De lange tafel rechts is gedekt voor een banket van geroosterde woestijnhaas in cepedasaus. De andere schotels zijn van de verste kant van de tafel met de klok mee: sirische aplo-mage, geglaceerde chukka, koffie met melange (let op het havikembleem van de Atreides op de pot), stoofpot van gans en in de karaf van Balutkristal zit mousserende wijn van Caladan. Let ook op de antieke gifsnuiver die in de kroonluchter verstopt zit.
Dar-es-Balat, onderschrift bij een opstelling in het Museum
Teg trof Duncan aan in de kleine eetalkoof van de glimmende keuken van de non-bol. Teg bleef in het gangetje naar de alkoof staan en bestudeerde Duncan zorgvuldig. Ze waren nu acht dagen hier en de jongen leek eindelijk over de eigenaardige woede heen die hem had overvallen toen ze de toegangsbuis van de non-bol binnenstapten.
Ze waren door een ondiepe grot gekomen waar de muskusgeur van een inheemse beer hing. De rotsen achterin het hol waren geen rotsen, hoewel ze zelfs het meest diepgaande onderzoek zouden doorstaan. Een klein uitsteeksel op het gesteente kon verschuiven als je de geheime code kende of die per ongeluk ontdekte. Door dat uitsteeksel rond te draaien opende je de hele achterwand van de grot.
De toegangsbuis die automatisch helder verlicht werd toen ze de wand weer achter zich sloten, had een versiering van Harkonnense griffioenen op wanden en plafond. Teg zag ineens voor zich hoe de jonge Patrin deze plek voor het eerst ontdekt had (De schrik! De verwondering! De verrukking!) en hij kreeg Duncans reactie pas in de gaten toen een zacht grommend geluid de kleine ruimte vulde.
Duncan stond met gebalde vuisten grommend, bijna kreunend, naar een Harkonnen griffioen op de rechterwand te staren. Op zijn gezicht streden woede en verwarring om de oppermacht. Hij hief zijn vuisten op en ramde ze zo hard tegen de in relief uitgehouwen figuur, dat het bloed uit zijn knokkels stroomde.
'Eeuwig zullen ze branden in de hel!' schreeuwde hij.
Het was een vreemd volwassen vloek voor zo'n jonge mond.
Zodra Duncan die woorden had geuit begon hij onbedaarlijk te beven. Lucilla sloeg haar arm om hem heen en streelde zijn hals op een sussende, bijna sensuele manier, tot het beven afnam.
'Waarom deed ik dat?' fluisterde Duncan.
'Als je je oorspronkelijke geheugen terug hebt zul je het begrijpen,' zei ze.
'Harkonnen,' fluisterde Duncan en het bloed vloog hem naar de wangen. Hij keek Lucilla aan. 'Waarom haat ik hen zo hevig?'
'Dat is niet met woorden uit te leggen,' zei ze. 'Je zult op de herinneringen moeten wachten.'
'Ik wil die herinneringen niet!' Duncan wierp Teg een verbijsterde blik toe. 'Ja! Ja, ik wil ze juist wel!'
Later, omhoogkijkend naar Teg in de eetalkoof van de non-bol, liet Duncan zijn gedachten kennelijk naar dat moment terugkeren.
'Wanneer, Bashar?'
'Al gauw.'
Teg keek de alkoof rond. Duncan zat in zijn eentje aan de automatisch schoongeboende tafel met een kop bruine vloeistof voor zich. Teg herkende de geur: een van de vele met melange gekruide dranken uit de nul-entropievaten. De vaten waren een schatkamer vol uitheemse etenswaren, kleding, wapens en andere kunstmatige producten - een museum van onschatbare waarde. De hele bol was van binnen met een dun stoflaagje bedekt maar de kwaliteit van de spullen die hier lagen opgeslagen was nog niets achteruitgegaan. Alle eetbare dingen waren gekruid met melange, niet zoveel dat het tot verslaving leidde tenzij je een veelvraat was, maar altijd merkbaar. Zelfs het ingemaakte fruit was met melange besprenkeld.
De bruine vloeistof in Duncans kopje was een van de dingen die Lucilla had geproefd en voedzaam had verklaard. Teg wist niet precies hoe Eerwaarde Moeders dit deden, maar zijn eigen moeder had het ook gekund. Ze proefden een mondjevol en ze wisten dadelijk wat de samenstelling was van voedsel of drank.
Een blik op de sierlijke ingebouwde wandklok aan de blinde muur van de alkoof vertelde Teg dat het later was dan hij dacht, er was al bijna drie uur van hun zelfgekozen middagperiode om. Duncan had eigenlijk nog in de goed voorziene oefenruimte moeten zijn maar ze hadden alle twee Lucilla naar de bovenste regionen van de bol zien verdwijnen en Teg vond dat een goede gelegenheid voor een vertrouwelijk gesprek.
Teg trok een stoel bij en ging tegenover Duncan aan de tafel zitten.
Duncan zei: 'Ik haat die klokken!'
'Jij haat alles hier,' zei Teg, maar hij keek toch nog eens naar de klok. Ook weer een antiek stuk; een ronde wijzerplaat met twee analoge wijzers en een digitale secondeteller. De twee wijzers waren vruchtbaarheidssymbolen - naakte mensfiguurtjes: de grote wijzer een mannenfiguur met een enorme fallus en de kleine wijzer een vrouwenfiguur met gespreide benen. Elke keer dat de twee wijzers elkaar tegenkwamen leek de man bij de vrouw binnen te dringen.
'Plat,' vond Teg. Hij wees naar Duncans kopje. 'Vind je dat lekker?'
'Het gaat wel, Bashar. Lucilla zegt dat ik het na mijn oefeningen moet drinken.'
'Mijn moeder maakte altijd net zo'n drank voor me klaar als ik me erg had uitgesloofd,' zei Teg. Hij leunde voorover en snoof. Hij herinnerde zich nog precies de nasmaak, de weeige melangegeur in zijn neus.
'Bashar, hoe lang moeten we hier blijven?' vroeg Duncan.
'Tot we door de juiste mensen gevonden worden of tot we er zeker van zijn dat we niet gevonden worden.'
