Het leven kan geen redenen vinden om het in stand te houden, kan geen bron van wederzijds respect zijn, tenzij elk van ons besluit om het die eigenschappen in te blazen.
Chenoeh: Gesprekken met Leto II
Hedley Tuek, Hogepriester van de Gespleten God, was langzamerhand steeds kwader geworden op Stiros. Zelf was die weliswaar te oud om ooit op de post van Hogepriester te kunnen hopen, maar Stiros had zonen, kleinzonen en talloze neven. Stiros had zijn persoonlijke eerzucht op zijn familie overgeplant. Een cynisch mens, Stiros. Hij vertegenwoordigde een krachtige stroming onder de priesters, die zogenaamde 'wetenschappelijke gemeenschap' die een verraderlijke, diepgaande invloed had. Ze zaten gevaarlijk dicht tegen ketterij aan.
Tuek hield zichzelf voor dat meer dan een Hogepriester in de woestijn was verdwaald; betreurenswaardige ongelukken. Stiros en zijn stroming waren in staat om zo'n ongeluk te laten gebeuren.
Het was middag in Keen en Stiros was zojuist duidelijk geergerd vertrokken. Stiros wilde dat Tuek naar de woestijn ging om Sheeana's volgende avontuur daar in eigen persoon gade te slaan. Tuek die de uitnodiging verdacht vond sloeg hem af.
Daaruit vloeide een vreemde ruzie voort, vol toespelingen en vage verwijzingen naar Sheeana's gedrag, plus uitgebreid verwoorde aanvallen op de Bene Gesserit. Stiros die de Zusters altijd al had gewantrouwd, had al op het eerste gezicht een hekel aan de nieuwe bevelhebber van de Bene Gesserit Burcht op Rakis, deze... hoe heette ze ook weer? O ja, Odrade. Eigenaardige naam, maar ja, de Zusters namen vaak vreemde namen aan. Dat was hun voorrecht. God Zelf had nooit de wezenlijke goedheid van de Bene Gesserit ontkend. Die van individuele Zusters wel, ja, maar de Bene Gesserit zelf had Gods Heilige Visie gedeeld.
De manier waarop Stiros over Sheeana praatte stond Tuek helemaal niet aan. Tuek had Stiros uiteindelijk het zwijgen opgelegd door hier in het Heiligdom met zijn hoge altaar en de afbeeldingen van de Gespleten God stellige uitspraken te doen. Door de geurige rookpluimen van smeulende melange wierpen prismatische straalzenders smalle wigvormige bundels fel licht op de dubbele rij lange zuilen die naar het altaar leidden. Uit deze omgeving gingen zijn woorden rechtstreeks naar God, wist Tuek.
'God werkt via onze moderne Siona,' had Tuek tegen Stiros gezegd en hij had verwarring bespeurd op het gezicht van de oude raadsheer. 'Sheeana is het levende aandenken aan Siona, dat menselijk werktuig dat Hem zijn huidige Gespleten Staat bezorgde.'
Stiros was woedend en zei dingen die hij voor een voltallige Raad nooit zou durven herhalen. Hij vertrouwde te veel op zijn lange vriendschap met Tuek.
'En ik zeg je dat ze hier omringd wordt door volwassenen die op niets anders uit zijn dan zichzelf te rechtvaardigen tegenover haar en-'
'En tegenover God!' Tuek kon zulke woorden niet zomaar over zijn kant laten gaan.
Met zijn hoofd dicht bij dat van de Hogepriester, kraaide Stiros : 'Ze bevindt zich in het middelpunt van een opvoedingsstelsel dat helemaal is ingesteld op alles wat haar verbeelding verlangt. Wij ontzeggen haar niets!'
'Dat zouden we ook niet mogen.'
Het leek wel of Tuek niets had gezegd. Stiros zei: 'Cania heeft haar geschriften uit Dar-es-Balat gegeven.'
'Ik ben het noodlotsboek,' sprak Tuek met Gods eigen woorden uit de vondst van Dar-es-Balat.
'Precies! En ze luistert naar elk woord!'
'Waarom zit dat je dwars?' vroeg Tuek zo kalm mogelijk. 'Wij beproeven haar kennis niet. Zij beproeft de onze!' 'God moet het zo willen.'
De verbitterde woede op het gezicht van Stiros was niet mis te verstaan. Tuek zag het aan en wachtte terwijl de oude raadsheer nieuwe argumenten aanvoerde. Grond voor zulke argumenten was er natuurlijk in overvloed. Dat ontkende Tuek ook niet. Maar het was de uitleg waar het op aankwam. Daarom moest een Hogepriester ook altijd het laatste woord hebben over een uitleg. Ondanks (of misschien wel juist dankzij) de manier waarop ze de geschiedenis bekeken, wisten de priesters een heleboel over hoe God op Rakis terecht was gekomen. Ze hadden Dar-es-Balat zelf en de hele inhoud ervan - de vroegst bekende non-ruimte in het heelal. Millennia lang, terwijl Shai-hulud de groene planeet Arrakis in de Rakis-woestijn veranderde, had Dar-es-Balat onder het zand liggen wachten. Uit die Heilige Vondst bezaten de priesters Gods eigen stem, Zijn gedrukte woorden en zelfs hologrammen. Alles werd uitgelegd en ze wisten dat het woestijnoppervlak van Rakis een weergave van de oorspronkelijke gedaante van de planeet was, zoals hij er in het begin uitzag toen hij de enige bekende bron van de Heilige Specie was.
'Ze vraagt naar Gods familie,' zei Stiros. 'Waarom zou zij iets moeten vragen over-'
'Ze stelt ons op de proef. Geven wij Hun wel Hun juiste plaats? Eerwaarde Moeder Jessica en haar zoon, Muad'Dib en zijn zoon Leto ii - het Heilige Hemelse Driemanschap.'
'Leto ii,' mompelde Stiros. 'En die andere Leto die door Sar-daukar werd omgebracht? Hoe zit het met hem?'
'Voorzichtig Stiros,' maande Tuek. 'Je weet dat mijn overgrootvader over die kwestie vanuit deze zelfde zetel een uitspraak heeft gedaan. Toen onze Gespleten God herrees, bleef een deel van Hem achter in de hemel om te bemiddelen bij de Hemelvaart. Dat deel van Hem werd toen naamloos, zoals dat ook hoort voor het Ware Wezen van God.'
'O ja?'
Tuek hoorde de verschrikkelijke, cynische klank in de stem van de oude man. Stiros' woorden leken trillend in de van wierook zwangere lucht te hangen en om verschrikkelijke vergelding te vragen.
'Waarom vraagt ze dan hoe onze Leto in de Gespleten God veranderde?' wilde Stiros weten.
Twijfelde Stiros aan de Heilige Gedaanteverandering? Tuek was ontsteld. Hij zei: 'Mettertijd zal ze ons klaarheid geven.'
'Onze onbenullige verklaringen zullen haar wel met ontzetting vervullen,' jouwde Stiros.
'Je gaat te ver, Stiros!'
'O ja? Geeft het jou geen klaarheid dat ze vraagt hoe de zand-forel het grootste deel van Rakis' water inkapselt en de woestijn terugbrengt?'
Tuek probeerde zijn toenemende boosheid te verbergen. Stiros was uiteindelijk een vertegenwoordiger van een machtige stroming onder de priesters, maar zijn toon en zijn woorden wierpen vragen op die al lang geleden door Hogepriesters waren beantwoord. De Gedaanteverandering van Leto n had talloze zandf orellen doen ontstaan die elk een Stukje van Hemzelf in zich droegen. Van Zand-forel tot Gespleten God: de opeenvolging was bekend en werd aanbeden. Hieraan twijfelen was God ontkennen.
'Jij zit hier maar en doet niets!' riep Stiros beschuldigend. 'Wij zijn de pionnen van-'
'Genoeg!' Tuek had meer dan genoeg van de cynische opmerkingen van de oude man. Tuek verzamelde al zijn waardigheid en hij sprak de woorden van God: 'Je Heer weet heel goed wat er in je hart omgaat. Je ziel heeft vandaag genoeg tegen je in te brengen. Ik heb geen getuigen nodig. Jij luistert niet naar je ziel, maar alleen naar je boosheid en je woede.'
Stiros vertrok in machteloze woede.
Na ampele overweging kleedde Tuek zich in zijn allerdeftigste pronkgewaad van wit met goud en paars. Hij ging Sheeana bezoeken.
