I
Oberwinter, Duitsland
Het dorp was die ochtend met een dikke laag sneeuw bedekt. Een
doodse stilte hield de straten in een ijzige greep. De voor het
hotel geparkeerde auto's waren gehuld in een lijkwade van rijp op
één na, waar een in handschoen gestoken hand op het portierraam bij
de bestuurder een slordig kringetje had schoongeveegd. Achter het
donkere glas vlamde het rode oogje van een sigaret op en gloeide
door.
Een jonge vrouw kwam de hoek om en haastte zich de hoteltrap op. Ze
droeg joggingkleren: een sweatshirt met capuchon en een
joggingbroek, hardloopschoenen, een wollen muts en een rugzakje op
haar rug. Maar het was geen ochtend om te gaan joggen, en er was
sinds de sneeuwbui van die nacht geen stap meer uit het hotel
gezet. Ze opende de voordeur en verdween uit het zicht. De sigaret
in de auto lichtte fel op en doofde toen.
Gillian nam de hoteltrap naar boven, liep op haar tenen over de
overloop en glipte haar kamer in. Grauw schemerlicht sijpelde
tussen de gordijnen door, waardoor de sjofele kamer er nog
havelozer uitzag. Het stonk er naar sigarettenrook, in het dunne
matras en de onbeslapen lakens, het overdadig geverniste meubilair
en de versleten tapijten op de plankenvloer. De zwarte laptop op
het dressoir was de enige blijk van verandering in de laatste
dertig jaar.
Gillian trok de muts van haar hoofd en schudde haar ravenzwarte
haar los. Ze bekeek zichzelf terloops in de spiegel en voelde een
schok van verbazing: de nieuwe haarkleur leek nog altijd niet
juist. Als ze zichzelf niet kon herkennen, zouden anderen dat
misschien ook niet kunnen. Ze ritste haar sweatshirt open en trok
het uit. Er zaten modderstrepen op haar bleke armen; haar vingers
zaten vol kloven en bloed van het klauteren in het donker, maar ze
sloeg er nauwelijks acht op. Ze had gevonden wat ze zocht. Ze liep
naar de computer, klapte het deksel open en zette hem aan. Op
straat sloeg een autoportier dicht.
Terwijl het apparaat op gang kwam, kwam Gillian tot rust. Haar
adrenalinepeil daalde. Ze was doodop en rilde van de kou. Ze was te
moe om op het opstarten van de computer te wachten en liep naar de
badkamer, waar ze zich uitkleedde, de vochtige kleren van haar huid
pellend. Ze liet ze op een hoop liggen en stapte onder de douche.
Het oude hotel was dan misschien wat sober, maar de leidingen waren
helemaal in orde. Het hete water stortte op haar gezicht en sloeg
haar steile haar plat over haar kruin. De vinnige druppeltjes
prikten weer wat warmte in haar vel; haar spieren begonnen zich te
ontspannen. Ze sloot haar ogen. In de duistere ruimte die zich
ontsloot, zag ze het kasteel op het klif: de ijskoude rotswand en
piepkleine kloof, de doodsangst die klopte in haar keel terwijl ze
tegen de eeuwenoude poort duwde...
Haar ogen werden groot. Boven het geruis van stoom en water uit had
ze iets in de slaapkamer gehoord. Misschien was het loos alarm in
het hotel kraakte en bonkte het om de haverklap maar de afgelopen
drie weken had Gillian nieuwe angsten leren kennen. Ze liet het
water stromen terwijl ze de douchecabine uit stapte en sloeg een
hotelhanddoekje om zich heen. Een spoor van natte voetstappen
vormde plassen op de plankenvloer terwijl ze naar de slaapkamer
sloop.
Er was niemand te bekennen. De laptop stond op het dressoir tussen
de twee ramen in, voor zich uit prevelend.
Toen klonk het geluid weer een klop op de deur. Ze bleef roerloos
staan.
'Fräulein Telefon.'
Het was een mannenstem, niet die van de hoteleigenaar. Gillian keek
naar de deur. Ze was vergeten de ketting erop te doen. Durfde ze
het alsnog te doen, of zou hij daardoor alleen maar op haar
aanwezigheid opmerkzaam worden gemaakt? Ze greep het sweatshirt met
capuchon van haar bed, ritste het over haar borsten dicht en trok
een pyjamabroek aan die onder haar kussen lag. Zo voelde ze zich
minder kwetsbaar.
'Fräulein?' De stem klonk bars, ongeduldig — of verbeeldde
ze zich dat maar? Nee. Vol afgrijzen zag ze dat de deurknop werd
omgedraaid.
'Hier ben ik,' riep ze, proberend niet angstig te klinken. 'Wie is
daar?'
'Telefon. Is dringend voor u, Fräulein.' Maar het klonk niet
dringend
Het klonk onoprecht, een ingestudeerde leugen, geforceerd, alsof
het geluid niet synchroon liep met het beeld. De deurknop was nog
steeds omgedraaid en het slot kraakte terwijl de man tegen de deur
duwde.
'Ik kan nu even niet aan de lijn komen,' zei Gillian. Ze greep de
laptop van het dressoir en stouwde hem in de rugzak. 'Ik ben over
vijf minuten beneden.'
'Is dringend.' Een slecht passende sleutel knarste in het
slot. Hij ging open... Ze stoof dwars door de kamer eropaf en ramde
de veiligheidsketting erop. Ze greep de deurknop beet en probeerde
hem vast te houden, maar de greep aan de andere kant was
onverbiddelijk. Haar knokkels werden bleek; haar pols werd
omgedraaid.
