19 september
Ik weet niet of Sophie vanmorgen een afspraak had, maar ze is er beslist niet vroeg aangekomen. Haar auto is gestolen! Ze gaat naar beneden - heeft ze eens een keertje een plek gevonden in de straat zonder parkeermeter! - en er is niets meer. Dan volgt het politiebureau, de aangifte van de diefstal. Dat alles duurt een eeuwigheid...
20 september
Je kunt zeggen wat je wilt van de politie, maar af en toe ben je toch blij dat ze er zijn. Sophie zou het best zonder hen hebben kunnen stellen. Dat schreef ze aan Valérie, haar boezemvriendin. De politie heeft er geen dag over gedaan om haar auto terug te vinden... in de straat ernaast. Ze heeft aangifte gedaan van de diefstal van een auto waarvan ze simpelweg niet meer wist waar ze hem had geparkeerd. De politie was aardig geweest, maar het zorgt toch voor overlast en papieren rompslomp, en je moet minder verstrooid zijn...
Als ik kon, zou ik Sophie aanraden de ontsteking te laten nakijken. Die lijkt niet in zon goede staat te zijn.
21 september
Sinds ze terug zijn van vakantie zijn mijn verliefden afwezig in de weekends. Soms zelfs op een doordeweekse dag. Ik weet niet waar ze heen gaan. Het is wat laat in het seizoen voor een wandeling op het platteland. Gisteren besloot ik dus hun auto te volgen.
Ik had de wekker heel vroeg gezet. Ik had veel moeite met opstaan, omdat ik uitgeput wakker werd na een onrustige nacht vol dromen. De benzinetank van de motor zat vol. Zodra ik zag dat Sophie de gordijnen sloot, hield ik me gereed, op de hoek van de straat. Precies om acht uur verlieten ze het flatgebouw. Ik moest heel ingenieus te werk gaan om niet te worden ontdekt. Ik heb zelfs een paar risico's genomen. En dat allemaal voor niets... Vlak voordat Vincent de snelweg bereikte, passeerde hij twee auto's om te proberen door het oranje stoplicht te rijden. Onwillekeurig volgde ik hem. Het was onvoorzichtig. Ik kon nog net op tijd remmen om niet met zijn auto in botsing te komen. Ik maakte een zwieper, en ik verloor de controle. De motor viel om. We gleden samen over de weg, een meter of tien. Ik kon niet zeggen of ik gewond was, of dat ik alleen maar pijn had... Ik hoorde dat het verkeer stopte. Plotseling was het alsof ik in een film was en iemand abrupt het geluid had uitgeschakeld. Ik had groggy kunnen zijn, versuft door de schok, maar ik was juist heel helder. Ik zag Vincent en Sophie uitstappen en naar me toe rennen, samen met andere automobilisten, nieuwsgierigen. Een hele menigte stormde op me af, voordat ik tijd had om overeind te komen. Ik voelde me gedragen door een heleboel energie. Terwijl de eersten zich over me heen bogen, slaagde ik erin om opzij te schuiven en me van de motor te bevrijden. Toen ik overeind kwam, stond ik oog in oog met Vincent. Ik had nog steeds mijn helm op, het vizier van plexiglas was gebarsten. Vincent stond precies tegenover me. 'Je kunt je beter maar niet bewegen,' zei hij. Naast hem stond Sophie, met een bezorgde blik in haar ogen, haar mond halfopen. Nooit had ik haar van zo dichtbij gezien. Iedereen begon te praten, ze gaven me adviezen, de politie zou arriveren, ik kon maar beter mijn helm afzetten, ik kon maar beter gaan zitten, de motor is geslipt, hij reed snel, nee, het is de auto die plotseling uitweek. Vincent legde zijn hand op mijn schouder. Ik draaide me om en keek naar mijn motor. Er leek geen lek te zijn. Toen ik een stap naar voren deed, schakelde iemand voor de tweede keer het geluid uit. Iedereen zweeg abrupt. Ze vroegen zich af waarom ik een vent met een vuil T-shirt wegduwde en me over mijn motor boog. En ineens begrepen ze dat ik de motor overeind wilde zet- ten. Toen begonnen de commentaren opnieuw, nu tien keer zo luid. Sommigen leken zelfs bereid zich tegen mij te keren, maar ik had de motor alweer overeind gezet. Ik had het ijskoud. Ik had het gevoel dat mijn bloed was opgehouden met stromen. In een mum van tijd was ik klaar om te vertrekken. Ik kon me er niet van weerhouden me nog een laatste keer naar Sophie en Vincent om te draaien. Ze keken me onthutst aan. Ik zal er wel angstaanjagend hebben uitgezien. Ik reed weg onder luide kreten van het publiek.