'Maar... hoe kunnen we dat nu weten als we hierbinnen van de buitenwereld afgesloten zijn?'
'Als ik vind dat het tijd wordt, ga ik met de levensscherm deken buiten de wacht houden.'
'Ik haat dit oord!'
'Kennelijk. Maar heb je nooit geduld leren oefenen?'
Duncan trok een lelijk gezicht. 'Bashar, waarom verhindert u telkens dat Lucilla met mij alleen is?'
Teg die bij Duncans woorden juist uitademde, stokte halverwege en ademde vervolgens gewoon verder. Maar hij wist dat de jongen het doorhad. Als Duncan het wist moest Lucilla het ook weten!
'Volgens mij heeft Lucilla niet door wat u doet, Bashar,' zei Duncan, 'maar het wordt wel erg opvallend.' Hij keek om zich heen. 'Als ze niet zo in beslag genomen werd door dit oord... Waar gaat ze eigenlijk telkens heen?'
'Volgens mij zit ze in de bibliotheek.'
'Bibliotheek!'
'Tamelijk primitief inderdaad, maar ook erg boeiend.' Teg sloeg zijn ogen op naar het lofwerk op het keukenplafond. Het ogenblik van de beslissing was daar. Hij kon er niet op rekenen dat Lucilla nog veel langer afgeleid zou blijven. Maar Teg deelde haar opgetogenheid. Je kon je in deze wonderen heel makkelijk verliezen. Het hele non-bolstelsel dat een diameter had van ongeveer tweehonderd meter, was een perfect bewaard gebleven fossiel uit de tijd van de Dwingeland.
Als ze erover praatte kreeg Lucilla's stem een schorre, fluisterende klank. 'De Dwingeland moet absoluut van deze plek op de hoogte geweest zijn.'
Tegs mentat bewustzijn had zich onmiddellijk in deze gedachte verdiept. Waarom had de Dwingeland toegestaan dat het Geslacht Harkonnen zo'n groot deel van zijn laatste restje rijkdom verspilde aan zo'n onderneming?
Misschien juist wel daarom - om hen bankroet te maken.
De kosten aan omkoopsommen en verscheping door het Gilde uit de Ixiaanse fabrieken moesten astronomisch geweest zijn.
'Wist de Dwingeland dat wij deze plek ooit nodig zouden hebben?' vroeg Lucilla.
Omdat hij niet om de voorzienige gaven waarvan Leto 11 zo vaak blijk had gegeven heen kon, moest Teg dat wel bevestigen.
Nu Teg naar Duncan keek die tegenover hem zat, voelde hij de haren in zijn nek recht overeind komen. Er was iets griezeligs aan deze Harkonnen schuilplaats, alsof de Dwingeland hier zelf ooit geweest was. Wat was er gebeurd met de Harkonnens die de bol gebouwd hadden? Teg en Lucilla hadden geen enkele aanwijzing gevonden over de reden waarom de bol verlaten was.
Geen van beiden konden ze door de non-bol lopen zonder een acuut gevoel van historisch besef. Teg stond voortdurend versteld over allerlei onbeantwoorde vragen.
Lucilla maakte daar ook een opmerking over. 'Waar zijn ze gebleven? Ik kan in mijn Andere Herinneringen niet de minste aanwijzing vinden.'
'Heeft de Dwingeland hen naar buiten gelokt en hen omgebracht?'
'Ik ga weer naar de bibliotheek. Misschien vind ik vandaag wel iets.'
Tijdens de eerste twee dagen van hun verblijf was de bol door Lucilla en Teg grondig onderzocht. Een zwijgende, knorrige Duncan slenterde achter hen aan alsof hij bang was om alleen achter te blijven. Elke nieuwe ontdekking vervulde hen met ontzag of met schrik.
Eenentwintig skeletten ingegoten in een wand van doorzichtig plaz vlak bij de kern! Griezelige waarnemers van iedereen die daarlangs naar de machinekamers en de nul-entropievaten liep.
Patrin had Teg voor de skeletten gewaarschuwd. Bij een van zijn speurtochten als jongen in de bol, had Patrin papieren gevonden waarin vermeld stond dat de doden handwerkslieden waren die de bol gebouwd hadden; allemaal vermoord door de Harkonnens om het geheim te bewaren.
Als geheel was de bol een opmerkelijke prestatie, een van de Tijd geisoleerde enclave, volkomen van de buitenwereld afgesloten. Na al die duizenden jaren produceerde de wrijvingsloze apparatuur nog steeds een driedimensionale projectie die zelfs de modernste instrumenten niet van de omringende achtergrond van aarde en gesteente konden onderscheiden.
'De Zusters moeten deze plaats ongeschonden in handen krijgen!' zei Lucilla steeds maar. 'Het is een schatkamer! Ze hebben zelfs de kruisindex van hun geslacht hier bewaard!'
Dat was niet alles wat de Harkonnens hier bewaard hadden. Telkens weer voelde Teg hevige afkeer van bepaalde verfijnde of grove aspecten aan bijna alles in de bol. Zoals die klok! Kleren, schoonmaakapparatuur, werktuigen voor onderwijs en plezier - alles droeg het stempel van die Harkonnense dwang om met hun onbekommerde meerderwaardigheidsgevoel jegens alle andere mensen en alle andere normen te koop te lopen.
Weer moest Teg aan Patrin denken die hier als jongen, waarschijnlijk niet veel ouder dan de ghola, had rondgelopen. Wat had Patrin ertoe gedreven om het al die jaren zelfs voor zijn vrouw geheim te houden? Patrin had nooit gesproken over de redenen van zijn geslotenheid, maar Teg had zijn eigen conclusie getrokken. Een ongelukkige jeugd. De behoefte aan een eigen, geheime plek. Vrienden die geen vrienden waren maar alleen maar mensen die elke gelegenheid aangrepen om hem uit te jouwen. Zo'n wonder kon je met zulke gasten niet delen. Het was van hem alleen! Dit was meer dan een plek om veilig alleen te zijn. Het was Patrins heimelijke overwinningssymbool.
'Ik heb daar heel wat gelukkige uren doorgebracht, Bashar. Alles werkt nog feilloos. Het archief is oud maar uitstekend als je eenmaal het dialect doorhebt. Er ligt heel wat kennis opgeslagen in dat oord. Maar dat zult u wel begrijpen als u er eenmaal bent. Dan zult u een heleboel dingen begrijpen die ik u nooit heb verteld.'
Aan de antieke oefenruimte was duidelijk te zien dat Patrin die heel vaak had gebruikt. Hij had de wapencode van een aantal van de automaten veranderd op een manier die Teg herkende. De stand van de chronometers wees op vele spierkwellende uren van ingewikkelde oefeningen. Deze bol verklaarde die vaardigheden die Teg altijd zo aan Patrin waren opgevallen. Natuurlijke aanleg was hier aangescherpt.
De automaten van de non-bol waren weer een heel andere kwestie.
Ze waren voor het grootste deel in strijd met het oude verbod op zulke apparaten. En bovendien waren er exemplaren bij die ontworpen waren voor het soort vermaak dat de tamelijk weerzinwekkende verhalen die Teg over de Harkonnens had gehoord bevestigde. Pijn als vermaak! Op hun eigen manier verklaarden deze dingen het preutse, onbuigzame zedelijkheidsbesef dat Patrin van Gammu had verdreven.
Weerzin schiep zijn eigen patronen.
Duncan nam een grote slok van zijn drank en keek Teg over de rand van de kom aan.
'Waarom ben je hier in je eentje gaan zitten terwijl ik je had gevraagd om die laatste serie oefeningen af te ronden?' vroeg Teg.
'Die oefeningen waren zinloos.' Duncan zette zijn kom neer.
Nu Taraza, je had het mis, dacht Teg. Hij probeert heel wat eerder dan jij voorspelde helemaal onafhankelijk te worden.
Duncan noemde zijn Bashar ook niet langer 'Bashar'.
'Weiger je me te gehoorzamen?'
'Niet helemaal.'
'Waar ben je dan wel helemaal mee bezig?' 'Ik moet het weten!'
'Je zal me niet erg aardig vinden als je het weet.' Duncan keek hem stomverbaasd aan. 'Hoezo, Bashar?' Aha, het Bashar is weer terug!
'Ik heb je voorbereid voor bepaalde soorten zeer hevige pijn,' zei Teg. 'Die zijn noodzakelijk om je je oorspronkelijke geheugen terug te kunnen geven.'
'Pijn, Bashar?'
'We weten geen andere manier om de oorspronkelijke Duncan Idaho terug te brengen - de Duncan die gestorven is.'
'Bashar, als u dat kunt doen zal ik u alleen maar dankbaar zijn.' 'Dat zeg je nu. Maar dan is het heel goed mogelijk dat je mij zult beschouwen als de zoveelste zweep in de handen van de mensen die je opnieuw in leven hebben geroepen.'
'Is het niet beter om het maar te weten, Bashar?'
Teg veegde met de rug van zijn hand langs zijn mond. 'Als je me haat... kan ik niet zeggen dat ik je dat kwalijk neem.'
'Als u in mijn schoenen zou staan, Bashar, zou u er dan ook zo over denken?' Duncans houding, de klank van zijn stem, de uitdrukking op zijn gezicht - alles gaf blijk van angstige verwarring.
Tot nu toe gaat het goed, dacht Teg. De vereiste stappen waren precies omlijnd en vereisten dat elke reactie van de ghola zorgvuldig werd overwogen. Duncan was nu uiterst onzeker. Hij wilde iets maar hij was er bang voor.
'Ik ben alleen je leermeester maar, niet je vader!' zei Teg.
Duncan kromp in elkaar onder die strenge toon. 'Bent u dan mijn vriend niet?'
'Dat moet van twee kanten komen. De oorspronkelijke Duncan Idaho zal dat zelf moeten uitmaken.'
Er trok een waas over Duncans ogen. 'Zal ik me deze plek nog herinneren, en de Burcht, en Schwangyu en...'
'Alles. Het zal een tijdje lijken of je in je geheugen alles dubbel ziet, maar je zult je alles herinneren.'
Er verscheen een cynische trek op het jonge gezicht en zijn stem klonk verbitterd toen hij zei: 'Dan worden wij dus kameraden, u en ik.'
Nauwkeurig de voorschriften voor het ontwaken opvolgend, legde Teg alle gezag en persoonlijkheid van een Bashar in zijn stem.
'Ik heb er niet bepaald veel belang bij om jouw kameraad te worden.' Hij keek Duncan onderzoekend aan. 'Misschien breng je het ooit nog eens tot Bashar. Ik acht het mogelijk dat je uit het goede hout bent gesneden. Maar dan zal ik al lang dood zijn.'
'Wordt u dan alleen kameraden met Bashars?'
'Patrin was mijn kameraad en hij is nooit verder gekomen dan pelotonscommandant.'
Duncan keek in zijn lege kom en daarna weer naar Teg. 'Waarom heeft u niet wat te drinken genomen? U heeft boven ook hard gewerkt.'
Scherpzinnige vraag. Hij mocht deze knaap niet onderschatten. Hij wist dat het delen van voedsel een van de oudste vriendschapsrituelen was.
'De geur van jouw drank was genoeg,' zei Teg. 'Oude herinneringen. Die kan ik op dit moment niet gebruiken.'
'Waarom bent u dan naar beneden gekomen?'
Daar was het, duidelijk te horen in de jonge stem - hoop en vrees. Hij wilde dat Teg iets bepaalds zou zeggen.
'Ik wilde nauwkeurig bepalen hoever je met deze oefeningen gekomen bent,' zei Teg. 'Daarom moest ik naar beneden om naar je te kijken.'
'Waarom moest dat zo nauwkeurig?'
Hoop en vreest Het was tijd om de aandacht te verleggen.
'Ik heb nooit eerder een ghola geoefend.'
Ghola. Het woord bleef tussen hen in hangen, dobberend op de kooklucht die de filters van de bol niet helemaal uit de lucht hadden kunnen zuiveren. Ghola! Het was doortrokken van een prikkelende speciegeur uit Duncans lege kom.
Duncan leunde zwijgend naar voren met een verlangende blik in zijn ogen. Er schoot Teg een opmerking van Lucilla te binnen:
'Hij weet zijn zwijgen goed te hanteren.'
