IX

New York City

Bret sperde zijn ogen nog verder open hij leefde tenminste nog. Hij staarde door het laptopscherm en rukte zijn hoofd over zijn schouder naar achteren. De blik van de man met het pistool was strak op de deur gericht; hij had Nicks gezicht op Brets scherm niet opgemerkt.
Het duizelde Nick; hij moest bijna overgeven. Wat had dit te betekenen?
Een deur werd achter hem opengegooid.
'Nick? Wat voer je uit?'
Nick draaide zich om. Het was Max, zijn overbuurjongen, een achtjarig sleutelkind wiens moeder de hele dag werkte op een of ander belangrijk advocatenkantoor. Nick had hem een paar keer geholpen met zijn huiswerk. Hij stond te gluren vanaf de drempel van zijn appartement, slurpend uit een limonadeflesje en nieuwsgierig neerkijkend op Nick.
'Heeft Bret je weer buitengesloten?' 'Ik...'
Nick hoorde de pistoolschoten door de muur heen. Een tel later klonk het lawaai opnieuw door de luidsprekers, een digitale echo die bijna nog luider klonk dan het origineel. Tegen die tijd was Bret al dood. Zijn lichaam stuiptrekkend onder de impact van de kogels, schokkerig en onnatuurlijk, alsof de vreselijke gebeurtenis de cameraverbinding te veel werd. De man in de kamer stond naar de monitor te staren, Nick op het beeldscherm bekijkend. Even keken ze elkaar in de ogen, kunstmatig tegenover elkaar staand in een virtuele ruimte. Toen vloog de gewapende man op de deur af.
Max gilde en sloeg zijn deur dicht. Nick pakte zijn laptop op en maakte dat hij wegkwam. Misselijk van de schrik en opwinding stormde hij het trappenhuis in. Omhoog of omlaag? Beneden had je de straat, mensen, veiligheid zou de schutter daarop rekenen? Stond daar iemand anders hem op te wachten? Als hij naar boven ging, zou hij dan in de val lopen?
De deur naar zijn appartement vloog open en hij hakte de knoop door. Naar beneden. Hij slipte en gleed, zich aan de reling vastklampend alsof zijn leven ervan afhing terwijl hij als een kurkentrekker omlaag wentelde. Hij passeerde de deur naar de gang van de tweede verdieping en trapte die open, in de hoop zijn achtervolger op een dwaalspoor te brengen. Maar hij was de enige op de trap: zijn voetstappen hadden natuurlijk helemaal tot aan het dak doorgegalmd. De schutter moest dat wel gehoord hebben.
Nick remde slippend onder aan de trappartij af. De foyer was verlaten, maar door de glazen deuren die op de straat uitkwamen, zag hij iets bewegen. Een man stond buiten wat te hangen, net buiten het bereik van het licht boven de deur blijvend. Hij had een zwarte jas om zijn rechterarm gedrapeerd, de hand en wat daar ook in zat bedekkend.
Het kon iedereen zijn: iemand die op zijn afspraakje stond te wachten, een roker die zijn verslaving botvierde, een chauffeur die iemand kwam halen. Nick wilde het niet weten. Een dierlijk instinct leek van hem bezit genomen te hebben. Al het andere het gruwelijke, de verwarring, de doodsangst was verbannen. Voetstappen bonkten op de trap.
Nick stortte zich in de wachtende lift. Zijn duim ramde op de knop; de voetstappen klonken al vlak voor hem.
De deuren gleden dicht met een rommelend geluid. In de zich vernauwende spleet zag Nick de gewapende man de lobby binnenstormen. Hij had zijn bivakmuts van zijn hoofd getrokken en toonde een gladgeschoren hoofd en in één oor glansde een rij gouden knopjes. Hij draaide zijn hoofd; ze keken elkaar aan. Toen gingen de deuren dicht en begon de lift omhoog te gaan.
