zal het gegil nooit onder woorden kunnen brengen. ‘Fleur zei opeens: “Als je zo doet, ben je mijn pappa niet meer.” Daardoor trok zijn rode waas weg. De kinderlijke klank was volledig uit haar stem verdwenen. Ze heeft daarna gewoon gezegd dat hij weg moest gaan.’
‘En dat deed hij?’ Ilse remt af voor een stoplicht en draait zich naar me toe.
‘Pas nadat hij dat laatste dreigement had uitgesproken. Hij zal alles wat in zijn vermogen ligt aanwenden om me het leven zuur te maken.’
‘Ja, dat heb je net tegen die agente verteld. Goed van je. Juist die zinnen geven de dreiging aan.’
‘Reken maar dat hij tot veel in staat is. Maar ik schrok zo van die laatste zin.’ Ik kijk naar mijn vingers die als enige onderdeel van mijn lichaam onrustig kunnen bewegen zonder zeer te doen. “Ik geen kind, dan jij ook niet.” Dat zei hij. Daar zou hij voor zorgen.’
Ilse zwijgt en staart voor zich uit.
‘Ik ben bang, Ilse. Hij zal ons te grazen nemen. Niet alleen mij, maar ook Fleur.’
Als we thuis zijn loopt Ilse direct door naar de keuken. ‘Jij kunt zeker ook wel wat gebruiken?’
Ik weet wat ze bedoelt. ‘Neem jij maar. Ik moet zo nog naar mijn werk,’ zeg ik met een overtuiging die door een zacht briesje omvergeblazen zal worden.
‘Ja, hoor, en ik val op kale mannen. Kom op, je werk… Kun je je niet ziek melden? Je bent beurser dan een rotte appel. Hier, eerst wat pijnstilling in dat lijf van je.’ Ilse zet het glas voor me neer, terwijl ze de hare in één vloeiende beweging leegt.
‘Ik heb me in geen tijden ziek gemeld.’
‘Dat wordt dan hoog tijd. Denk je nou echt dat er ook maar één zinnig woord tussen die opgezwollen lippen vandaan komt?’
Ik zal Bram voorstellen om thuis te werken. Dat vindt hij vast geen probleem. Het wordt veel moeilijker om op mijn werk mijn masker op te houden. Bram is een vriend van Roderick, dus ik kan maar beter niet te veel vertellen over onze problemen.
Ik zucht en pak mijn glas. De alcohol brandt op mijn lippen, maar de warmte verspreidt zich heerlijk door mijn borstkas. Even geen problemen, alleen maar die warmte. We zwijgen.
‘Wat zou er nu met Roderick gebeuren?’ Ik verbreek als eerste de stilte.
‘Je bedoelt of hij als advocaat nog wel kan blijven werken?’
Ik knik.
‘Als het aan mij ligt steekt hij dat dikke diploma in zijn hol. Hij zal zich wel even koest houden en…’ Ilse kauwt op haar lip terwijl ze peinzend voor zich uit staart.
‘En wat?’
‘Weet je, Janna. Dat soort mensen lult zich er altijd weer uit. Hij heeft een netwerk van klootzakken om zich heen. Die weten precies de juiste kanalen te vinden, weten exact welke woorden nodig zijn en welke vriendjes nuttig zijn om te kietelen. Die lui houden elkaar de hand boven de kop.’
‘Maar dat straatverbod dan?’
‘Het is goed dat je dat gedaan hebt. Maar ja, hij is advocaat, hè?’ Ze weifelt even. ‘Een advocaat geeft een gevoel van veiligheid terwijl ze in feite iedereen naaien voor het geld. Een condoom als logo zou passend zijn.’
Het is misschien grappig bedoeld, maar bij mij komt het hard binnen. ‘Bedoel je dat die aangifte eigenlijk zinloos is?’
‘Het houdt hem tijdelijk bij je weg, dat is al winst. Kan-ie afkoelen. Maak je nu maar geen zorgen. Ga op zoek naar nieuwe woonruimte, des te eerder ben je van die vent af.’
Het is stil in huis, toch is mijn concentratie ver te zoeken, mijn werk stagneert. Het huis is goed afgesloten, elke grendel die ik kon vinden heb ik gebruikt. Fleur ligt op bed, maar ik hoor haar onrustig draaien.