Met een knal bezweek het slot. De deur vloog een stuk open,
waardoor ze op de grond werd gesmeten. Het kettinkje werd met een
ruk strakgetrokken maar brak niet. Sidderend kwam de deur tot
stilstand. Gillian hoorde een onderdrukte vloek. Een onzichtbare
hand trok hem een beetje terug en stootte hem weer naar voren. De
ketting bood opnieuw weerstand.
Versuft en wanhopig kwam Gillian overeind. Er sijpelde bloed over
haar wang waar de deur haar had geschampt, maar ze sloeg er geen
acht op. Ze wist wat haar te doen stond. Ze slingerde de rugzak
over haar schouder, trok het raam open en klom naar buiten, het
kleine balkonnetje op. Een roestige ladder, de brandtrap, liep
omlaag langs de zijmuur van het gebouw. Ze had een kamer naast de
nooduitgang bedongen, al had ze niet verwacht dat ze die nodig zou
hebben. Ze had gedacht dat ze hen na Mainz wel had afgeschud. Ze
trok haar mouwen over haar handen en reikte naar de
dichtstbijzijnde sport.
Vlak voordat ze die vastgreep, sidderde de hele ladder. De sneeuw
op de sporten werd losgeschud. Ze had haar armen nog steeds voor
zich uit gestrekt terwijl ze omlaag keek.
Toen leek de ijzige lucht haar longen te bevriezen. Door de
wervelende mist en sneeuw heen zag ze een donkere gedaante naar
haar toe klimmen. Vanuit de kamer hoorde ze opnieuw een luid
gekraak: de slag had blijkbaar het kettinkje bijna uit zijn houder
gerukt. Misschien had iemand het lawaai gehoord, maar dat
betwijfelde ze. Ze had sinds ze haar kamer had geboekt nog geen
mens gezien.
Ze zat als een rat in de val. Nu telde maar één ding. Ze dook weer
naar binnen door het raam, rende naar de badkamer en deed de deur
op slot. Die zou binnen een minuut worden opengebeukt maar
misschien was dat lang genoeg. Trillend ging ze zitten op de rand
van de badkuip en opende de laptop. In de slaapkamer hoorde ze
gekraak toen het kettinkje het eindelijk begaf. Er klonken
voetstappen, van iemand die naar binnen rende, halt hield en toen
naar het raam stevende. Dat gaf haar wat meer tijd.
Maar niet genoeg om te schrijven. Om het uit te leggen. Ze zette de
in het deksel ingebouwde webcam aan. De datacard lichtte op terwijl
er verbinding werd gemaakt; op het scherm ging een nieuw venster
open met een lijst namen. Ze vloekte. Ze waren allemaal grijs
gemaakt, dood voor de online wereld. Waarschijnlijk nog steeds in
diepe slaap.
In de slaapkamer werd even overlegd en toen naderden voetstappen de
badkamer. Een zware laars schopte tegen de deur, zo hard dat ze
dacht dat die uit zijn hengsels zou worden gelicht. Maar de deur
hield stand. Ze scrolde verwoed door de lijst met namen. Iemand
moest toch al op zijn. Het licht op de datacard lichtte oranje op
en haar hart stond bijna stil, maar een ogenblik later werd de
verbinding hersteld en werd het lichtje groen. Weer gebonk tegen de
deur.
Daar. Helemaal onder aan de lijst vond ze wat ze zocht: één enkele
naam in grote, vetgedrukte letters. Nick natuurlijk was die op. Een
bang voorgevoel schoot door haar heen, maar toen er weer op de deur
werd gebonsd, verdween dat gevoel op slag. Ze moest met hem
genoegen nemen. Ze klikte op de knop naast zijn naam om een
verbinding aan te leggen. Zonder af te wachten of hij reageerde,
zocht ze het bestand op en drukte ze op verzenden. Het lichtje op
de datacard knipperde fel terwijl de informatie uit de pc werd
gestreamd.
'Kom op,' mompelde ze. Ze wachtte tot Nicks gezicht op het
beeldscherm verscheen zodat ze hem zou kunnen waarschuwen, zou
kunnen vertellen wat hij ermee moest doen maar het venster waarin
hij had moeten verschijnen bleef leeg. 'Reageer dan toch,
verdomme.'
nog een minuut, zag ze op de statusbalk. Maar zo lang had ze niet.
Er was een klein raampje achter het bad: ze reikte omhoog en
stouwde de laptop in de opening. Haar vingers vlogen over het
toetsenbord terwijl ze twee regeltjes tekst intypte, biddend dat
die tekst zou aankomen. Er klonk opnieuw getrap. Ze trok het
douchegordijn dicht voor het bad om de computer te verbergen.
De deur barstte open. Een man in een lange zwarte jas en met zwarte
handschoenen aan stapte door de versplinterde deurpost en kwam op
haar af. Zijn sigaret lichtte in zijn mond op als een gloeiende
naald. Onwillekeurig trok Gillian de rits van haar sweatshirt
verder dicht.
Buiten vervloog een vage schreeuw door de straat en ging in de
koude mist verloren. Sneeuw vulde de voetstappen voor het gebouw.
De auto
reed weg, de kettingen om de banden ratelden als de ketenen van een
geest. Aan de andere kant van de wereld lichtte een handjevol
pixels op een scherm op, ten teken dat er een boodschap was
binnengekomen.