Als Frantz praat, kijkt hij haar aandachtig aan. Wat hij zegt hangt af van de vraag of hij haar van streek wil maken of haar juist wil kalmeren. Er staan altijd doden op zijn programma. Vanavond is dat Véronique Fabre. Sophie kan het zich heel goed herinneren: de bank waar ze met haar ellebogen op kon leunen, het lichaam van dat meisje, in een zee van bloed. Het keukenmes dat Frantz waarschijnlijk in haar hand heeft gelegd.

'Wat is er gebeurd, Sophie?' vraagt Frantz. 'Een woedeaanval? Dat is het, hè, een woedeaanval...'

Sophie probeert zich om te draaien om aan hem te ontsnappen.

'Kun je dat meisje voor je zien? Roep haar terug in je herinnering. Ze draagt vrij sombere kleren. Je ziet alleen maar een ronde, witte kraag... onder aan haar hals. Je ziet haar nu voor je, dat is goed. Ze draagt platte schoenen...'

Frantz praat langzaam, met een lage stem.

'Weet je, ik was ongerust, Sophie. Je was bijna twee uur in haar huis... ik zag je niet naar beneden komen...'

Sophie kreunt een beetje en draait nerveus met haar hoofd. Haar handen bewegen zich met ongecontroleerde bewegingen over het laken.

'... en op straat zie ik dat meisje naar de apotheek rennen. Ze vertelt dat jij je niet goed voelt. Kun je je voorstellen, liefje, hoe ongerust ik was?'

Sophie probeert zich aan zijn stem te onttrekken door zich snel om te draaien. Frantz gaat staan, loopt om het bed, knielt neer en vervolgt, heel dicht bij haar oor:

'Ik gaf haar niet de tijd om zorg aan je te besteden. Zodra ze binnen was, belde ik aan. Toen ze de deur opendeed had ze het zakje van de apotheek nog in haar hand. Achter haar zag ik jou, schatje, mijn lieve Sophie. Je lag op de bank, net zo diep in slaap als vandaag, mijn kleintje... Toen ik je zag maakte ik me geen zorgen meer. Je was heel mooi. Heel erg mooi.'

Frantz strijkt met zijn wijsvinger over Sophies lippen. Onwillekeurig maakt ze een terugtrekkende beweging. Om hem om de tuin te leiden knippert ze verwoed met haar ogen en maakt kleine spastische bewegingen met haar lippen...

'Ik heb precies gedaan wat jij zou hebben gedaan, mijn Sophie... Ik heb haar eerst in de maag gestompt. Niets ernstigs. Ik liet haar knielen, en toen liep ik naar de tafel en pakte het keukenmes. Vervolgens wachtte ik tot ze weer ging staan. Ze had een verbaasde blik in haar ogen, ook een radeloze, natuurlijk. Je moet begrijpen dat er veel door haar heen ging. Maak je niet zo druk, schat. Ik ben bij je, je weet dat er niets met je kan gebeuren.'

Sophie maakt een nieuwe karpersprong en draait zich om. Ze brengt haar handen naar haar hals, alsof ze haar oren wil bedekken maar ze niet meer weet hoe dat moet. Haar bewegingen lijken ongecontroleerd en vergeefs.

'Ik deed zoals jij. Jij zou dichter bij haar zijn gaan staan, hè? Je zou haar in de ogen hebben gekeken. Herinner je je haar blik? Een zeer expressieve. Jij zou haar geen tijd hebben gegeven. Je zou haar strak hebben aangekeken en je zou ineens het mes in haar buik hebben gestoken, heel hard. Voel maar in je arm, Sophie. Ik zal je laten zien hoe je een mes in de buik van een meisje moet steken.'

Frantz buigt zich over haar heen en pakt haar pols. Ze verzet zich, maar hij houdt haar stevig vast. Op het moment dat hij zijn woorden herhaalt, steekt hij, met veel machtsvertoon, Sophies arm in de lucht.

'Kijk, Sophie, zo steek je het mes erin, met één grote messteek, en je draait het zo, heel diep...'

Sophie begint te schreeuwen.

'Kijk naar het gezicht van Véronique. Kijk eerst hoe ze lijdt, hoeveel pijn je haar doet. Heel haar buik staat in brand. Kijk naar haar wijd opengesperde ogen, haar mond die openstaat van de pijn. Jij blijft het mes diep in haar buik gestopt houden. Je bent meedogenloos, Sophie. Ze begint te brullen. Om haar te laten zwijgen, haal je het mes eruit - het is al bedekt met haar bloed. Kijk hoe zwaar het nu is - en dan steek je het opnieuw in haar buik. Sophie, je moet ophouden!'

