EPILOOG

Wat ik tegen je zeg in het donker, vertel dat verder in het licht;
En wat je hoorde fluisteren, schreeuw dat van de daken.
Het was vreemd om terug te zijn in de Humbrechthof. Het geratel van de persen, zethaken die in de galeien klakten, het geschreeuw en gekwebbel van de leerjongens die door de tuin heen riepen om meer inkt, meer papier, meer bier. Maar het gebouw was niet meer van mij. Het doel van dat levendige huishouden was veranderd: praktisch, routine, niet meer beladen met de opwinding van ontdekkingen. Kaspar en ik, Götz en Keffer en de anderen, hadden een nieuw land ontdekt. Nu was er een tweede generatie aangekomen om de wegen en gebouwen uit te stippelen, moerassen te dempen, landbouw te bedrijven, de wildernis te bedwingen. Ik zag er veel nieuwe gezichten: ze keken even op toen ik langsliep, maar zonder me aandacht te schenken. Een paar herkenden me, en keken weg of schudden me de hand, naargelang hun geweten dicteerde. Peter Schoeffer was er niet bij.
'Hij is naar Frankfurt gegaan,' zei Fust toen hij me in zijn kamer ontving. 'Hij heeft daar een zaak met een boekverkoper. Hij had allang terug moeten zijn. Het zal hem spijten dat hij je niet heeft gezien. Ongetwijfeld heeft een vrouw hem opgehouden.'
Ik sprak de leugen niet tegen, en vroeg me af of Fust wist dat Schoeffer met zijn dochter naar bed ging. Fust begreep mijn uitdrukking verkeerd.
'Hij vond je geweldig. Als kunstenaar en uitvinder. Niets deed hem meer pijn dan tussen ons te moeten kiezen. Hij is mijn erfgenaam, maar ook die van jou.'
Hij pakte een blokje van gegraveerd metaal op van zijn bureau en gaf het aan mij. Het viel uit elkaar in mijn handen: ik begon me te verontschuldigen, maar besefte toen dat het de bedoeling was. Eén deel, het kleinere, was een sierlijke letter B, ingewikkeld uitgesneden zodat in de vormen van de letter zelf bloemen groeiden, takken knoppen droegen en een hond over een weide achter een eend aan zat. Het paste naadloos in het tweede stuk metaal, gegraveerd met een weelderige rand van bladeren.
'Peters uitvinding. Je inkt het binnenste gedeelte rood en het buitenste blauw en stopt het in een galei met zwarte inkt en drukt dan de initialen. We gebruiken het voor een psalterium van de kathedraal.' Hij toonde me de afdruk op een vel papier, scherper dan enige illuminator ooit kon maken.
'Prachtig,' gaf ik toe. Misschien had ik me vergist. Misschien werden er nog steeds ontdekkingen gedaan in het huis.
'Het gaat nog altijd te langzaam. Peter lijkt in dat opzicht op jou, geobsedeerd door kwaliteit en geen oog voor de prijs.'
Een pijnlijke stilte hing tussen ons in; Fust negeerde het door met papieren te schuiven op zijn bureau tot hij het papier vond dat hij zocht.
'Laten we onze zaken maar besluiten.' Hij overhandigde me het document ter ondertekening en verzegeling. 'Het spijt me dat dit nodig is. Het psalterium is laat; de Kerk talmt met betalen, dus moet ik meer geld gaan lenen. De jood heeft van onze twist gehoord en eiste het bewijs dat je alle condities van het rechtsoordeel aanvaardt. Het is maar een formaliteit.' Hij stak een kaars aan en pakte de zegellak.
'Vergeef me dat ik wat voorzichtig ben geworden met iets wat jij me wilt laten tekenen.'
'Natuurlijk.' Een valse tandengrijns. Ik kon hem niet zo makkelijk kwetsen.
Ik las het helemaal door. Fust kreeg de inhoud van de Humbrechthof, de persen en letters, de inkt en het papier, het meubilair, tot aan de laatste zethaak toe. Hij behield ook de voltooide bijbels om zelf de winst op te strijken. De Gutenberghof, de pers en alles wat erin zat bleef van mij. Ooit zou ik woedend zijn geworden vanwege dit onrecht; nu was mijn woede over. Voorbij.
Ik ondertekende onder aan het vel en drukte mijn zegel in de zachte lak. Stoten en ontvangen. Fust deed hetzelfde.
