Frantz heeft in zijn huurauto geslapen. De eerste nacht vier uur op het parkeerterrein van de supermarkt, de tweede nacht vier uur op het parkeerterrein van het busstation. Hij heeft duizendmaal spijt gehad van zijn strategiekeuze, duizendmaal heeft hij besloten rechtsomkeert te maken, maar elke keer heeft hij standgehouden. Je hebt zelfbeheersing nodig, niets anders. Sophie kan nergens heen. Ze zal komen. Absoluut. Ze is een gezochte crimineel, ze zal niet naar de politie gaan, ze zal terugkeren naar huis of hierheen komen. Ze heeft geen andere keus. Hier urenlang door een verrekijker zitten kijken naar een huis waar niets gebeurt, is deprimerend. Uiteindelijk steekt de twijfel de kop op. Er zijn vier jaar werk en een vaste overtuiging nodig om hem een halt toe te roepen.

Aan het eind van de derde dag rijdt Frantz naar zijn huis. Hij neemt een douche, trekt schone kleren aan en slaapt vier uur. Hij maakt van de gelegenheid gebruik om mee te nemen wat hij nog nodig heeft: thermosfles, fototoestel, zakmes enzovoort. Bij het krieken van de dag is hij weer op zijn post.

Het huis van Patrick Auverney is een lang gebouw met één verdieping, zoals er zoveel zijn in deze streek. Helemaal rechts het washok en een schuurtje om 's winters het tuinmeubilair in op te bergen. Helemaal links, pal tegenover Frantz, de schuur waarin Auverney zijn auto stalt en zijn indrukwekkende gereedschap bewaart. Het is een grote schuur, waarin nóg twee auto's zouden kunnen staan. Als hij in de schuur is en van plan is de auto naar buiten te rijden, laat hij de rechterdeur altijd open.

Vanmorgen is hij vertrokken, keurig in het pak. Hij zal wel een afspraak hebben. Hij heeft de deur van de schuur wijd opengezet. En hij heeft zijn jasje uitgetrokken om een kleine maaimachine in de tuin te zetten, het soort waarmee het gras op golfbanen wordt gemaaid. De machine is waarschijnlijk kapot, want hij heeft moeten duwen en trekken. Het ding leek tonnen te wegen.

Hij heeft er een envelop op gelegd. Ongetwijfeld zal iemand de maaimachine in de loop van de dag komen ophalen. Toen de beide deuren openstonden, heeft Frantz daarvan geprofiteerd om de binnenkant van de schuur te bekijken en een paar foto's te nemen. De helft van de schuur wordt in beslag genomen door stapels dozen, zakken tuinaarde en koffers die dichtgeplakt zijn met plakband. Auverney heeft het huis tegen negenen verlaten. Sindsdien heeft hij zich niet meer laten zien. Het is bijna twee uur. Geen beweging.

Medisch dossier

Sarah Berg, geboren Weiss, op 22 juli 1944 Ouders gedeporteerd en gestorven in Dachau, datum onbekend Getrouwd met Jonas Berg op 4 december 1964 Geboorte van een zoon, Frantz, op 13 augustus 1974

1982 - Diagnose: manisch-depressieve psychose (derde vorm: angstige depressie) - L. Pasteur Ziekenhuis

1985 - ziekenhuisopname Parkziekenhuis (dokter fean-Paul Roudier)

1987-1988 - ziekenhuisopname in Kliniek des Rosiers (dokter Catherine Auverney)

1989 - ziekenhuisopname kliniek Arman-Brussières (dokter Catherine Auverney)

4 juni 1989 - Na een gesprek met dokter Auverney trekt Sarah Berg haar trouwjurk aan en stort zich uit het raam van een kamer op de vijfde etage. Op slag dood.

Ook al ben je uit steen gehouwen, wachten zou iederéén uitputten. Het is nu drie dagen geleden dat Sophie is verdwenen... Auverney keert om halfvijf terug. Hij werpt een blik op de maai- machine en pakt met een fatalistisch gebaar de envelop op die hij voor zijn vertrek heeft neergelegd.

Juist op dat moment gaat de telefoon van Frantz over. Eerst is er een lange stilte. 'Marianne...?' zegt hij. Dan hoort hij gesnik.

'Marianne, ben jij het?' vraagt hij.

Er is geen twijfel meer. Door haar snikken heen zegt ze:

'Frantz... waar ben je? Kom gauw!'

Daarna begint ze zich constant te herhalen: 'Waar ben je?' alsof ze geen antwoord verwacht. 'Ik ben hier,' is Frantz geneigd te zeggen. 'Ik ben teruggekomen. Ik ben weer thuis...' zegt ze met een schorre, vermoeide stem. 'Verroer je niet... Maak je geen zorgen, ik ben er zo!' 'Frantz... Ik smeek je, kom snel...'

'Ik zal er over iets meer dan twee uur zijn. Ik laat mijn telefoon aanstaan. Ik ben er zo, Marianne, je hoeft niet langer bang te zijn. Als je dat wél bent, bel je me, afgesproken?'

Omdat ze geen antwoord geeft, herhaalt hij:

'Afgesproken?'

Na een korte stilte zegt ze:

'Kom gauw...'

En daarna begint ze weer te huilen.

Hij doet zijn gsm dicht. Hij voelt een enorme opluchting. Ze heeft al meer dan drie dagen haar medicijnen niet geslikt. Ze klinkt zwak en is duidelijk van streek. Gelukkig lijkt die vlucht haar geen nieuwe kracht te hebben gegeven en lijkt zijn werk intact, 'Toch goed blijven opletten. Weten waar ze naartoe is gegaan. Frantz is al bij de afrastering. Hij kruipt eronder door en begint te rennen. Hij moet heel snel naar huis. Hij kan nergens zeker van zijn. En als ze weer vertrekt? Hij zal haar om het kwartier bellen tot hij is gearriveerd. Hij blijft een beetje ongerust, maar wat overheerst is opluchting.

Frantz rent naar zijn auto. Alles komt nu los. Terwijl hij start, begint hij als een kind te huilen.