Maar terwijl hij dat zegt, blijft hij Sophies arm in de lucht houden. Sophie pakt zijn pols met haar andere hand, maar Frantz is te sterk. Ze gilt en kronkelt, probeert haar knieën op te trekken, maar niets helpt. Ze is als een kind dat tegen een volwassene vecht...

'Kan niets je doen stoppen?' vervolgt Frantz. 'Eén keer, twee keer, en nog een keer, en nog een keer, je houdt niet op je mes in haar buik te steken, en nog eens en nog eens. Straks zul je wakker worden met het mes in je hand en naast je Véronique, in een grote plas bloed. Hoe kun je zoiets doen, Sophie! Hoe kun je nog leven als je tot zulke dingen in staat bent?'

Het is even na twee uur 's nachts. Sinds een paar dagen lukt het Sophie om 's nachts een paar uur te slapen, dankzij een mengeling van vitamine C, cafeïne en glucuronamide. Op dit uur van de nacht slaapt Frantz altijd het diepst. Sophie kijkt naar hem. Frantz heeft een wilskrachtig gezicht. Zelfs als hij slaapt, straalt hij energie en wilskracht uit. Zijn ademhaling, tot nu toe heel langzaam, is nu onregelmatiger. Hij puft in zijn slaap, alsof hij moeilijk kan ademen. Sophie is naakt, ze heeft het een beetje koud. Met de armen over elkaar kijkt ze naar hem, vol haat. Dan loopt ze naar de keuken. Daar is een deur die toegang geeft tot een kleine ruimte, die in het flatgebouw 'het drooghok' wordt genoemd. De ruimte is nog geen twee vierkante meter groot en heeft een klein raampje - zowel 's winters als 's zomers is het er koud. Er worden allerlei spullen in opgeborgen, en ook bevindt zich daar de stortkoker. Sophie doet voorzichtig de la van de stortkoker open en steekt haar hand erin. Ze haalt een plastic tasje tevoorschijn, dat ze snel openmaakt. Ze legt een korte injectiespuit op de tafel en een flesje met vloeistof. Dan legt ze het tasje met de resterende producten in de la van de stortkoker. Uit voorzorg loopt ze naar de slaapkamer. Frantz slaapt nog steeds, hij snurkt een beetje. Sophie doet de koelkast open en pakt het draagkarton met vier bekers drinkyoghurt die Frantz als enige gebruikt. De naald van de injectiespuit laat slechts een piepklein gaatje achter dat door het deksel wordt verborgen. Na in elk flesje een dosis vloeistof te hebben gespoten, schudt Sophie de flesjes, om het spul sneller te mengen, en zet ze dan terug in de koelkast. Een paar minuten later ligt het plastic tasje weer op zijn plaats en kruipt Sophie in bed. Het geringste contact met het lichaam van Frantz vervult haar al met een onbeschrijfelijke afkeer. Ze zou hem graag in zijn slaap doden. Met een keukenmes, bijvoorbeeld.

Volgens hem zou Sophie een uur of tien moeten slapen. Dat zou ruim voldoende zijn als alles goed gaat. Anders zal hij later een tweede poging moeten doen, maar hij is zo opgewonden dat hij daar niet aan wil denken. Het is midden in de nacht. Hij heeft nog geen drie uur nodig om terug te keren naar Neuville-Sainte- Marie.

Het is een nacht die regen aankondigt. Dat zou ideaal zijn. Hij laat de motor aan de rand van het kleine bos staan, zo dichtbij mogelijk. Even later ziet hij twee positieve dingen: het huis van Auverney is in duisternis gehuld en de eerste regendruppels vallen op de grond. Hij legt zijn sporttas naast zijn voeten, trekt snel zijn motorpak uit waaronder hij een dun joggingpak draagt. Hij trekt zijn gymschoenen aan en doet zijn tas weer dicht. Dan loopt hij het heuveltje af dat het bos scheidt van de tuin van Auverney. Hij springt over het hek. Er is geen hond, dat weet hij. Zodra hij de deur van de schuur aanraakt, gaat er een licht aan in een kamer op de bovenverdieping. De kamer van Auverney. Frantz drukt zich plat tegen de deur. Auverney kan hem niet zien, tenzij hij naar beneden komt en de tuin inloopt. Frantz kijkt op zijn horloge. Het is bijna twee uur. Hij heeft de tijd, maar ook heel veel ongeduld. Het soort gemoedstoestand waarin je fouten maakt. Hij haalt diep adem. Het licht dat door het raam naar buiten schijnt doorboort het regengordijn en landt op het gazon. Een gestalte loopt langs het raam en verdwijnt weer. In de nachten waarin hij Auverney heeft geobserveerd leek die geen last te hebben van slapeloosheid, maar je weet maar nooit... Frantz slaat zijn armen over elkaar en kijkt naar de regen in de donkere nacht. Hij bereidt zich erop voor dat hij lang zal moeten wachten. 