'Je hebt een nieuw zegel,' merkte ik op. Een zwarte vogel met een juk om zijn nek die twee zwarte schilden droeg met een blazoen van letters en sterren.
'De boekhandel van Fust en Schoeffer. Peter heeft het ontworpen. We zullen het in al onze boekwerken drukken, als keurmerk. Klanten zullen met minder geen genoegen meer nemen.'
Het beviel me niet. Op zich leek het een grotere heiligschennis dan alles wat Kaspar ooit had gedaan. Je zegel zetten op een kunstwerk. Het op te eisen als iets van jezelf, hield in dat je het afpakte van God.
Weer vatte Fust mijn frons verkeerd op. 'Het spijt me,' herhaalde hij. Hij wilde dat ik het geloofde. 'De straat tussen onze huizen in is niet zo breed. We zullen elkaar ongetwijfeld nog vaak zien. Ik hoop dat we vrienden kunnen blijven.'
Ik was oud genoeg dat het nauwelijks kwaad kon om te liegen. 'Ik hoop het. Maar voorlopig niet. Ik ga Mainz eerst een tijdje verlaten.'
Zijn opluchting kon me niet ontgaan. 'Waar ga je naartoe?'
'Ik heb iets in Straatsburg af te handelen.'
De stad baadde in het aprilzonnetje. De vakwerkhuizen en gotische torentjes straalden met een warm licht, felle kleuren verlevendigden het plein waar rekken met theedoeken, ansichtkaarten en gidsen als lentebloemen uit de grond waren gesprongen. Drommen toeristen slenterden rond, genietend van de paasdagen, terwijl koningen en engelen, ridders en slangen omlaag keken vanaf de hoge stenen.


Niemand lette op het stelletje dat hand in hand over het plein liep. Ze betraden de kathedraal via de westelijke deur, onder de monumentale facade door, tot in de diepe schemering die de kathedraal constant in zijn greep hield. Links van hen, aan de noordelijke muur, gloeide een rij koningen in glas in lood levendig op door het licht erachter. Nicks pols ging sneller kloppen; hij kneep Emily in haar hand.
Atheldene wachtte hen op, ongeveer halverwege het gangpad, vlak voor een kapel een optocht van koningen onderbrak. Een fluorescerend vest zat onhandig om zijn pak en een valhelm zat op zijn hoofd. Onder aan de zuil achter hem stond een steenhouwer in overall in een hydraulische schaarlift.
'Ik hoop dat je gelijk hebt. Je hebt geen idee hoeveel papierwerk erbij komt kijken om een van de meesterwerken van de gotische architectuur uit elkaar te halen. Vooral wanneer de mensen die dat willen doen allemaal personae non gratae zijn bij de kerkelijke machtsbekleders. Ik heb heel wat gunsten moeten vragen die me mijn carrière zouden kunnen kosten en de meest buitenissige leugens op moeten dissen.'
Nick haalde het bestiarium uit zijn zak. Het boekje waaruit de verfomfaaide kaart stak op de laatste pagina. Hij schoof het er weer in.
Weldra zou hij ze allebei moeten afstaan de kaart om zich bij het spel te voegen in de Bibliothèque Nationale in Parijs, het boek aan de British Library in Londen. Het was allemaal discreet geregeld, met dank aan Stevens Mathison. Nick, die nooit een boek had bezeten dat ouder was dan Superman #61, zou het met lede ogen zien vertrekken.
Maar het bestiarium had nog een laatste geheim in petto gehad. Hij sloeg het open op de gerestaureerde titelpagina, door Gillian er uitgesneden maar er nu vakkundig weer ingenaaid. In de benedenhoek stond een schets van het vierkante gebouw in het wapen dat ze hadden opgemerkt op de boot naar Oberwinter.
Emily had het ten slotte ontcijferd.
'Het is geen gebouw met een kruis,' zei ze op een avond toen ze weer in New York waren. 'Het is een gebouw op een kruispunt.'
Nick was niet erg onder de indruk geweest. 'Dat maakt de keuze weer wat beperkter.'
'Wel als je iets over Gutenbergs leven weet.' Een uitgeputte zucht. 'Straatsburg — stad van straten. Het kruispunt van Europa.'
'En dat gebouw...'
'De kathedraal.'
Het was een droedel het had ieder gebouw kunnen zijn met een gewelfde poort. Er zat niet eens een echte toren aan.
'Het klopt allemaal. De kruising. De koningen aan de muur en de Spreuken van de Koningen van Israël. Gutenberg.'
En dus waren ze teruggekeerd naar de kerk op het kruispunt waar vierentwintig koningen uit niet-gedefinieerde rijken in glas stonden vereeuwigd.
'Manasses was de zestiende koning van Israël.' Emily telde de koningen in de ramen, steeds vier tegelijk, tot ze bij het raam tegenover hen aankwamen. 'Lodewijk de Vrome.'
'Heel toepasselijk.'
'Gillian zal zich voor de kop slaan als blijkt dat wij gelijk hebben,' zei Atheldene.
Nick viel stil. Hij had heel Europa doorkruist om Gillian te vinden en had haar ongelofelijk genoeg gered. Hij wist nog altijd niet precies wat hij had gevonden. Hij lag niet langer 's nachts wakker, zich afvragend wat had kunnen zijn. Hij wilde haar niet langer vasthouden en haar toefluisteren dat het hem allemaal speet, en dat hij nog een tweede kans wilde krijgen. Maar sommige vragen konden niet worden beantwoord. Zij zou altijd de wilde vrouw zijn, ongetemd en onkenbaar, die in de marges danste.
Nick en Emily trokken gele vesten aan en zetten hun helm op. De lift bracht hen naar boven langs de zuil, hoog boven de hoofden van de toeristen beneden. Er keken er een paar omhoog maar bij het zien van hun reflecterende kleding werden ze gerustgesteld dat daar niets interessants gebeurde. Wegvallen door opvallen.
'Hoe is Gutenberg hierboven gekomen?' vroeg Nick zich af.
'Toen hij hier was, waren ze nog steeds de kathedraal aan het bouwen en verbouwen. Waarschijnlijk stonden er nog stellingen om de pilaren heen.'
De lift hield halt. Ze stonden nu bijna op ooghoogte met de koningen, oog in oog met de beeldhouwwerken op de pilaar. Een mannenhoofd drong door dik gebladerte. Een arend met een slang in zijn snavel. En...
'De gravende beer.' Nick had al geweten dat die daar zou zijn: Atheldene had hem al vanaf de grond gezien en had hem een foto ervan toegestuurd. Toch voelde hij een huivering van onverwacht ontzag, zo dichtbij kon hij nu zien hoeveel hij leek op de kaart. Wat meer gedrongen misschien, om op de pilaar te passen: een plattere rug, een scherper gebogen knie, die hem wat vastberadener maakte. In de benedenhoek was een gaatje geboord in het steen, naast de wroetende snuit.
beer is de sleutel
De steenhouwer haalde een dun metalen haakje als van een tandarts tevoorschijn. 'Als ik op cement stuit stoppen we,' waarschuwde hij.
Maar er was geen cement dat het op zijn plek hield alleen vele generaties opeengehoopt vuil en roet tot een kleverige zwarte troep samengepakt. De steenhouwer wurmde het los met zijn gereedschap. Het liet een klein barstje in de steen achter.
'De beer is los,' zei Atheldene. Hij greep de beer bij zijn snuit en trok hem naar zich toe. Het dier gaf mee, bijna gewillig. De steenhouwer zette het op de bodem van de lift. Een rechthoekig gat gaapte in de zuil.
'Er zit iets in.'
Emily reikte erin. Haar handen kwamen tevoorschijn met een verroeste metalen kist, ongeveer zo groot als een koekjestrommel. Groot genoeg om een boek te bevatten. Atheldene stak met trillende handen een mesje in het deksel en wrikte het open. Ze reikten alle drie hun nek om erin te kijken.
'Het is... pulp.'
In de kist zat niets dan een dik pak snippers, als witte vlokken of herfstbladeren die voor een vreugdevuur bijeen waren geraapt. De meeste droegen nog sporen van tekst; sommige vlamden goud of rood op, waar stukjes van verluchtingen het licht van glas-in-loodramen opvingen. Geen was groter dan twee centimeter in doorsnee.
'Er is blijkbaar vocht in gekomen. Als het perkament aan zonlicht was blootgesteld, zou vocht het hebben vernietigd.'
Emily trok een rubberen handschoen aan en pakte een van de snippers op. Zelfs nu nog was de inkt zwart en glanzend.
'Dit is het lettertype van het Liber Bonasi.'
'Een deel ervan is anders.' Atheldene wees op een ander fragment, waar de woorden in bruine inkt stonden geschreven. Zelfs Nick kon zien dat het met de hand was geschreven, niet gedrukt.
'... vele namen... ganzenvlees...' Atheldene liet het weer vallen in de kist. 'Ik weet niet wat dit is.'
Emily snuffelde nog even door wat snippers. 'Zo te zien zaten hier twee boeken in. Het Liber Bonasi en een veel langer manuscript. Alles zit door elkaar.'
Nick staarde in de kist. Hij kon niet eens een schatting maken hoeveel stukjes er wel niet in zaten. Duizenden? Miljoenen? Sommige waren waarschijnlijk volkomen verpulverd. Andere misschien onleesbaar. Maar hij had de tijd.
Hij glimlachte naar Emily. 'We kunnen ze aaneenvoegen.'


Ik stapte nog eenmaal de Gutenberghof binnen, zoals altijd even naar de pelgrim op de latei kijkend. Na mijn marteling bij de inquisiteur leek ik nog meer op hem. Mijn rug gekromd, mijn nek gebogen. Op koude dagen deed zelfs ademen me pijn. Maar de last die ik al zo lang onder mijn mantel verborgen had gedragen, was nu bijna verleden tijd.
De anderen wachtten beneden op me. Saspach en Götz; Günther, Keffer en Ruppel en nog wat mannen wier namen niet in mijn kroniek zijn voorgekomen, hoewel ik hen bijna dagelijks zag bij het werken aan de pers. Mentelin de klerk, die nu was gaan werken aan een nieuw lettertype sinds Fust het mijne had meegenomen; Numeister, Sweynheym, Sensenschmidt en Ulrich Han. Alleen Kaspar ontbrak. In hun midden, boven allen uittorenend, stond de pers, zoals wij allen wat ouder geworden: bevlekt met inkt, gehavend van alle keren dat we vastzittende onderdelen los hadden moeten hameren, de schroef niet meer zo recht maar nog altijd in staat om zestien pagina's per uur te drukken, in deskundige handen.
'Ik vertrek,' zei ik zonder aankondiging. Er klonk teleurgesteld gemompel, maar geen grote schok. Sinds het proces en alles wat erop was
gevolgd, hadden ze me langzaam maar zeker zien loskomen van het bedrijf en het huis. Na het grote karwei van de Bijbel had ik geen zin meer om kalenders en grammaticaboekjes te gaan maken.
'Keffer zal de werkplaats in mijn afwezigheid leiden. Voorlopig zal hij zich bezighouden met teksten die we al hebben gezet aflaten en dergelijke terwijl we kapitaal opbouwen en nieuwe leerlingen trainen.
De rest van jullie is welkom om in dit huis te blijven, maar verspil je tijd niet. Leer jezelf vaardigheden aan die je nog niet kent. Als je een letterzetter bent, leer dan lettergieten; als je alleen nog maar inkt hebt gekookt, leer dan hoe je het moet uitspreiden zodat het keer op keer een gelijkmatige afdruk geeft. Deel je kennis vrijelijk met anderen. Keer dan terug naar je geboortestad, of de steden waar je altijd al heen wilde, en richt er een werkplaats op. Train leerjongens en laat ze zelf leerlingen trainen. Sluit je niet aan bij een gilde, maar daag iedereen uit om zijn eigen meesterwerk te maken. Verspreid dit proces tot in de verste uithoeken van de christelijke wereld zodat alle mensen kunnen lezen, leren, begrijpen en zich ontwikkelen. Je zult zeker vergissingen maken; alleen God is volmaakt. Sommige mannen, misschien zelfs enkelen van jullie, zullen dit proces gebruiken voor verkeerde doeleinden. Daar valt niets aan te doen. Dit gebruiksmiddel is te machtig om in handen te blijven van een handjevol mensen. Zolang wij meer goede indrukken verschaffen aan de wereld dan er anders zouden bestaan, zal dit proces echt een zegen zijn.'
Ik liet ze achter en stapte de warme aprilzon in. Ik had mijn droom opgegeven: ik zou geen volmaakt ding maken. Ik was maar een gewoon mens. Op jongere leeftijd zou dat me hebben terneergeslagen; nu voelde ik alleen opluchting dat er een zware last van me af was gevallen. Ik was weer in harmonie met een onvolmaakte wereld.
Ik was nog geen vijf mijl van Mainz gevorderd toen ik een manier bedacht om de pers te verbeteren.


Het Verboden Boek
Section0001.xhtml
Section0090.xhtml
Section0088.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0034.xhtml
Section0033.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml