Ik ben bang. Alle doden komen terug, 's Nachts. Ik kan ze tellen, een voor een. 's Nachts zie ik ze aan een tafel zitten, naast elkaar, 's Nachts. Aan het eind van de tafel Leo, met zijn veter om zijn nek. Hij kijkt me verwijtend aan. Hij vraagt: 'Ben je gek, Sophie? Waarom heb je me gewurgd? Ben je echt gek?' Zijn vragende blik doorboort me. Ik kan het altijd zien als hij twijfelt. Dan houdt hij zijn hoofd een beetje scheef, alsof hij diep nadenkt. 'Ja, maar dat is niets nieuws, ze is altijd gek geweest,' zegt de moeder van Vincent. Ze wil de anderen geruststellen. Ik zie haar gemene gezicht en haar vlijmscherpe blik, en ik hoor haar schelle stem. 'Voordat ze begon iedereen te doden en alles om zich heen te vernietigen, was ze al gek. Ik had Vincent al gewaarschuwd.' Terwijl ze dat zegt, neemt ze haar naar binnen gekeerde houding aan. Ze sluit lang haar ogen, je vraagt je af of zij ze weer opendoet als ze praat. De helft van de tijd houdt ze haar oogleden gesloten om in zichzelf te kijken. 'Je haat me, Sophie, je hebt me altijd gehaat, maar nu je me hebt gedood...' Vincent zegt niets. Hij schudt zijn uitgemergelde hoofd, alsof hij om medelijden vraagt. En ze kijken me allemaal strak aan. Ze praten niet meer. 

Ik word met een schok wakker en wil niet meer slapen. Ik ga naar het raam. Daar zit ik uren te huilen en te roken. Ik heb zelfs mijn baby gedood.