Toen ze een kind was boeiden onweerachtige nachten als deze haar. Ze zet de ramen wijd open en ademt diep de koele lucht in die haar longen ijskoud maakt. Ze heeft er behoefte aan. Het is haar niet gelukt om het hele medicijn uit te braken, en ze wankelt een beetje. Haar hoofd is zwaar. De uitwerking zou niet lang moeten duren, maar ze zit in de opklimmende fase van het slaapmiddel en deze keer heeft Frantz een te sterke dosis gegeven. Dat hij dat gedaan heeft, betekent dat hij een flinke tijd wegblijft. Hij is tegen elf uur vertrokken. Volgens haar zal hij niet voor drie of vier uur in de morgen terug zijn. Ze twijfelt en daarom gaat ze uit van halfdrie. Ze houdt zich vast aan de meubels om niet om te vallen en doet de deur van de badkamer open. Ze is er nu aan gewend. Ze trekt haar T-shirt uit, stapt in bad, haalt diep adem en draait de koude kraan helemaal open. Ze slaakt een rauwe kreet en dwingt zich door te gaan met ademen. Een paar seconden later is ze ijskoud en wrijft zich krachtig droog met een handdoek die ze meteen in de droger stopt, tegenover het dakraam. Ze zet heel sterke thee voor zichzelf (die geen geurtjes achterlaat, in tegenstelling tot koffie). Terwijl de thee trekt maakt ze spierbewe-gingen met haar armen en benen. En ze drukt zich een paar keer op om haar bloed sneller te laten stromen. Geleidelijk aan voelt ze zich een beetje energieker. Ze drinkt haar thee op. Daarna wast ze het kopje af en droogt het. Ze kijkt om zich heen om te zien of niets verraadt dat ze in de keuken is geweest. Ze klimt op een stoel, tilt een paneel op van het loze plafond en haalt een kleine, platte sleutel tevoorschijn. Voordat ze naar de kelder gaat, trekt ze latex handschoenen en andere schoenen aan. Ze doet heel langzaam de deur dicht en loopt de trap af.

Het regent nog steeds. In de verte klinkt het gedempte geluid van vrachtwagens die op de rijksweg passeren. Door in alle stilte op een plekje van een paar vierkante centimeter te blijven staan, is Frantz het koud gaan krijgen. Op het moment dat hij voor het eerst niest, gaat het licht in de kamer uit. Het is kwart voor twee. Frantz geeft zichzelf twintig minuten. Hij gaat weer op zijn post staan wachten en vraagt zich af of hij een dokter zal moeten raadplegen. Dan weerklinkt de eerste donderslag. Het bliksemt. Even wordt het hele landgoed verlicht.

Precies om vijf over twee verlaat Frantz zijn post en loopt rustig langs het huis. Hij betast het raamkozijn dat zich op manshoogte bevindt. Met behulp van zijn zaklamp kan hij duidelijk het vertrek achter het raam zien. Het kozijn is oud, het hout is uitgezet door de winters. Frantz pakt zijn gereedschapstas en legt een hand op het raam. Hij test de weerstand, maar hij heeft amper gedrukt of het raam vliegt open en klapt tegen de muur. Gezien het lawaai van het onweer is er weinig kans dat het geluid op de bovenverdieping aan de andere kant van het huis te horen is. Hij doet zijn gereedschapstas weer dicht, legt hem zorgvuldig op de vensterbank en trekt zich op. Dan gaat hij door het raam naar binnen en laat zich aan de andere kant weer op de grond vallen. Het is een cementen vloer. Hij trekt zijn schoenen uit om geen sporen achter te laten. Even later loopt hij, met de zaklan-

taarn in zijn hand, naar de archiefdozen van dokter Auverney. Hij heeft niet meer dan vijf minuten nodig om de doos eruit te pikken met de letters A tot en met G. Hij verliest zijn kalmte door de opwinding. Hij dwingt zich om een paar keer diep adem te halen terwijl zijn armen slap langs zijn lichaam hangen.