Sheeana was in de daktuin boven op het centrale priesterbol-werk. Ze was daar met Cania en twee anderen - een jonge priester die Baldit heette en Tuek persoonlijk diende, en een aankomend priesteres met de naam Kipuna, die zich naar Tueks zin veel te veel als een Eerwaarde Moeder gedroeg. De Zusters hadden hier natuurlijk hun spionnen zitten, maar Tuek werd daar niet graag aan herinnerd. Kipuna had grotendeels Sheeana's lichamelijke opvoeding op zich genomen en er was een band ontstaan tussen het kind en de aankomende priesteres die Cania's jaloezie opwekte. Maar zelfs Cania kon Sheeana's bevelen niet weerstreven.
Het viertal stond naast een stenen bank bijna in de schaduw van een ventilatieschacht. Kipuna had Sheeana's hand vast en bewoog de vingers van het kind. Sheeana werd lang, zag Tuek. Zes jaar had hij haar nu al onder zijn hoede. Hij zag het prille begin van borsten uit haar mantel naar voren steken. Er stond geen zuchtje wind op het dak en de lucht voelde zwaar aan in Tueks longen.
Hij keek spiedend de tuin rond om te zien of zijn veiligheidsmaatregelen niet genegeerd werden. Je wist maar nooit van welke kant het gevaar zou opduiken. Vier van zijn eigen lijfwachten, goed maar onopvallend bewapend, bevonden zich ook op het dak - op iedere hoek een. De borstwering die de tuin omsloot was hoog en de wachters staken alleen met hun hoofd boven de rand uit. Het enige bouwsel dat hoger was dan deze priestertoren was de voornaamste windval van Keen, een meter of duizend ten westen ervan.
Ondanks het zichtbare bewijs dat zijn beveiligingsvoorschriften werden opgevolgd, had Tuek het gevoel dat er gevaar dreigde. Waarschuwde God hem soms? Tuek was nog steeds van zijn stuk door de cynische houding van Stiros. Was het verkeerd om Stiros zoveel ruimte te geven?
Sheeana zag Tuek in hun richting komen en staakte de eigenaardige vingeroefeningen die ze in opdracht van Kipuna uitvoerde. Als een toonbeeld van geduld ging het kind zwijgend naar de Hogepriester staan staren, zodat haar metgezellen zich gedwongen zagen zich om te draaien en ook te kijken.
Sheeana was helemaal niet bang voor Tuek. Ze mocht de oude man graag hoewel hij soms van die stuntelige vragen stelde. En zijn antwoorden! Helemaal bij toeval had ze de vraag ontdekt die Tuek het meest van zijn stuk bracht.
'Waarom?'
Van de priesters die haar bedienden gaven sommigen haar vraag hardop door als: 'Waarom geloof je dit?' Sheeana nam dit onmiddellijk over en sindsdien prikkelde ze Tuek en de anderen onveranderlijk met: 'Waarom geloof je dit?'
Tuek bleef op twee passen afstand van Sheeana staan en maakte een buiging. 'Goedemiddag, Sheeana.' Hij schurkte zenuwachtig zijn nek tegen de boord van zijn mantel. De zon voelde heet aan op zijn schouders en hij vroeg zich af waarom het kind hier zo vaak kwam.
Sheeana bleef Tuek onderzoekend aankijken. Ze wist dat die starende blik hem van zijn stuk bracht.
Tuek schraapte zijn keel. Als Sheeana hem op die manier aankeek vroeg hij zich altijd ai-.Kijkt God nu naar me door haar ogen?
Cania nam het woord. 'Sheeana heeft vandaag vragen gesteld over de Vissprekers.'
Op zijn meest zalvende toon zei Tuek: 'Gods eigen Heilige Legerschare.'
'Alleen maar vrouwen?' vroeg Sheeana. Ze zei dat alsof ze het maar moeilijk kon geloven. Voor de mensen onderaan de maatschappelijke ladder van Rakis, waren Vissprekers een naam uit lang vervlogen tijden, mensen die tijdens de Grote Hongersnood verjaagd waren.
Ze stelt me op de proef, dacht Tuek. Vissprekers. De hedendaagse dragers van die naam hadden slechts een kleine handels-spionagevertegenwoordiging op Rakis die uit mannen en vrouwen bestond. Voor hun huidige activiteiten die voornamelijk uit hand-langerswerk voor lx bestonden, was hun oude oorsprong niet meer van belang.
'Mannen dienden de Vissprekers altijd in de rol van raadslieden,' zei Tuek. Hij bleef scherp in de gaten houden hoe Sheeana daarop zou reageren.
