Frantz gaat naar beneden en zegt: 'Ik ben zo terug. Maak je geen zorgen.' Sophie wacht tot ze zijn voetstappen op de trap hoort. Dan trekt ze een jasje aan, verzamelt een paar spullen, pakt haar portefeuille en slaat op de vlucht. Ze verlaat het flatgebouw via de achterdeur, die uitkomt op de andere straat. Ze rent. Haar hoofd bonst, net als haar hart. Het gedreun weerklinkt van haar buik tot aan haar slapen. Ze rent. Ze heeft het bloedheet. Ze trekt haar jasje uit, gooit het - al rennend - op het trottoir en kijkt achterom. Is ze bang dat de doden zich bij haar voegen? 6.7.5.3. Dat moet ze onthouden. 6.7.5.3. Ze raakt buiten adem, haar borst staat in brand, ze rent. Ten slotte bereikt ze de bussen. Ze springt in de bus in plaats van erin te stappen. Ze heeft geen geld bij zich. Ze voelt in haar zakken, tevergeefs. De chauffeur kijkt haar aan alsof ze gek is, wat klopt. Ze diept twee euro op uit een zak van haar spijkerbroek. De chauffeur stelt haar een vraag die ze niet verstaat maar waarop ze antwoordt met: 'Alles gaat goed', het soort zin dat het altijd goed doet als je de omgeving wilt kalmeren. Alles gaat goed. 6.7.5.3. Niet vergeten. In de bus zitten slechts drie of vier mensen, die stiekem naar haar kijken. Ze probeert haar kleren te fatsoeneren. Ze is achterin gaan zitten en kijkt aandachtig door de achterruit naar het verkeer. Ze zou willen roken, maar het is verboden. Hoe dan ook, ze heeft haar sigaretten thuis laten liggen. De bus rijdt naar het station. Hij blijft lang voor rode stoplichten staan en trekt puffend weer op. Sophie komt een beetje op adem, maar bij het naderen van het station wordt ze opnieuw bang. Ze is bang voor de wereld, bang voor de mensen, bang voor de treinen. Bang voor alles. Ze denkt dat ze niet zomaar, zo makkelijk, zal kunnen vluchten. Ze kijkt steeds achterom. Dragen de gezichten achter haar het masker van de naderende dood? Ze begint steeds harder te trillen. Na al die uitputtende dagen en nachten is ze doodop van de simpele inspanning om naar de bus te rennen en naar de andere kant van het station te lopen. 'Melun', zegt ze. 6.7.5.3. Nee, ze heeft geen korting. Ja, ze reist via Parijs. Ze laat haar bankpasje zien. Ze wil dat de lokettist het onmiddellijk vastpakt. Ze wil zich bevrijden van haar boodschap voordat ze hem vergeet: 6.7.5.3. Ze wil dat de lo-kettist haar haar kaartje geeft en haar laat instappen, en ze wil dat ze de stations al ziet voorbijtrekken en ze wil ten slotte uit de trein stappen... Ja, ze moet lang wachten. Ten slotte drukt de lokettist op een paar toetsen en legt het treinkaartje voor haar neer. De lokettist zegt: 'U mag uw code intoetsen.' 6.7.5.3. Een overwinning! Op wie? Sophie draait zich om en vertrekt. Ze heeft haar bankpasje in het pinapparaat laten zitten. Een vrouw wijst Sophie daarop, met een zelfgenoegzame glimlach. Sophie trekt het pasje uit het pinapparaat. Dat alles is niets nieuws. Sophie blijft dezelfde scènes, dezelfde vluchten, dezelfde doden opnieuw beleven, sinds... wanneer? Dat moet ophouden. Ze zoekt in haar zakken naar haar sigaretten. Dan voelt ze de bankpas die ze er zojuist in heeft laten glijden. En als ze opkijkt, staat Frantz wan-hopig voor haar en zegt: 'Waar ga je in vredesnaam naartoe?' Hij heeft het jasje in zijn hand dat ze op straat heeft gegooid. Hij schudt zijn hoofd. 'We moeten naar huis. Deze keer moeten we een dokter bellen... Je zult zien dat...' Even aarzelt ze om ja te zeggen. Heel even. Maar ze herstelt zich. 'Nee, geen dokter... Ik ga naar huis.' Hij glimlacht tegen haar. Sophie voelt zich misselijk en vouwt een beetje dubbel. Frantz houdt haar arm vast. 'We gaan naar huis...' zegt hij. 'Daar staat mijn auto.' Sophie kijkt naar het station, dat verdwijnt. Ze sluit haar ogen, alsof ze een besluit moet nemen. Daarna wendt ze zich tot Frantz en omhelst hem. Ze drukt zich tegen hem aan en zegt: 'O, Frantz...' Ze huilt. En terwijl hij haar draagt - meer dan dat hij haar steunt - naar de uitgang, naar de auto, naar hun huis, laat ze haar verfrommelde treinkaartje op de grond vallen en begraaft snikkend haar hoofd in de holte van zijn schouder.