Vijf ontmoetingen later is Sophie nog niets opgeschoten. Theoretisch moeten ze kandidaten aan haar voorstellen die aan haar wensen beantwoorden, maar de manager van Odyssée kampt constant met een gebrek aan mannen en stelt echt iedere man die ze in haar bestand heeft aan Sophie voor. Het doet denken aan makelaars die je huizen laten bekijken die absoluut niet corresponderen met je woonwensen. Helemaal in het begin was er een volkomen gestoorde sergeant eersteklas, daarna een depressieve technische tekenaar van wie ze, na een saai gesprek van drie uur, wist dat hij gescheiden was, twee kinderen had en dat zijn ali-mentatie, waarover niet goed was onderhandeld, driekwart van zijn inkomsten als werkzoekende opslorpte.

Ze heeft doodmoe een tearoom verlaten, na twee uur naar een ex-priester te hebben geluisterd, bij wie de afdruk van zijn trouwring nog te zien was. Hij had de ring een uur tevoren afgedaan. Hij probeerde een vrij deprimerend huwelijksleven op te vrolijken. En dan de grote, directe, zelfverzekerde vent die haar voor zesduizend euro een schijnhuwelijk aanbood.

En toen is de tijd steeds sneller voorbijgegaan. Sophie kan dan wel tegen zichzelf zeggen dat ze geen echtgenoot zoekt (ze werft een kandidaat), maar ze zal ermee moeten trouwen. Ze zal zijn bed moeten delen en met hem moeten samenleven. Over een paar weken, over een paar dagen, zal ze zelfs niet meer kunnen kiezen en zal ze het moeten doen met wat ze vindt.

De tijd gaat voorbij, haar kansen zijn zich ook aan het keren, en ze kan maar niet besluiten.