Toen duidelijk werd dat Teg niet verder zou uitweiden over die eenvoudige verklaring, ging Duncan met een teleurgesteld gezicht weer rechtop zitten. De linkerhoek van zijn mond zakte omlaag in een stuurse, broedende trek. Alles naar binnen gericht, helemaal zoals het moest.
'Jij bent niet naar beneden gegaan om hier in je eentje te zitten,' zei Teg. 'Jij kwam je hier verstoppen. Je verstopt je nog steeds daarbinnen en je denkt dat niemand je ooit zal kunnen vinden.'
Duncan sloeg zijn hand voor zijn mond. Het was een sleutelgebaar waarop Teg had zitten wachten. De instructies voor dit ogenblik waren glashelder: 'De ghola verlangt naar het oproepen van het oorspronkelijke geheugen, maar is er tegelijk ontzettend bang voor. Dat is de belangrijkste hindernis die )e overwinnen moet.'
'Haal je hand van je mond!' zei Teg op scherpe toon.
Duncan liet zijn hand vallen alsof hij hem had gebrand. Hij staarde Teg aan als een dier in de val.
'Spreek de waarheid,' luidde Tegs opdracht. 'Op dit moment, met al zijn zinnen in brand, zal de ghola )e recht in )e hart kijken.'
'Ik wil dat je weet,' zei Teg, 'dat wat ik jou in opdracht van de Zusters moet aandoen, dat me dat erg tegenstaat.'
Duncan leek wel in zichzelf weg te kruipen. 'Wat hebben ze u dan opgedragen?'
'De vaardigheden die ik je moest bijbrengen gaan mank.' 'M-mank?'
'Een deel ervan was begripstraining, het verstandelijke deel. In dat opzicht heb je nu het niveau van een regimentsbevelhebber bereikt.'
'Beter dan Patrin?'
'Waarom moet je beter zijn dan Patrin?'
'Was hij niet uw kameraad?'
'Ja.'
'U zei dat hij nooit verder is gekomen dan pelotonscommandant!'
'Patrin was volkomen bevoegd om het bevel over een volledige multi-planetaire strijdmacht over te nemen. Wat tactiek betreft was hij een duizendkunstenaar en ik heb heel wat keren van zijn wijsheid gebruik gemaakt.'
'Maar u zei dat hij nooit-'
'Dat was zijn eigen keus. De lage rang gaf hem het contact met de manschappen waar we beiden vaak veel nut van gehad hebben.'
'Regimentsbevelhebber?' Duncans stem was niet veel meer dan een fluistertoon. Hij staarde naar het tafelblad.
'Verstandelijk beheers je de taak volledig. Je bent nog een beetje onstuimig maar dat gaat wel over met het toenemen van je ervaring. Je vaardigheid met wapens is uitstekend voor iemand van jouw leeftijd.'
Nog steeds zonder Teg aan te kijken vroeg Duncan: 'Wat is mijn leeftijd... Bashar?'
Precies waar zijn instructies hem voor waarschuwden: De ghola zal om de kern van de zaak heen blijven draaien. 'Wat is mijn leeftijd?' Hoe oud is een ghola?
Op kille, beschuldigende toon zei Teg: 'Als je je ghola-leeftijd wilt weten, waarom vraag je dat dan niet?'
'Wa... wat is die leeftijd, Bashar?'
Er klonk zo'n vracht ellende door in de jonge stem dat Teg tranen in zijn ogen voelde springen. Daar was hij ook voor gewaarschuwd. 'Laat niet te veel medelijden blijken!' Teg verborg het moment door zijn keel te schrapen. Hij zei: 'Dat is een vraag die jij alleen zelf kunt beantwoorden.'
De instructies waren duidelijk: 'Speel de bal terug! Houd zijn blik naar binnen gericht. Emotionele pijn is voor dit proces even belangrijk als lichamelijke pijn.'
Duncan slaakte een diepe, bevende zucht. Hij kneep zijn ogen stijf dicht. Toen Teg bij hem aan tafel kwam zitten had Duncan gedacht: Is dit het moment? Zal hij het nu doen? Maar Tegs beschuldigende toon en zijn aanvallende woorden kwamen volkomen onverwacht. En nu sloeg Teg een neerbuigende, beschermende toon aan.
Hij kleineert me!
Duncan werd overvallen door cynische woede. Dacht Teg soms dat hij zo stom was dat hij in de meest doodgewone truc van een commandant zou trappen? Louter door de klank van )e stem en )e houding kun je een ander aan )e wil onderwerpen. Duncan bespeurde nog iets anders ook in de kleinerende houding: een ondoordringbare kern van piastaai. Onkreukbaar... doelbewust. En Duncan had de tranen zien opwellen, en de afleidingsmanoeuvre.
Duncan deed zijn ogen open, keek Teg recht aan en zei: 'Ik wil niet onbeleefd of ondankbaar lijken, Bashar. Maar zonder antwoorden kan ik niet verder.'
Tegs instructies waren duidelijk: 'Je zult vanzelf 7nerken wanneer de ghola de wanhoop nabij is. Geen enkele ghola zal dit proberen te verbergen. Het zit in hun ziel ingebakken. Je zult het in stem en houding herkennen.'
Duncan had bijna het kritieke punt bereikt. Nu was het voor Teg zwijgen geboden. Dwing Duncan tot het stellen van vragen, tot het kiezen van zijn eigen koers.
Duncan zei: 'Wist u dat ik ooit van plan ben geweest om Schwangyu te doden?'
Teg deed zijn mond open maar sloeg hem met een klap weer dicht. Zwijg! Maar de jongen was doodernstig!
'Ik was bang van haar,' zei Duncan. 'Ik hou er niet van om bang te zijn.' Hij sloeg zijn ogen neer. 'U hebt me eens verteld dat we alleen haten wat echt gevaarlijk voor ons is.'
'Hij zal dichterbij komen en terugtrekken, dichterbij komen en terugtrekken. Wacht tot hij de sprong waagt.'
'U haat ik niet,' zei Duncan, terwijl hij Teg weer aankeek. 'Ik kreeg de pest in toen u me recht in mijn gezicht ghola noemde. Maar Lucilla heeft gelijk: we mogen ons door de waarheid nooit beledigd voelen, al doet hij nog zo'n pijn.'