Ik word nog kwaad als ik terugdenk aan het moment waarop ik haar op kwam halen op de buitenschoolse opvang. ‘Fleur lijkt wat van slag. Is er thuis iets gebeurd?’ Ik hoor die te hoge stem van Leyla in mijn hoofd. Het enige wat ik kon doen was alles ontkennen. Met een knipoog naar Fleur. ‘Wij weten hoe het zit’ zei ik daarmee. Snapt Leyla dan niet dat ik er niet over kan praten waar Fleur bij is? Ze hoeft het niet opnieuw mee te maken. Ik wil die herinnering niet levend houden. Soms is zwijgen beter. Leyla ging er gelukkig niet op door. Ze zou haar wat meer in de gaten houden. Prima, doe dat maar. Geef haar wat extra warmte en aandacht. Liefst zonder al die insinuerende vragen.
Mijn gedachten zweven heen en weer tussen het verleden en de toekomst. Hoe heeft het ooit zover kunnen komen dat ik panisch word als ik aan mijn eigen man denk. Ik zie ons nog innig gearmd over het strand lopen, de strandtent waar we stopten voor een warme chocolademelk, onze vingers over tafel in elkaar verstrengeld. Zijn beslagen zonnebril waar ik op beide glazen hartjes tekende. De plannen voor verre reizen, die nooit uitgewerkt zijn. Te snel zwanger? Ik vond van niet. Hij nam er een borrel op. En nog een. Tot het een gewoonte werd met een voorspelbare uitwerking.
Fleurs bed kraakt opnieuw. Is ze nu nog wakker?
Ik rol mijn bureaustoel naar achteren en loop de paar meters naar haar kamerdeur. Voorzichtig duw ik de deur een stukje open.
‘Kun je niet slapen?’ vraag ik als ik zie dat ze me met wakkere ogen aankijkt.
‘Ik kon er niets aan doen.’
‘Waar kun je niets aan doen?’
Dan zie ik wat er aan de hand is. ‘Het maakt niet uit, lieverd. Dat kan toch een keer gebeuren?’
Ik zet haar op een stoeltje, duw Beer in haar armen en sla iets warms om haar heen. Dan trek ik de natte lakens van het bed. Het is al de derde keer deze week. Was ze die avond maar niet naar beneden gekomen, heb ik al zo vaak gedacht. Toch blijf ik me afvragen of ik zijn aanval overleefd zou hebben als zij niet tussenbeide was gekomen. Alsof ze het aangevoeld heeft. Nog nooit is Fleur tussen ons in gesprongen. Waarom nu dan wel? Is het werkelijk zo dat moeders en dochters een speciaal lijntje naar elkaar hebben?
Ik duw het dekbed in een schone hoes en drapeer die al dollend over haar heen.
‘Die moet op het bed, mamma.’ Ik hoor haar lachen onder het dons.
‘Kruip er maar lekker onder. Waar ga je over dromen?’ Ik heb weleens gehoord dat je het bedplassen niet moet benoemen. Het is beter om het te negeren.
‘Over ons nieuwe huis.’
‘Heb je al bedacht welke kleuren je in je nieuwe kamer wilt?’
‘Ik wil een prinsessenkamer, helemaal roze.’
‘Droom maar fijn over prinsessen.’
‘Mamma, blijf je bij me?’
‘Natuurlijk, ik blijf altijd bij je.’ Ik strijk een pluk haar uit haar gezicht. De laatste woorden van Roderick zoemen rond in mijn hoofd. ‘Ik kan toch niet zonder jou?’ voeg ik er dan aan toe. Dat dreigement kan hij nooit waarmaken. Ik ben haar moeder.
‘Ik ook niet zonder jou,’ fluistert Fleur.
Ik knuffel haar flink en geef een kus op haar wipneus. ‘Ik hou van je. Ga maar lekker slapen.’ Ik graai het natte beddengoed bij elkaar en loop de kamer uit.
‘Mag de deur openblijven?’ roept ze me na.
Het licht op de gang laat ik aan. Een wat lichter leven. Is dat niet waar ze werkelijk om vraagt?