'Als ze binnen drie of vier dagen niet terug is, zullen we een onderzoek starten. Weet u, meneer, in het algemeen komen de mensen in dit soort situaties uit zichzelf terug na een paar dagen. En in de tussentijd zoeken ze vrijwel altijd hun toevlucht bij familie of vrienden. Soms zijn een paar telefoontjes voldoende.'
Frantz zegt dat hij het begrijpt. Als hij nieuws heeft, zal hij dat meteen doorgeven. Jondrette zegt dat dat het beste is. Hij bedankt voor de koffie. Zijn maat stemt in, met neergeslagen ogen.
Frantz heeft zichzelf drie uur uitstel toegestaan. Dat leek hem redelijk.
In die tijd kijkt hij op het scherm van zijn laptop nog een laatste keer naar de kaart van de streek. Een roze vierkantje knippert om de locatie van Sophies mobiel aan te geven. Die locatie is: hun flatgebouw. Hij heeft de mobiel van Sophie gezocht en heel makkelijk gevonden in de la van de secretaire. Het is voor het eerst sinds vier jaar dat hij niet kan zeggen waar Sophie zich precies bevindt. Ze moeten haar snel terugvinden. Hij denkt even aan het probleem van de medicijnen, maar dan stelt hij zichzelf gerust: hij heeft een depressie geschapen die niet zo snel minder zal worden. Toch moet dat gebeuren. Dat is absoluut noodzakelijk. Er een einde aan maken. Er welt een woede in hem op, die hij door ademhalingsoefeningen weet te bedwingen. Hij heeft de zaak van alle kanten bekeken. Allereerst Lyon.
Hij kijkt op zijn horloge en toetst het nummer van het politiebureau in.
Hij wordt doorverbonden met agent Jondrette.
'Mijn vrouw is bij een vriendin,' zegt Frantz haastig, alsof hij ook blij en opgelucht is. 'Vlak bij Besançon.'
Hij wacht de reactie af. Alles of niets. Als de agent de naam en het adres van de vriendin vraagt... 'Mooi zo,' zegt Jondrette tevreden. 'Is ze ongedeerd?' 'Ja. Blijkbaar wel. Ze was een beetje verdwaald, geloof ik.' 'Mooi zo,' zegt Jondrette nogmaals. 'Wil ze naar huis komen? Heeft ze tegen u gezegd dat ze naar huis wil komen?' 'Ja, dat zei ze. Ze wil naar huis komen.' Korte stilte aan de andere kant van de lijn. 'Wanneer?'
Frantz denkt razendsnel na.
'Ik denk dat ze beter wat kan uitrusten. Ik zal haar over een paar dagen ophalen. Dat is volgens mij het beste.'
'Oké. Als ze terug is, moet ze naar het politiebureau komen om de papieren te tekenen. Zeg tegen haar dat het geen haast heeft. Laat haar eerst maar eens uitrusten...' Vlak voordat hij ophangt, zegt Jondrette: 'Er is nog één ding dat ik wil weten. Jullie zijn nog niet zo lang getrouwd...' 'Bijna een haltjaar.'
Jondrette zwijgt. Waarschijnlijk zit hij nu met een onderzoekende blik achter zijn bureau.
'En haar... haar daad? Denkt u dat het iets met uw huwelijk te maken heeft?' Frantz antwoordt intuïtief.
'Ze was vóór ons huwelijk al een beetje depressief. Ja, natuurlijk, dat is niet onmogelijk. Ik zal er met haar over praten.'
'Dat is het beste, meneer Berg. Geloof me, dat is het beste. Bedankt dat u ons zo snel hebt ingelicht. Praat er met haar over als u uw dame gaat ophalen...'
De Rue Courfeyrac ligt vlak bij het Bellecourplein. Chique buurt. Frantz heeft opnieuw een rondje op internet gemaakt, maar hij is niet veel wijzer geworden dan twee jaar terug.
Hij heeft moeite gehad om een observatiepost te vinden. Gisteren was hij gedwongen zeer regelmatig van café te wisselen. Vanmorgen heeft hij een auto gehuurd. Dan kan hij de flat makkelijker in de gaten houden en Valérie volgen, als het moet. In de tijd dat ze met Sophie omging was ze in dienst van een transportbedrijf. Nu werkt ze in het bedrijf van een jongen die net zo nutteloos en rijk is als zij, die zichzelf heeft wijsgemaakt dat hij een roeping heeft als stilist. Het soort bedrijf waarin je twee jaar lang onafgebroken kunt werken voordat je beseft dat het helemaal niets oplevert. Wat niet van belang is voor Valérie, en ook niet voor haar vriend, s Morgens verlaat ze haar huis met kwieke, vastbera-den tred en neemt op het Bellecourplein een taxi naar haar werk. Zodra Frantz haar op straat ziet verschijnen, weet hij dat Sophie er niet is. Valérie is 'een open boek'. }e kunt zo zien hoe ze zich voelt. Aan haar manier van lopen en haar hele houding is te zien dat ze geen zorgen heeft. Haar houding straalt veiligheid uit en absolute zorgeloosheid. Het is vrijwel zeker dat Sophie niet naar Valérie is gevlucht. Trouwens, Valérie Jourdain is te egoïstisch om onderdak te verlenen aan Sophie Duguet, meervoudige moordenares, door de politie gezocht. Ze is weliswaar Valéries jeugdvriendin, maar Valérie heeft haar grenzen. Scherp afgebakende.
En als het tóch het geval is? Toen Valérie weg was is hij naar de flat gegaan waarin ze woont. Geblindeerde deur, veiligheidsslot. Hij heeft zijn oor heel lang te luisteren gelegd op de deur. Telkens wanneer een bewoner het flatgebouw binnenging of verliet, deed Frantz net of hij naar een van de verdiepingen ging of er vandaan kwam. Daarna keerde hij terug naar zijn post. Geen geluid, niets te horen. Hij heeft dat vier keer per dag gedaan. In totaal heeft hij meer dan drie uur met zijn oor tegen de deur staan luisteren. Door het lawaai in de appartementen, de televisies, de radio's, de gesprekken, ook al waren ze gedempt, kon hij vanaf zes uur niet meer horen of geheime geluiden erop duidden dat er iemand aanwezig was in Valéries flat, die geacht werd leeg te zijn.
Als Valérie tegen acht uur thuiskomt, staat Frantz halverwege de trap naar de vierde verdieping. Valérie maakt zwijgend haar deur open. Even later legt hij zijn oor tegen de deur. Een paar minuten hoort hij de dagelijkse geluiden (keuken, wc, laden open en dicht...). Daarna hoort hij muziek en tot slot de stem van Valérie aan de telefoon, niet ver van het halletje bij de voordeur. Een heldere stem. Ze maakt grapjes, maar ze zegt nee, ze gaat vanavond niet weg, ze heeft achterstallig werk. Ze hangt op, keukengeluiden, de radio...
Hij kan natuurlijk niet zeker weten dat hij het bij het rechte eind heeft, maar hij besluit op zijn intuïtie af te gaan. Hij verlaat haastig het flatgebouw. La Seine-et-Marne is minstens vier uur rijden.
Neuville-Sainte-Marie. Tweeëndertig kilometer van Melun. Frantz heeft eerst een paar rondjes gereden om te zien of de politie het huis niet bewaakt. In het begin hebben ze dat ongetwijfeld gedaan. Maar ze hebben onvoldoende middelen om ermee door te gaan. En zolang de publieke opinie zich niet druk maakt om een nieuwe moord...
Hij heeft de huurauto op het parkeerterrein van een supermarkt laten staan, aan de rand van de stad. Binnen een minuut of veertig bereikt hij te voet een klein bos. Erachter is een steengroeve die niet meer wordt gebruikt. Hij kruipt onder de afrastering door, en dan heeft hij een vrij goed uitzicht op het huis. Er zullen weinig mensen langskomen, s Avonds een paar stelletjes misschien. En dan komen ze waarschijnlijk met de auto. Geen enkel risico om te worden verrast: de koplampen zullen hem waarschuwen.
Meneer Auverney is maar drie keer naar buiten gegaan. De eerste twee keren om de was op te halen - het washok staat in een vleugel die niet met het huis verbonden lijkt te zijn - en om de post op te halen - de brievenbus staat zon vijftig meter verderop aan het begin van de weg. De derde keer is hij met zijn auto vertrokken. Frantz heeft even in tweestrijd gestaan. Zal hij hem volgen? Of blijven? Hij is gebleven. Het zou toch onmogelijk zijn geweest om hem in zo'n klein dorp te voet te volgen.