Teg wreef over zijn lippen. Het verlangen om te praten werd hem bijna te machtig, maar de sprong was nog niet gewaagd.
'Verbaast het u niet dat ik overwoog om Schwangyu te doden?' vroeg Duncan.
Teg bleef stokstijf zitten. Zelfs een hoofdschudden zou als antwoord opgevat worden.
'Ik dacht erover iets in haar drinken te doen,' zei Duncan. 'Maar dat is een laffe manier en laf ben ik niet. Wat ik verder ook ben, dat in ieder geval niet.'
Teg bleef roerloos zitten zwijgen.
'Volgens mij kan het u wel schelen wat er met mij gebeurt, Bashar,' zei Duncan. 'Maar u heeft gelijk; kameraden zullen we nooit worden. Als ik het overleef zal ik u overvleugelen. En dan... zal het te laat zijn om nog kameraden te worden. U sprak de waarheid.'
Teg kon niet voorkomen dat hij een diepe zucht van mentat inzicht slaakte: hij kon niet om de tekenen van kracht in de ghola heen. Heel kort geleden, misschien wel zojuist hier in deze alkoof, had de jongen opgehouden een jongen te zijn en was hij een man geworden. Dat besef stemde Teg treurig. Het ging allemaal zo vlug! Er zat geen gewoon opgroeien tussen.
'Lucilla geeft niet echt om wat er met mij gebeurt, niet zoals u,' zei Duncan. 'Zij volgt gewoon haar bevelen op van die Moeder Superior, Taraza.'
Nog niet! maande Teg zichzelf. Hij likte langs zijn lippen.
'U hebt Lucilla's opdracht gedwarsboomd,' zei Duncan. 'Wat moest zij met me doen?'
Het moment was aangebroken. 'Wat denk je dat ze met je zou moeten doen?' vroeg Teg.
'Ik weet het niet!'
'De oorspronkelijke Duncan Idaho zou het wel weten.' 'U weet het ook. Waarom wilt u het me niet vertellen?' 'Ik word alleen geacht je te helpen je oorspronkelijke geheugen terug te krijgen.' 'Doe dat dan!' 'Dat kan je alleen zelf doen.' 'Ik weet niet hoe!'
Teg ging op het puntje van zijn stoel zitten. Was dit het moment van de sprong? Hij voelde dat er nog iets aan Duncans wanhoop ontbrak.
'U weet dat ik kan liplezen, Bashar,' zei Duncan. 'Ik ging een keer naar de uitkijkpost in de toren. Toen zag ik Lucilla en Schwangyu beneden staan praten. Schwangyu zei: 'Niets mee te maken dat hij nog zo jong is. Je hebt maar te doen wat je is opgedragen.'
Opnieuw behoedzaam zwijgend, staarde Teg Duncan aan. Het was net iets voor Duncan om stiekem in de Burcht rond te sluipen, spiedend op zoek naar kennis. En de herinnering had hem weer in diezelfde gemoedstoestand gebracht, zonder te beseffen dat hij nog steeds spiedde en zocht... maar op een andere manier.
'Ik dacht niet dat ze geacht werd me te doden,' zei Duncan. 'Maar u weet wat ze moest doen want u hebt haar dwars gezeten.' Duncan sloeg met zijn vuist op tafel. 'Geef antwoord, verdomme!'
Aha, totale wanhoop!
'Ik kan je alleen maar vertellen dat wat zij van plan is, in strijd is met mijn opdracht. Taraza heeft mij opgedragen je te sterken en te beschermen.'
'Maar u zei net zelf dat mijn opleiding... mank ging!'
'Uit noodzaak. Dat is gedaan om je voor te bereiden op je oorspronkelijke herinneringen.'
'Wat moet ik dan doen?'
'Dat weet je al.'
'Ik zeg toch dat ik het niet weet! Leer het me alstublieft!'
'Jij doet een heleboel dingen die je nooit geleerd hebt. Hebben we jou ongehoorzaamheid geleerd?'
'Help me alstublieft!' Het was een wanhoopskreet.
Teg dwong zich tot kille afstandelijkheid. 'Wat denk je verdomme dat ik aan het doen ben?'
Duncan balde zijn vuisten en bonkte ermee op de tafel zodat zijn kom op en neer wipte. Hij staarde Teg woedend aan. Ineens verscheen er een eigenaardige uitdrukking op Duncans gezicht -een zeker inzicht in zijn blik.
'Wie bent u?' fluisterde Duncan.
De sleutelvraag!
Tegs stem was een gesel die striemend op zijn plotseling weerloze slachtoffer neerkwam: 'Wie denk je dat ik ben?'
Duncans gezicht vertrok tot een masker van uiterste wanhoop. Meer dan een hijgend stotteren kon hij niet opbrengen. 'U bent... u bent...'
'Duncan! Hou op met die onzin!' Teg sprong overeind en staarde hem met gespeelde woede aan. 'U bent...'
Tegs rechterhand schoot uit in een snelle haal. De open palm kletste tegen Duncans wang. 'Hoe durf je me ongehoorzaam te zijn?' Nu schoot de linkerhand uit in een klinkende klap. 'Hoe durf je?'
Duncan reageerde zo snel dat Teg een fractie van een seconde totale verbijstering voelde. Wat een snelheid! Hoewel Duncans aanval uit gescheiden onderdelen bestond, gebeurde alles in een vloeiend waas: een sprong omhoog, beide voeten op zijn stoel, de stoel wankelt, hij gebruikt die beweging om zijn rechterarm omlaag te laten suizen in de richting van Tegs kwetsbare schouderzenuwen.
Reagerend uit geoefend instinct, dook Teg opzij en zwiepte zijn linkerbeen over de tafel in Duncans kruis. Toch ontsnapte Teg niet helemaal. Duncans hand bleef omlaag suizen en trof Tegs zwiepende been vlak naast de knie. Het hele been werd gevoelloos.
Duncan lag languit op de tafel en probeerde achteruit te schuiven ondanks de ontredderende schop. Teg steunde met zijn linkerhand op tafel en hakte met zijn andere hand in op de onderkant van Duncans ruggengraat, precies op de zenuwknoop die met de oefeningen van de afgelopen paar dagen opzettelijk verzwakt was.
Duncan kreunde toen een verlammende pijn door zijn lijf vlijmde. Een ander mens zou krijsend zijn blijven liggen, maar Duncan kreunde alleen maar terwijl hij zich in Tegs richting klauwde om de aanval voort te zetten.
Tijdelijk genoodzaakt tot meedogenloosheid, begon Teg zijn slachtoffer nog meer pijn te doen, er voor zorgend dat Duncan elke keer op het moment van de hevigste pijn het gezicht van zijn aanvaller zag.
'Hou zijn ogen in de gaten!' luidden de instructies. En Bellonda die de hele procedure nadrukkelijk had uitgelegd, had gewaarschuwd: 'Zijn ogen zullen door je heen lijken te kijken maar hij zal )e Leto noemen.'
Veel later had Teg grote moeite om zich precies te herinneren hoe hij de ontwakings procedure had uitgevoerd. Hij wist dat hij bleef functioneren zoals hem was opgedragen, maar zijn gedachten vloden naar elders, wat zijn lichaam in staat stelde ongehinderd zijn bevelen op te volgen. Vreemd genoeg bleven zijn grillige gedachten hangen bij een andere daad van ongehoorzaamheid: de Cerbol-opstand, toen hij zelf van middelbare leeftijd was, maar als Bashar al een geduchte reputatie had. Hij had zijn beste uniform aangetrokken maar zijn medailles afgelaten (een geraffineerde vondst was dat), en hij was in de verschroeiende middaghitte op de omgeploegde strijdakker van Cerbol verschenen. Volkomen ongewapend trad hij de oprukkende opstandelingen tegemoet!
Onder de aanvallers waren er velen die aan hem hun leven te danken hadden. De meesten van hen waren hem ooit van harte trouw geweest. Nu waren ze op gewelddadige manier ongehoorzaam. En Tegs aanwezigheid op hun pad zei tegen die oprukkende soldaten: 'Ik weiger de medailles te dragen die blijk geven van wat ik voor jullie deed toen we nog kameraden waren. Ik weiger iets te zijn dat zegt dat ik een van jullie ben. Ik draag alleen het uniform dat verkondigt dat ik nog steeds de Bashar ben. Dood me maar, als jullie je ongehoorzaamheid zover willen doorvoeren.'
Toen het grootste deel van de aanvallende troep de wapens afgooide en naar voren kwam, vielen enkele van hun bevelhebbers voor de oude Bashar op hun knieen en hij protesteerde: 'Jullie hebben nooit voor me hoeven buigen of op je knieen hoeven liggen! Jullie nieuwe leiders hebben jullie slechte gewoontes geleerd.'
Later vertelde hij de opstandelingen dat hij een aantal van hun grieven deelde. Cerbol was ernstig misbruikt. Maar tegelijk waarschuwde hij hen: 'Een van de meest gevaarlijke dingen in het heelal is een onontwikkeld volk met terechte grieven. Maar dat is bij lange na nog niet zo gevaarlijk als een ontwikkelde, verstandige gemeenschap met grieven. Jullie kunnen je er geen voorstelling van maken hoeveel schade zo'n wraakzuchtig verstand kan aanrichten. Vergeleken bij wat jullie op het punt stonden ter wereld te brengen, zou de Dwingeland een goedbedoelende vaderfiguur zijn!'
Het was natuurlijk allemaal waar, maar dan wel binnen het kader van de Bene Gesserit en hij had er weinig steun aan bij wat hem was opgedragen de Duncan Idaho aan te doen - geestelijke en lichamelijke ellende teweegbrengen bij een bijna hulpeloos slachtoffer.
Het makkelijkst herinnerde hij zich de blik in Duncans ogen. Ze lieten hun doel geen ogenblik los maar bleven Teg recht in zijn gezicht staren, zelfs op het moment dat hij uiteindelijk luidkeels schreeuwde: 'Verdomme Leto! Wat doe je toch?'
Hij noemde me Leto.
Teg hinkte twee stappen achteruit. Zijn linkerbeen tintelde en deed pijn waar Duncan het geraakt had. Teg besefte dat hij stond te hijgen en aan het eind van zijn krachten was. Hij was veel te oud voor zulke zware inspanningen en de dingen die hij net had gedaan gaven hem een smerig gevoel. Maar de ontwakings procedure was onuitwisbaar in zijn geest geprent. Hij wist dat ghola's vroeger gewekt waren door hen onbewust te conditioneren om iemand waarvan ze hielden te vermoorden. Dat liet altijd psychologische littekens na op de psyche van de ghola, die totaal vernietigd werd en weer helemaal moest worden opgebouwd. Deze nieuwe techniek liet de littekens achter op de ziel van de mens die het proces stuurde.
Onder protest van spieren en zenuwen die door de pijn totaal verdoofd waren, liet Duncan zich langzaam achteruit van de tafel glijden tot hij bevend tegen zijn stoel leunde, vanwaar hij Teg woedend aanstaarde.
Tegs instructies luidden: 'Je moet doodstil blijven staan. Verroer )e niet. Laat hem naar je kijken zolang hij wil.'
Teg bleef roerloos staan zoals hem was opgedragen. De herinnering aan de Cerbol-opstand vervaagde; hij wist wat hij toen en ook nu had gedaan. In zekere zin waren de twee gevallen gelijk. Hij had de opstandelingen niet de absolute waarheid verteld (als er al zoiets bestond), maar net aan genoeg om hen weer naar de kudde terug te lokken. Pijn en de voorspelbare gevolgen ervan. 'Dit is voor je eigen bestwil.'
Was het werkelijk goed wat ze deze Duncan Idaho aandeden?
Teg vroeg zich af wat er nu in Duncans bewustzijn omging. Ze hadden Teg alles verteld wat er over deze ogenblikken bekend was, maar hij zag dat woorden te kort schoten. Duncans ogen en zijn gezicht gaven overvloedig blijk van zijn innerlijke beroering -mond en wangen vertoonden afschuwelijke spiertrekkingen en zijn blik schoot van hot naar her.
Langzaam, zo langzaam dat het een genot was, ontspande Duncans gezicht zich. Maar hij beefde nog over zijn hele lijf. Hij voelde het pijnlijke kloppen van zijn lichaam als iets dat ver van hem af stond, scheuten en steken die iemand anders waren overkomen. Maar hij was hier, op dit ogenblik - wat en waar dit dan ook mocht zijn. Zijn herinneringen wilden niet op elkaar aansluiten. Hij voelde zich plotseling misplaatst in dit te jonge lichaam, niet passend bij zijn voor-ghola bestaan. Het heen en weer vlieten van zijn bewustzijn gebeurde nu allemaal in zijn binnenste.
Tegs instructeurs hadden gezegd: 'Hij zal door zijn ghola-tijd opgelegde filters over zijn voor-ghola herinneringen heen hebben. Sommige van de oorspronkelijke herinneringen zullen in een golf terugkomen. Andere herinneringen zullen trager terugkeren. Maar aansluiting zal pas plaatsvinden als hij zich het oorspronkelijke moment van zijn dood herinnert' Vervolgens had Bellonda Teg de bekende bijzonderheden over dat fatale ogenblik verteld.
'Sardaukar,' fluisterde Duncan. Hij keek om zich heen naar de Harkonnen symbolen die zich overal in de non-bol bevonden. 'De keurtroepen van de Keizer in Harkonnen uniformen!' Een roofzuchtige grijns trok om zijn mond. 'Wat zullen ze daar de pest over in gehad hebben!'
Teg bleef zwijgend opletten.
'Ze doodden mij,' zei Duncan. Het was een volkomen kalme opmerking die des te killer overkwam doordat hij zo stellig werd geuit. Een heftige schok trok door zijn lijf en daarna bedaarde het beven. 'Minstens een stuk of tien in dat kleine kamertje.' Hij keek Teg aan. 'Een van hen raakte me vol op mijn kop, als met een slagershakmes.' Hij aarzelde en maakte heftige slikbewegingen. Hij bleef Teg aankijken. 'Gaf ik Paul genoeg tijd om te ontkomen?'
'Beantwoord al zijn vragen naar waarheid.'
'Hij ontkwam.'
Nu brak het moment van beproeving aan. Waar hadden de Tleilaxu de Idaho cellen vandaan? Uit de weefselmonsters van de Zusters bleek dat het oorspronkelijk celmateriaal was, maar er bleven twijfels. De Tleilaxu hadden voor eigen doeleinden iets met de ghola uitgespookt. Zijn herinneringen konden daarover een waardevolle aanwijzing geven.
'Maar de Harkonnens...' zei Duncan. De aansluiting met zijn herinneringen aan de Burcht kwam tot stand. 'O, ja. O, ja!' Ineens schudde hij van het lachen. Hij brulde een schallende, zegevierende opmerking aan het adres van de lang gestorven Baron Vladimir Harkonnen: 'Ik heb het je betaald gezet, Baron! O, ik heb je je vet gegeven voor alle mensen die jij ooit te gronde hebt gericht!'
'Herinner je je de Burcht en de dingen die wij je geleerd hebben?' vroeg Teg.
Een verwarde frons trok diepe rimpels in Duncans voorhoofd. Emotionele pijn streed met zijn lichamelijke pijn. Hij knikte als antwoord op Tegs vraag. Er waren twee levens, een dat achter de axolotl-tanks zijn einde had en nog een... nog een... Duncan voelde zich onvolledig. Er zat nog iets in hem weggestopt. Het ontwaken was nog niet voltooid. Hij staarde Teg boos aan. Was er nog meer? Teg was wreed geweest. Noodzakelijke wreedheid? Was dit de manier waarop je een ghola zijn oorspronkelijke persoonlijkheid teruggaf?
'Ik...' Duncan zwaaide zijn hoofd heen en weer als een groot gewond dier dat tegenover de jager staat.
'Heb je al je herinneringen?' vroeg Teg nogmaals.
'Allemaal? O ja. Ik herinner me Gammu toen het nog Giedi Prime heette - het van olie en bloed verzadigde hellegat van het Keizerrijk! Ja, reken maar Bashar. Ik was een plichtsgetrouw leerling van u. Regimentsbevelhebber!' Weer moest hij lachen en hij gooide zijn hoofd achterover in een voor dat jonge lijf vreemd volwassen gebaar.
Teg onderging de plotselinge bevrijding van een grondige bevrediging die veel verder ging dan gewone tevredenheid. Het had gewerkt zoals ze voorspeld hadden.
'Haat je me?' vroeg hij.
'U haten? Ik zei toch dat ik u dankbaar zou zijn!'
Ineens hief Duncan zijn handen op om ze onderzoekend te bekijken. Hij liet zijn ogen over zijn jeugdige lijf glijden. 'Wat een verleiding!' mompelde hij. Hij liet zijn handen vallen en staarde naar Tegs gezicht waar hij met zijn ogen de vertrouwde trekken aftastte. 'Atreides,' zei hij. 'Jullie lijken allemaal zo verdomd veel op elkaar!'
'Niet allemaal,' zei Teg.
'Ik heb het niet over uiterlijkheden, Bashar.' Er verscheen een starende blik in zijn ogen. 'Ik vroeg naar mijn leeftijd.' Het bleef lang stil en toen: 'Grote goden! Wat is er een tijd verstreken!'
Teg zei wat hem was opgedragen: 'De Zusters hebben je nodig.'
'In dit onvolwassen lijf? Wat word ik geacht voor ze te doen?'
'Duncan, dat weet ik waarachtig niet. Het lichaam groeit wel uit en ik neem aan dat een Eerwaarde Moeder je de zaak wel zal uitleggen.'
'Lucilla?'
Ineens keek Duncan omhoog naar het versierde plafond en vervolgens naar de alkoof met zijn barokke klok. Hij herinnerde zich hoe hij hier met Teg en Lucilla was aangekomen. Dit was hetzelfde oord maar toch was het anders. 'Harkonnen,' fluisterde hij. Hij keek Teg dreigend aan. 'Weet u hoeveel van mijn familieleden door de Harkonnens zijn gemarteld en gedood?'
'Een van Taraza's Archivarissen heeft me verslag gedaan.'