'Dan waren er natuurlijk ook altijd de Duncan Idaho's,' zei Cania.
'Ja, ja, natuurlijk: de Duncans.' Tuek probeerde geen lelijk gezicht te zetten. Die vrouw kwam ook altijd overal tussen! Tuek vond het helemaal niet prettig om aan dit aspect van Gods historische aanwezigheid op Rakis herinnerd te worden. De steeds terugkerende ghola en de plaats die hij innam in de Heilige Legerschare riekte sterk naar toegeeflijkheid jegens de Bene Tleilax. Maar hij kon toch niet om het feit heen dat Vissprekers de Duncans tegen kwaad hadden beschermd, wat ze natuurlijk in opdracht van God deden. De Duncans waren wel een bijzondere klasse. Volgens Gods eigen verhaal had Hij zelf een aantal van de Duncans gedood, door ze kennelijk ogenblikkelijk naar de hemel over te plaatsen.
'Kipuna heeft me over de Bene Gesserit verteld,' zei Sheeana.
Wat sprong het kind toch van de hak op de tak!
Tuek schraapte zijn keel in het besef dat zijn eigen houding ten opzichte van de Eerwaarde Moeders nogal tweeslachtig was. Voor de 'Door God Geliefden' zoals de Heilige Chenoeh, was eerbied vereist. En de eerste Hogepriester had een logisch verhaal bedacht waarin werd aangetoond dat Hwi Noree, de Bruid van God, in het geheim een Eerwaarde Moeder was. In het licht van die bijzondere omstandigheden voelden de priesters een ergerlijke verantwoordelijkheid jegens de Bene Gesserit, die zich voornamelijk uitte in de verkoop van melange aan de Zusters voor een prijs die belachelijk veel lager was dan de prijs die de Tleilaxu rekenden.
Sheeana zette haar onschuldigste stem op en zei: 'Vertel me eens wat over de Bene Gesserit, Hedley.'
Tuek keek de volwassenen rond Sheeana scherp aan, in een poging hen met een grijns op hun gezicht te betrappen. Hij wist niet wat hij ermee aanmoest dat Sheeana hem zomaar bij zijn voornaam noemde. Aan de ene kant was het vernederend. Maar aan de andere kant was het een hele eer dat ze hem zo vertrouwelijk behandelde.
God stelt me wel zwaar op de proef, dacht hij.
'Zijn de Eerwaarde Moeders goede mensen?' vroeg Sheeana.
Tuek zuchtte. De verslagen bevestigden allemaal dat God een zeker voorbehoud koesterde ten aanzien van de Zusters. Gods woorden waren zorgvuldig onderzocht en uiteindelijk door een Hogepriester uitgelegd. God liet zijn Gouden Weg niet door de Zusters in gevaar brengen. Dat was in ieder geval duidelijk.
'Velen van hen zijn goed,' zei Tuek.
'Waar zit de dichtstbijzijnde Eerwaarde Moeder?' vroeg Sheeana.
'In de ambassade van de Zusters hier in Keen,' zei Tuek. 'Ken je haar?'
'Er zijn een heleboel Eerwaarde Moeders in de Bene Gesserit Burcht,' zei hij.
'Wat is een Burcht?'
'Zo noemen zij hun huis hier.'
'Er is vast een Eerwaarde Moeder de baas. Ken jij die?' 'Ik ken haar voorgangster, Tamalane, maar deze is nieuw. Ze is nog maar pas aangekomen. Ze heet Odrade.' 'Dat is een gekke naam.'
Dat vond Tuek ook maar hij zei: 'Een van onze geschiedkundigen vertelde me dat het een vorm van de naam Atreides is.'
Daar dacht Sheeana over na. Atreides. Dat was het geslacht dat Shaitan in leven had geroepen. Voor de Atreides waren er alleen de Vrijmans en Shai-hulud. De Mondelinge Overlevering, die haar mensen ondanks alle verboden van de priesters in ere hielden, bezong het nageslacht van de belangrijkste mensen op Rakis. Sheeana had in haar dorp deze namen op vele avonden gehoord.
'Muad'Dib verwekte de Dwingeland.
De Dwingeland verwekte Shaitan.'
Sheeana had geen zin om over de waarheid te twisten met Tuek. En hij zag er trouwens vandaag erg moe uit. Ze zei dus alleen maar: 'Breng mij deze Eerwaarde Moeder Odrade.'
Kipuna lachte stiekem in haar vuistje.
Tuek deed van schrik een stap achteruit. Hoe kon hij aan zo'n eis tegemoetkomen? Zelfs de priesters van Rakis gaven de Bene Gesserit geen bevelen. Stel dat de Zusters weigerden? Zou hij een melangegift in ruil kunnen aanbieden? Dat zou een teken van zwakte kunnen zijn. De Eerwaarde Moeders zouden misschien wel gaan sjacheren! De kil kijkende Eerwaarde Moeders van de Bene Gesserit waren de meest bikkelharde sjacheraars in het heelal. En deze nieuwe, deze Odrade, leek wel een van de ergste.
Al deze gedachten vlogen in een enkel ogenblik door Tueks hoofd.
Cania bemoeide zich ermee en verschafte Tuek de benadering die hij nodig had. 'Misschien zou Kipuna Sheeana's uitnodiging kunnen overbrengen,' zei Cania.
Tuek wierp vlug een blik op de jonge leerling priesteres. Ja! Velen vermoedden (waaronder kennelijk ook Cania) dat Kipuna voor de Bene Gesserit spioneerde. Nu spioneerde iedereen op Rakis natuurlijk wel voor iemand. Tuek zette zijn meest innemende glimlach toen hij Kipuna toeknikte.
'Ken jij een van de Eerwaarde Moeders, Kipuna?'
'Ik ken er een paar, Heer Hogepriester,' zei Kipuna.
Ze toont in ieder geval nog wel de vereiste eerbied!
'Uitstekend,' zei Tuek. 'Zou je zo vriendelijk willen zijn om deze hoffelijke uitnodiging van Sheeana op weg te helpen naar de top van de Bene Gesserit ambassade?'
'Ik zal mijn armzalige best doen, Heer Hogepriester.'
'Daar ben ik van overtuigd!'
Kipuna begon zich trots om te draaien naar Sheeana, met in haar binnenste een groeiend gevoel van succes. Met de technieken die de Zusters haar hadden verschaft was het belachelijk makkelijk geweest om Sheeana tot haar verzoek aan te zetten. Kipuna lachte en deed haar mond open om iets te zeggen. Een beweging bij de borstwering een meter of veertig achter Sheeana's rug trok Kipuna's aandacht. Er glinsterde daar iets in het zonlicht. Iets kleins en...
Met een gesmoorde kreet greep Kipuna Sheeana beet, gooide haar naar de verbaasde Tuek en schreeuwde: 'Hollen!' Daarop snelde Kipuna het snel naderende glimmende ding tegemoet - een kleine zoeker met een lang stuk shigadraad als staart.
Toen hij nog jong was had Tuek slagbal gespeeld. Hij ving Sheeana instinctmatig op, aarzelde een ogenblik en herkende toen het gevaar. Met het kronkelende, protesterende meisje in zijn armen, draaide Tuek zich razendsnel om en hij dook door de open deur het trappenhuis in. Hij hoorde de deur achter zich dichtslaan en Cania's vlugge voetstappen vlak achter zijn rug.
'Wat is er? Wat is er?' Sheeana bonkte schreeuwend met haar vuisten tegen Tueks borst.
'Sst, Sheeana! Sst!' Tuek bleef op de eerste overloop staan. Van deze overloop leidden een glijkoker en een suspensieschacht omlaag naar het hart van het bolwerk. Cania kwam naast Tuek tot stilstand. Haar hijgende ademhaling klonk luid in de kleine ruimte.
'Het doodde Kipuna en twee van uw lijfwachten,' hijgde Cania. 'Sneed ze gewoon in stukken! Ik zag het. God beware ons!'
Tueks hoofd liep om. Zowel de glijkoker als de suspensieschacht waren gesloten wormgangen door de toren heen. Ze konden gesaboteerd worden. De aanval op het dak zou een onderdeel kunnen zijn van een veel ingewikkelder complot.
'Zet me neer!' hield Sheeana vol. 'Wat is er aan de hand?'
Tuek liet haar op de vloer zakken maar bleef een van haar handen stevig vasthouden. Hij boog zich over haar heen: 'Sheeana, liefje, iemand probeert ons kwaad te doen.'
Sheeana's mond vormde een zwijgende 'O' en toen zei ze: 'Hebben ze Kipuna pijn gedaan?'
Tuek keek naar de dakdeur. Was dat een ornithopter die hij daar boven hoorde? Stiros! Samenzweerders zouden heel makkelijk drie weerloze mensen naar de woestijn kunnen brengen!
Cania had haar adem weer terug. 'Ik hoor een 'thopter,' zei ze. 'Moeten we hier niet weg?'
'We gaan over de trap naar beneden,' zei Tuek.
'Maar de-'
'Doe wat ik zeg!'
Met Sheeana's hand nog steeds stevig in de zijne, ging Tuek hun voor naar de volgende overloop. Naast de ingangen van de glijkoker en de suspensieschacht had deze overloop een deur die toegang gaf tot de bocht van een brede gang. Maar een paar passen achter die deur lag de ingang van Sheeana's kamers, eens Tueks eigen vertrekken. Weer aarzelde hij.
'Er gebeurt iets op het dak,' fluisterde Cania.
Tuek keek omlaag naar het angstig zwijgende kind naast hem. Haar hand voelde zweterig aan.
Ja, er was opschudding op het dak - geschreeuw, gesis van branders, en veel heen en weer gehol. De dakdeur die ze nu niet meer konden zien, vloog krakend open. Dat dreef Tuek tot een besluit. Hij smeet de deur naar de gang open en holde regelrecht in de armen van een dichte, wigvormige gevechtsformatie van vrouwen in zwarte mantels. Met een leeg gevoel van verslagenheid herkende Tuek de vrouw aan de punt van de wig: Odrade!
Iemand plukte Sheeana bij hem vandaan en moffelde haar weg tussen de dichte drom in mantels gehulde gestalten. Voor Tuek of Cania bezwaar konden maken werd er een hand voor hun mond geslagen. Andere handen drukten hen tegen de muur van de gang. Een aantal van de in mantels gehulde gestalten ging door de deur de trap op.
'Het kind is veilig en dat is op het ogenblik het enige dat belangrijk is,' fluisterde Odrade. Ze keek Tuek recht in zijn ogen. 'Geen kik, denk erom.' Ze haalde haar hand van zijn mond. Met gebruik van de Stem zei ze: 'Vertel me over het dak!'
Tuek merkte dat hij haar zonder enig voorbehoud gehoorzaamde. 'Een zoeker met een lange staart van shigadraad. Hij kwam over de borstwering. Kipuna zag hem en-'
'Waar is Kipuna?'
'Dood. Cania zag het.' Tuek beschreef hoe Kipuna moedig het gevaar tegemoet was gesneld.
Kipuna dood! dacht Odrade. Ze moest een withete woede om dit verlies wegmoffelen. Wat verschrikkelijk zonde. Voor zo'n dappere dood moest je natuurlijk bewondering hebben, maar het verlies! De Zusters hadden altijd behoefte aan zulke moed en toewijding, maar ze hadden ook de genetische rijkdom die Kipuna had vertegenwoordigd nodig. En die was nu verdwenen, weggevaagd door deze stuntelende dwazen!
Op een gebaar van Odrade werd ook de hand voor Cania's mond weggehaald. 'Vertel me wat je zag,' zei Odrade.
'De zoeker zwiepte de shigadraad om Kipuna's nek en...' Cania huiverde.
De doffe knal van een ontploffing weerkaatste donderend boven hen en toen werd het stil. Odrade wenkte met haar hand. Vrouwen in lange mantels verspreidden zich door de gang en verdwenen zwijgend om de bocht uit het gezicht. Alleen Odrade en twee anderen, allebei jongere vrouwen met felle, kille ogen, bleven bij Tuek en Cania achter. Sheeana was nergens te zien.
'De Ixianen zijn hier op een of andere manier in betrokken,' zei Odrade.
Tuek knikte. Zo veel shigadraad... 'Waar hebben jullie het kind heen gebracht?' vroeg hij.
'We beschermen haar,' zei Odrade. 'Zwijg nu.' Ze hield luisterend haar hoofd schuin.
Een van de in lange mantels gehulde vrouwen kwam om de bocht van de gang aanhollen en fluisterde Odrade iets in het oor. Odrade lachte grimmig.
'Het is afgelopen,' zei Odrade. 'We gaan nu naar Sheeana.'
Sheeana zat in een stoel met zachte blauwe bekleding in het hoofdvertrek van haar verblijf. Vrouwen in zwarte mantels stonden in een beschermende boog om haar heen. Zo te zien was het kind al helemaal over de schok van de aanval en de vlucht heen, meende Tuek, maar haar ogen schitterden van opwinding en onuitgesproken vragen. Sheeana's blik was gericht op iets dat zich rechts van Tuek bevond. Hij bleef staan om ernaar te kijken en hijgde van schrik over wat hij zag.
Tegen de muur lag een naakt mannenlijf in een eigenaardige verfrommelde houding met het hoofd zo ver verdraaid dat de kin over de linkerschouder naar achteren wees. De geopende ogen staarden omhoog met de lege blik van een dode.
Stiros.
De gerafelde flarden van Stiros' mantel, die hem kennelijk met geweld van het lijf was gescheurd, lagen in een slordige hoop naast de voeten van het lijk.
Tuek keek Odrade aan.
'Hij was erbij betrokken,' zei ze. 'Er zaten gelaatsdansers tussen de Ixianen.'
Tuek probeerde het brok uit zijn droge keel weg te slikken.
Cania schuifelde hem voorbij op weg naar het lijk. Tuek kon haar gezicht niet zien maar Cania's aanwezigheid herinnerde hem eraan dat Stiros en Cania in hun jongere jaren iets met elkaar hadden gehad. Tuek ging instinctmatig tussen Cania en het kind in de stoel staan.
Cania bleef bij het lijk staan en duwde ertegen met haar voet. Ze draaide haar hoofd om en keek Tuek triomfantelijk aan. 'Ik moest me er even van overtuigen dat hij echt dood was,' zei ze.
Odrade keek een metgezel aan. 'Laat het lijk verwijderen.'Toen keek ze naar Sheeana. Het was Odrades eerste kans om het kind eens zorgvuldig te bekijken, nadat ze hierheen was gekomen aan het hoofd van de gevechtsgroep om de aanval op het tempelcomplex af te slaan.
Achter Odrades rug zei Tuek: 'Eerwaarde Moeder, zou u alstublieft kunnen uitleggen wat-'
Odrade onderbrak hem zonder zich om te draaien. 'Later.'
Bij Tueks woorden begon Sheeana's gezicht te stralen. 'Ik dacht al dat jij een Eerwaarde Moeder was!'
Odrade knikte alleen maar. Wat een boeiend kind. Odrade onderging dezelfde gewaarwordingen die ze voelde als ze voor het antieke schilderij in Taraza's woonverblijf stond. Iets van het vuur dat in het kunstwerk was gelegd bezielde Odrade ook nu. Wilde bezieling! Dat was de boodschap van de krankzinnige Van Gogh. Luisterrijke orde uit wanorde geschapen. Wat dat geen onderdeel van het statuut van de Zusters?
Dit kind is mijn schilderslinnen, dacht Odrade. Ze voelde de antieke penseel al in haar hand tintelen. Haar neus snoof gretig de geuren van olie en pigmenten op.
'Laat mij met Sheeana alleen,' gebood Odrade. 'Iedereen de kamer uit.'
Tuek begon tegen te sputteren maar toen een van Odrades metgezellen in een lange mantel hem bij zijn arm greep, zweeg hij. Odrade keek hem fel aan.
'De Bene Gesserit heeft je al eerder een dienst bewezen,' zei ze. 'Dit keer hebben we je leven gered.'
De vrouw die Tueks arm vasthield trok aan hem.
'Geef hem antwoord op zijn vragen,' zei Odrade. 'Maar doe het elders-'
Cania deed een stap in Sheeana's richting. 'Dat kind is mijn-'
'Vertrek!' blafte Odrade met alle kracht van de Stem in dat bevel. Cania verstijfde.
'Je was haar bijna kwijtgeraakt aan een stuntelig stelletje samenzweerders!' zei Odrade terwijl ze Cania streng aankeek. 'We zullen overwegen of je verder nog gelegenheid krijgt om met Sheeana om te gaan.'
De tranen sprongen Cania in de ogen maar Odrades vernietigende opmerking viel niet te ontkennen. Cania draaide zich om en snelde met de anderen het vertrek uit.
Odrade richtte haar aandacht op het oplettende kind.
'We hebben een hele tijd op je gewacht,' zei Odrade. 'We zullen die idioten niet nog een keer een kans geven om je kwijt te raken.'