Ze kennen nu mijn motor, mijn motoroutfit, ik zal dat allemaal moeten veranderen. Nog meer kosten. In haar e-mail aan Valérie veronderstelt Sophie dat de motorrijder is gevlucht omdat zijn motor was gestolen. Ik hoop alleen maar dat ik erin slaag me onopvallend te gedragen. Het incident heeft hen geraakt, en een tijd lang zullen ze anders naar motorrijders kijken.
22 september
Ik werd midden in de nacht wakker. Badend in het zweet, met een benauwd gevoel op mijn borst, trillend over al mijn ledematen. Dat was niet verbazingwekkend, gezien de angst die ik de dag ervoor had gehad. In mijn droom was Vincents auto tegen mijn motor gevlogen. Ik begon boven asfalt te vliegen, mijn motorpak veranderde van kleur en werd spierwit, je hoeft geen groot geleerde te zijn om de originele symboliek terug te vinden: morgen is het de sterfdag van mijn moeder.
23 september
Sinds enkele dagen voel ik me triest en bedrukt. Ik had nooit het risico moeten nemen om die motorrit te maken, terwijl ik zo zwak en nerveus was. Sinds mijn moeders dood heb ik allerlei dromen gehad. Vaak zijn het echte scènes die mijn hersens vroeger hebben geregistreerd. Ik verbaas me altijd over de bijna fotografische precisie van die herinneringen. Ergens in mijn hersenen zit een maffe filmoperateur. Hij projecteert soms scènes zoals van mama die op het voeteneinde van mijn bed zit en me verhalen vertelt. Die gemeenplaatsen zouden dieptreurig zijn als haar stem er niet was. Haar speciale vibratie gaat dwars door me heen en maakt dat ik van top tot teen tril. Nooit ging ze de deur uit zonder eerst eventjes tijd met mij door te brengen. Ik herinner me een babysitter, een studente uit Nieuw Zeeland... Waarom komt dat meisje vaker dan de anderen in mijn dromen terug? Dat zou ik aan de filmoperateur moeten vragen. Mama sprak Engels met een volmaakte tongval. Ze heeft urenlang Engelse verhaaltjes aan me voorgelezen. Ik was niet de snuggerste, maar voor mij had ze alle geduld. Onlangs heb ik een aantal vakantie-dagen teruggezien. Wij tweetjes in het huis in Normandië (papa kwam alleen in het weekend naar ons toe). De slappe lach hebben in de trein. Het hele jaar komen er herinneringen terug. En in deze tijd van het jaar haalt de filmoperateur altijd hetzelfde filmrolletje tevoorschijn: mama, altijd in het wit gekleed, vliegt weg door het raam. In die droom heeft ze precies het gezicht dat ze had toen ik haar voor het laatst zag. Het was een mooie middag. Mama zat lang voor het raam naar buiten te kijken. Ze zei dat ze van de bomen hield. Ik zat in haar kamer en probeerde met haar te praten, maar ik wist niet goed wat ik moest zeggen. Ze zag er zo moe uit. Alsof al haar energie opging aan het kijken naar de bomen. Af en toe draaide ze haar hoofd om en wierp me een lieve glimlach toe. Hoe had ik kunnen denken dat het beeld dat ik op dat moment van haar had het laatste zou zijn? Toch bewaar ik de herinnering aan een stil maar intens gelukkig moment. We vormden een eenheid. Dat wist ik. Toen ik de kamer verliet, gaf ze een koortsige kus op mijn voorhoofd. Kussen die ik nooit meer van iemand heb gekregen. Ze zei tegen me: 'Ik hou van je, mijn kleine Frantz.' Dat zei ze altijd als ik vertrok.
In de film verlaat ik daarna haar kamer en loop naar beneden. Een paar seconden later springt ze plotseling uit het raam, alsof niets haar ervan kon weerhouden. Alsof ik niet bestond. Daarom haat ik hen zo.