'Verslag gedaan? Denkt u dat zoiets met woorden te beschrijven valt?'
'Nee. Maar dat was het enige antwoord op jouw vraag dat ik bezat.'
'Verdomme, Bashar! Waarom moeten jullie Atreides altijd zo eerlijk en rechtschapen zijn?'
'Volgens mij zijn we daarop uitgeteeld.'
'Dat is volkomen juist.' Dat was Lucilla's stem vanachter Tegs rug.
Teg draaide zich niet om. Hoeveel had ze gehoord? Hoe lang stond ze daar al?
Lucilla kwam naast Teg staan maar ze had alleen aandacht voor Duncan. 'Ik zie dat je het hebt gedaan, Miles.'
'Geheel overeenkomstig Taraza's opdracht,' zei Teg.
'Je bent heel slim geweest, Teg,' zei ze. 'Veel slimmer dan ik voor mogelijk hield. Die moeder van jou had zwaar gestraft moeten worden voor wat ze jou allemaal heeft geleerd.'
'Aha, Lucilla de verleidster,' zei Duncan. Hij keek even naar Teg en daarna meteen weer naar Lucilla. 'Ja, nu kan ik zelf mijn andere vraag beantwoorden - wat zij geacht werd te doen.'
'Ze worden Prenters genoemd,' zei Teg.
'Miles,' zei Lucilla, 'als je mijn taak ingewikkelder hebt gemaakt op een manier die mij verhindert mijn opdracht uit te voeren, rijg ik je aan het spit en zal ik je levend roosteren.'
De gevoelloze toon van haar stem deed Teg huiveren. Hij wist dat haar dreigement beeldspraak was, maar de dreiging ervan was echt.
'Een straf banket!' zei Duncan. 'Wat leuk.'
Teg zei tegen Duncan: 'Wat we met jou uitgehaald hebben heeft totaal niets romantisch, Duncan. Ik heb de Bene Gesserit meer dan eens terzijde gestaan in een taak die me een smerig gevoel gaf, maar zo smerig als nu heb ik me nog nooit gevoeld.'
'Zwijg!' gebood Lucilla. Ze had de volle kracht van de Stem in het bevel gelegd.
Teg liet die door zich heen stromen en van zich afglijden zoals zijn moeder hem had geleerd en zei toen: 'Wij die onze oprechte trouw aan de Bene Gesserit schenken hebben maar een zorg: het voortbestaan van de Bene Gesserit. Niet het voortbestaan van een enkele persoon, maar dat van de Bene Gesserit zelf. Bedrog, leugen - dat zijn lege woorden als het voortbestaan van de Bene Gesserit in het geding is.' .
'Die vervloekte moeder van jou, Miles!' Lucilla maakte hem het compliment dat ze haar woede niet verborg.
Duncan staarde naar Lucilla. Wie was zij? Lucilla? Hij voelde zijn herinneringen eigenmachtig in beroering komen. Lucilla was niet dezelfde persoon... helemaal niet dezelfde, en toch... waren er stukjes hetzelfde. Haar stem. Haar gelaatstrekken. Ineens zag hij het gezicht van de vrouw weer voor zich die hij op de muur van zijn kamer in de Burcht had gezien. 'Duncan, mijn lieve Duncan'
Er rolden tranen uit Duncans ogen. Zijn eigen moeder - het zoveelste slachtoffer van de Harkonnens. Gemarteld... en wie weet wat nog meer? Nooit meer teruggezien door haar Lieve Duncan'.
'God, ik wou dat ik er nu een kon doden,' kreunde Duncan.
Weer keek hij naar Lucilla. Zijn tranen deden haar trekken vervagen en maakten het vergelijken makkelijker. Lucilla's gezicht vloeide over in dat van Vrouwe Jessica, de geliefde van Leto Atreides. Duncan keek naar Teg en vervolgens weer naar Lucilla. Onder het bewegen schudde hij de tranen uit zijn ogen. De gezichten uit zijn geheugen losten op in dat van de echte Lucilla die in levende lijve voor hem stond. Gelijkenissen... maar nooit hetzelfde. Nooit meer hetzelfde.
Prenter.
Hij kon de betekenis wel raden. Een onvervalste Duncan Idaho losbandigheid borrelde in hem op. 'Wil je mijn kind in je buik, Prenter? Ik weet dat jullie niet voor niets moeders genoemd worden.'
Met een kille stem zei Lucilla: 'Dat bespreken we een andere keer wel.'
'Laten we dan een stemmig plekje kiezen,' zei Duncan. 'Misschien zing ik wel een liedje voor je. Niet zo goed als die oude Gurney Halleck het zou doen, maar goed genoeg om als voorbereiding voor een beetje bedpret te dienen.'
'Vind je dit soms geestig?' vroeg ze.
'Geestig? Nee, maar ik moet wel aan Gurney Halleck denken. Vertel me eens Bashar, hebben jullie hem ook uit de dood teruggehaald?'
'Voor zover ik weet niet,' zei Teg.
'Ach, die kerel kon nog eens zingen!' zei Duncan. 'Hij kon je doden onder het zingen zonder ook maar een valse noot.'
Nog steeds op kille, beleefde toon zei Lucilla: 'Wij van de Bene Gesserit hebben geleerd muziek te mijden. Het maakt te veel verwarrende gevoelens los. Herinnerings gevoelens uiteraard.'
Haar bedoeling was om hem ontzag in te boezemen met een verwijzing naar al die Andere Herinneringen en de Bene Gesserit macht die daaruit sprak, maar Duncan moest alleen nog harder lachen.
'Wat is dat zonde,' zei hij. 'Jullie missen zoveel van het leven.' En hij begon een oud wijsje van Halleck te neurien.
'Kijk terug, mijn vrienden - naar krijgers, lang vergaan...'
Maar zijn gedachten warrelden al weer elders met het rijke, nieuwe aroma van deze herboren ogenblikken en weer voelde hij de hete adem van iets krachtigs dat in zijn binnenste begraven was gebleven. Wat het ook mocht zijn, er kwam geweld aan te pas en het had te maken met Lucilla, de Prenter. In zijn verbeelding zag hij haar dode lichaam in een grote plas bloed liggen.