LXVII
Rheinland-Pfalz, Duitsland.
De toegetakelde Volkswagen rolde over straat. Niemand sloeg er
acht op, behalve misschien de sneeuwpoppen die de wacht hielden
langs de voorstedelijke tuinen. Als iemand wel had opgelet, zou hij
verbaasd hebben gekeken naar de bizarre rijstijl van de auto. Hij
schoot een paar meter naar voren, remde, bleef even staan en gaf
dan weer gas. Wat later herhaalde hij die manoeuvre. Misschien was
de bestuurder bang voor ijs al was de weg schoongeveegd en nog die
middag met zout bestrooid. Misschien was hij verdwaald, of dronken.
Dat zou kunnen verklaren waarom de auto steeds in de schaduwen halt
hield.
'In een andere buurt zouden we worden gearresteerd voor tippelen,'
klaagde Nick.
Ze hadden de hele korte dag geslapen; nu was het avond. Nick reed
langs nog drie opritten en stopte. Emily zat naast hem met de
laptop geopend op haar schoot. De gloed van het scherm was het
enige licht in de auto.
'Hier heb je er een.' Ze tikte twee keer op het trackpad. 'Oh,
beveiligd. Da's niks.'
Nick trapte weer op het gaspedaal. Ze waren een uur eerder uit het
motel vertrokken om een internetcafé te vinden, maar die slaapstad
had voor toeristen geen voorzieningen. Ze hadden de openbare
bibliotheek geprobeerd, maar die was gesloten. Uiteindelijk was het
beste wat ze konden bedenken langs woonstraten te rijden om te
proberen de golflengtes van een nietsvermoedend gezin af te
tappen.
Nick keerde en stopte voor een rij besneeuwde vuilnisbakken. Emily
boog zich over het scherm. 'En deze dan? "Netwerk Hauser-gezin
onbeveiligde draadloze verbinding".'
'Dat is precies wat we zoeken.'
Nick pakte de laptop van haar aan en klikte op de nieuwe
verbinding.
Verbinden met host 190.168.0.1
'Is dat het?'
'De British Library bezit twee Gutenbergbijbels. Ze hebben ze allebei gescand en online gezet.'
Emily draaide de laptop zodat hij het beter kon zien. De dicht opeengepakte tekst stond in twee kolommen op de pagina, allebei kaarsrecht. Het perkament was door de tand des tijds bruin gekleurd, maar de inkt was nog altijd diepzwart, had de eeuwen doorstaan. Ondanks de gotische letters en de duidelijk blijkende oudheid, was het ontwerp verbijsterend helder.
'Ik snap wel dat mensen hier tuk op zijn.'
'Die rechte marges waren zijn visitekaartje. Klerken konden de rechtermarge nooit zo netjes op één lijn krijgen; dat kan alleen als je de vrijheid hebt om de letters te verschuiven en heel precies te spatieren.'
'Die vent moet een perfectionist zijn geweest.'
Emily haalde de uitdraai van de gereconstrueerde pagina tevoorschijn. Achterop had ze een stel letters en getallen geschreven, naast de korte omschrijvingen van de kaartafbeeldingen.
'Lees de paginanummers eens voor.'
Nick probeerde zonder succes ze te vinden. Emily wees op een kolom:
'F.117r?'
'F staat voor folio het in tweeën gevouwen vel papier. Middeleeuwse boeken hadden geen paginanummers zoals wij, dus geschiedkundigen tellen vanaf het eerste vel. De laatste letter staat voor recto of verso de voorkant van een bladzijde, die verschijnt als de rechterpagina als je een boek openslaat, of de ommezijde. Wat we dus als pagina drie kunnen beschouwen zou dan zijn...'
'F.2r,' zei Nick. 'De bovenste bladzijde van het tweede vel. Gesnopen.'
Hij las de paginanummers een voor een op. Er waren er zo'n twaalf, te beginnen bij F.117r ongeveer pagina 233, schatte hij en eindigend bij F.280r, zo'n 325 pagina's verder. Het was een tijdverslindend karwei. Voor iedere referentie moest Emily de gescande pagina vinden, de Latijnse tekst lezen en uitzoeken uit welk Bijbelboek het kwam. Dan las ze het eindelijk aan Nick voor, die de referentie opschreef naast de pagina en beschrijving van de afbeelding.
Maar zijn gedachten waren er niet bij. Op de een of andere manier had dit vreemde systeem van paginering bij hem een gedachte opgeroepen, een irritant dingetje in zijn achterhoofd als een steentje in zijn schoen. Hij piekerde erover terwijl Emily haar zoekopdrachten op de computer intikte.
'En nu?'
Hij raadpleegde de grafiek. 'F.226r.'
'Hebbes.' Ze staarde even naar het scherm. 'De zonden die ik heb begaan zijn er meer dan zandkorrels in de zee. Ik ben het niet waard omhoog te kijken naar de hemel vanwege de veelheid van mijn zonden.'
Nick wachtte tot ze het hoofdstuk en de alinea zou oplezen. Toen ze zweeg, keek hij mee. Emily staarde naar het scherm.
'Wat is er?'
'Welke afbeelding hoort bij die pagina?'
Nick keek op de grafiek. 'Een gravende beer.'
'Dezelfde als op de kaart?'
Hij hoefde het niet eens te controleren. 'Hoezo?'
'Op de pagina staat het gebed van Manasses.' Ze draaide zich om, haar gezicht gloeide vanwege de ontdekking. 'Het gebed dat deel zou uitmaken van het verloren Bijbelboek, de Spreuken van de Koningen van Israël.
Hij maakte ook een bestiarium en een nieuwe manier van schrijven...
... die verborgen is in de Spreuken van de Koningen van Israël. En hier is-ie dan, met een afbeelding van de kaart op diezelfde pagina.'
Ze zaten even stil zonder iets te zeggen.
'Ik snap het niet,' zei Nick ten slotte. 'Al die aanwijzingen sluiten op elkaar, maar ze draaien alleen maar in kringetjes. De bijbel met de afbeeldingen van de Meester van de Speelkaarten bevindt zich in Princeton, toch? Dat kan niet dezelfde zijn waar Gillian op aasde. Dus moet er een ander boek zijn dat verband houdt met de kaart, met de bijbel en met het bestiarium dat Gillian in Parijs vond.'
'Een ander bestiarium.'
'Waar is dat dan?'
Emily staarde door de voorruit. Condens maakte de buitenwereld onzichtbaar. Het was te toepasselijk, dacht Nick: vastzitten in een beslagen auto die nergens heen gaat.
'Er ontbreekt nog een stukje van de puzzel,' zei Emily. 'Misschien stond het op de eerste pagina van het bestiarium. Die eruit gescheurd was.'
'Misschien is er hier ook nog meer te vinden. We hebben nog niet naar alle plaatjes van de Meester gekeken.'
Emily boog zich weer over de pc en begon te typen, haar aanslagen waren onregelmatig door haar nerveuze haast. Nick keek even naar het scherm. Een gedrukte pagina op een webpagina, de koeienhuid uit de vijftiende eeuw herschreven met vloeibare kristallen op het scherm. Ondanks de golf van technologische vernieuwingen viel hem op hoe eender ze in wezen waren: middelen voor informatieoverdracht. Hoe je een paginanummer ook schreef of een Bijbelhoofdstuk en -vers het was niets anders dan een plaatsaanduiding om gegevens op te zoeken.
Pagina 233, F.117r, Richteren 5:4: uiteindelijk waren dat allemaal korte schrijfwijzen voor (volgens Emily): 'Toen beefde de aarde, de hemel droop, en de wolken druppelden van water.' Net zoals 190.168.0.1 een makkelijk equivalent was voor de breedbandverbinding van het gezin Hauser.
Maar als je het nou omdraaide? Wat nou als de informatie naar het getal zou terugleiden?
Nick vouwde het velletje papier in zijn handen open. Recto en verso, voor en achterkant. Hij keek naar de os in de wazige gravure en dacht aan een lachende koe die op een ladder stond met een verfkwast in zijn hoef.
Ik heb een nieuw nummer: www.jerzeypaints.co.nz
Emily was gestopt met typen en staarde uit het raam, in gedachten verzonken. Nick pakte de laptop.
'Ik ben nog niet klaar,' protesteerde ze.
'Even maar.'
Zijn vingers verdrongen zich opgewonden over het toetsenbord; hij moest het adres driemaal typen voor hij het goed had. De als een regenboog gestreepte koe grijnsde van boven aan de ladder.
Nick klikte op een knop. Het geschreven adres ontbond zich tot een reeks tekens, die hij op een vel papier overpende.
Emily keek mee, nog steeds met een boos gezicht. 'Wat is dat?'
'Elk internetadres laat zich vertalen als een getal.' Hij opende zijn portier. Vijftig meter verderop in de straat zat een telefooncel verscholen onder een deken van sneeuw. 'Misschien een ander soort getal.'
Hij rende naar de telefooncel. Er begonnen weer nieuwe sneeuwvlokken neer te dwarrelen in het licht van de straatlantaarns; zijn vingers vroren bijna aan de metalen knoppen toen hij het nummer draaide en afwachtte.
De tussenpozen bij het overgaan voelden steeds aan als een eeuwigheid. Ieder kraakje in de verbinding klonk als een hoorn die van de haak werd gehaald. Toen: 'Ja?'
'Spreek ik met Olaf?' vroeg Nick in het Duits.
Stilte. 'Met wie spreek ik?'
'Het gaat over Gillian Lockhart.'
De man zweeg.
'Heb ik het verkeerde nummer gedraaid?'
'Wie bent u?'
'Een vriend uit Amerika. Ze wordt vermist; ik probeer haar terug te vinden.'
'Ha.' Weer een lange stilte. 'Ik weet niet waar ze zit.'
Nick greep de hoorn steviger vast. Zijn adem bevroor op de ruit van de telefooncel.
'Maar ik weet wel waar ze naartoe ging.'
Nu was het Nicks beurt om te zwijgen, verstijfd van angst dat één verkeerd woord alles zou verpesten.
'Kom naar Mainz, dan zal ik het u vertellen.'