Hij ging naar de bovenste verdieping. Weer had instinct de keus bepaald, de basale wens zo ver mogelijk van het gevaar te vluchten. Maar hoe ver was dat? Alle gangen liepen dood. Er kwam ook een deur uit op het dak hij had Gillian 's zomers een keertje erheen gebracht om naar de sterren te kijken, al hadden ze toen alleen de navigatielichten gezien van vliegtuigen die afdaalden naar La Guardia. Maar waarheen anders?
De lift stopte. Nick hoorde opnieuw van beneden voetstappen op de trap kletteren. Hij sloeg een kort gangetje in dat eindigde bij een deur met een groen bord met nooduitgang erop. Nick beukte tegen de metalen balk en stootte de deur open. Hij stommelde het dak op.
Een woedend, schril gehuil weerklonk achter hem, het gebouw zelf leek te protesteren dat hij daar kwam. Het brandalarm. Toen hij er met Gillian was gekomen, hadden ze een creditcard en een rol plakband gebruikt om het alarm onschadelijk te maken. Nu loeide het op volle sterkte, de koude nacht vervullend van de sirene. Mooi. Dan zou er hulp komen, de brandweer of de politie.
Maar tot die tijd...
Regendruppels spatten op zijn gezicht. Er trok een rilling van wanhoop over zijn rug. Hij was op een klein stuk kunstgras beland dat een of andere optimist een keer had aangelegd om een gazon na te bootsen. Overal om hem heen stonden watertanks, verwarmingsschoorstenen en satellietschotels. Genoeg plekken om je te verstoppen — maar nergens kon je je lang schuilhouden.
Het brandalarm bonkte in zijn oren. Hij kon niet eens horen of de moordenaar de trap op kwam. Daar stond hij, op het zompige nepgras, verlamd door twijfel. Zijn hele leven was op ratio gestoeld geweest: methodisch, saai, veilig. Nu had hij niets om op terug te vallen. Geen kader. Geen tijd om na te denken. Wat voor instinct hem ook daarheen had geleid, was nu verbruikt. Hij kon geen kant op.
Vreemd genoeg dacht hij op dat moment van leegte niet aan Gillian of zijn ouders of zijn zus. Hij dacht aan Bret, die vier verdiepingen beneden hem dood in een luie stoel lag. Bret, die duizenden mannen had verteld hoe ze de hele nacht door konden gaan zonder dat hij ooit, voor zover Nick wist, zelf een meisje mee had genomen naar het appartement. Bret, die op talloze veilingartikelen had geboden die hij nooit van plan was geweest te kopen. Bret, die met een pistool tegen zijn hoofd nog kans had gezien Nick te waarschuwen. En buzz me.
Nick rende over het natte dak en stortte zich achter een cv-ketel. Water uit een plas doorweekte zijn shirt. Zijn jas was gelukkig zwart. Hij tuurde om de hoek, tussen de stutten door van een watertank.
Even dacht hij dat zijn achtervolger het misschien had opgegeven. In het roze schemerlicht dat moest doorgaan voor nacht zag hij de deur van de trapgalerij openzwiepen. Het brandalarm loeide. Het natte shirt beknelde zijn borst als een hartaanval.
Toen zag Nick hem, weggedoken in de deuropening terwijl hij het volgebouwde dak afspeurde. Het pistool zwaaide over Nicks schuilplaats
en ging verder. Het was een korte, zwaarlijvige man die buiten adem leek. Voor het eerst hield Nick hem voor minder dan bovennatuurlijk.
Bijna omdat hij wist dat het van hem verwacht werd, voelde Nick een krachtige, suïcidale aandrang om de benen te nemen. Hij onderdrukte die aandrang. Ze konden zo niet voor altijd blijven zitten. Ook al was het New York, iemand moest toch wel de schoten hebben gehoord en de politie hebben gebeld.
Dat wist de schutter ook. Hij bewoog zich van de deur vandaan, het pistool met abrupte zwaaien over het dak bewegend, geluidloos te midden van het gegil van het alarm.
Toen, even plotseling als het was begonnen, stopte het alarm. Een doodse stilte vulde Nicks oren. Zelfs de schutter werd erdoor verrast. Hij hield halt en spiedde onzeker om zich heen.
Nick zocht in zijn jaszak en voelde zijn sleutels, koud en nat. Hij greep ze vast in zijn vuist en trok ze tevoorschijn. Het gebulder op de achtergrond van de nachtelijke stad begon terug te dringen boven het gesuis in zijn oren, maar hij durfde niet het risico te lopen te worden gehoord. Aan de andere kant van het dak kwam de schutter almaar dichterbij.
Nick strekte zijn arm. Die voelde ijskoud aan en werd door de doorweekte jas omlaag getrokken. Hij moest het doen. De sleutels weggooien, de moordenaar afleiden, hem tackelen en het pistool uit zijn handen rukken. Als hij nog één stap dichterbij kwam...
Nick trilde. Hij had zoiets nog nooit gedaan.
De schutter kwam een halve stap dichterbij en keerde zich om. Nick spande zijn armspieren, klaar om te gooien maar nu keek de moordenaar recht in zijn richting. Als Nick zich bewoog zou hij al dood zijn voor de sleutels zijn hand verlieten. Ook als hij zich niet bewoog... Hij hield zijn adem in, voelde de druk toenemen in zijn longen, tegen zijn borstkas en keel drukkend. Het enige wat hij wilde was het uitschreeuwen.
En toen keerde de schutter zich van hem weg en liep terug naar de deur. Nick wachtte, hij durfde nog steeds niet te ademen. Hij kneep in de sleutels tussen zijn vingers en sloot zijn ogen. Was dit het juiste moment? Hij had nooit gedacht dat hij zo bang kon zijn.
Hij deed zijn ogen weer open. De schutter zat geknield naast een airconditioningtoestel om de hoek te kijken. Hij had zijn rug naar Nick toe gekeerd — als er ooit een geschikt moment was, was het dit wel, zei Nick tegen zichzelf.
Hij haalde diep adem en zette zich schrap voor de sprong. Zijn spieren waren stijf van de kou. Wat als hij te traag zou bewegen? Wat als de man hem hoorde naderen over het nepgras?
De moordenaar stond op. Hij wierp een laatste blik op het dak, weer recht over Nicks hoofd heen, en stapte toen door de deur naar binnen en verdween. Nick hoorde hem de trap afrennen.
Nick wachtte tot hij zeker wist dat de man verdwenen was en kwam toen overeind. Zodra hij rechtop stond, begon zijn hele lichaam onbeheersbaar te sidderen. Hij kon amper staan godzijdank had hij niets ondoordachts ondernomen met die moordenaar. Hij pelde zijn jas van zich af en wankelde over het natte gras naar de deur, een nerveuze blik gevestigd houdend op de trap voor het geval dat de ander terugkeerde. Hij zakte bijna door zijn knieën naast de airconditioner toen hij probeerde te zien wat de schutter had uitgespookt.
Een donkere barst was te zien waar de onderhoudsklep niet goed was afgesloten. Nick trok hem open. Erbinnen lag een zwart pistool tussen de wijzerplaten en buizen.
Nick reikte erin en pakte het op. Het was zwaarder dan hij had verwacht; zijn stijve vingers lieten het bijna vallen. Was er een veiligheidspal? Hij had sinds het padvinderijkamp geen vuurwapen meer vastgehouden, en dit was andere koek dan het schieten met een .22 geweer op doelen van papier. Zelfs terwijl hij het pistool in zijn hand hield was hij nog bang voor de macht ervan. Dit was het wapen dat Bret had gedood.
Hij legde het neer op het nepgras en liep langzaam weg. Blauwe en rode lichten flitsten over de op ravijnwanden lijkende appartementencomplexen, en weerkaatsten in de tien rijen van zwarte vensters op elke verdieping. Pas toen hoorde hij de sirenes.

Het Verboden Boek
Section0001.xhtml
Section0090.xhtml
Section0088.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0034.xhtml
Section0033.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml