LV
Straatsburg
Op het dressoir toonde het televisietoestel zwijgende taferelen
van oorlog en ellende. Nick keek toe, gebiologeerd. De schok van
broeder Jeromes dood had hem verdoofd.
Hij moest die betovering verbreken. Hij greep de afstandsbediening
en zette het toestel uit. 'We moeten hier weg.'
Er klonk een ongebruikelijke vastberadenheid in zijn stem, een
indringendheid die hij nog nooit eerder had gevoeld. Het deed Emily
uit haar verdoving opschrikken.
'Waarheen? We kunnen nergens naartoe.'
'Laten we om te beginnen maken dat we hier wegkomen. Volgens de tv
hebben de buren vanmiddag schoten gehoord. Wie dit heeft gedaan,
was maar een paar uur op ons achter.'
'Zouden ze ons zijn gevolgd?'
'Jerome was degene die over Straatsburg begon. Hij toonde ons het
ex libris, vertelde ons het hele verhaal van de graaf van Lorraine.
Hij zal hebben vermoed dat wij hier zouden komen. Als hij het ze
heeft verteld...'
Ze gingen de trap af naar de foyer en toen de straat op. Hij lette
niet op de zwarte Audi die voor het hotel was geparkeerd. De sneeuw
leek nu minder hevig te vallen, al dwarrelden er nog steeds
sneeuwvlokken in de lichtbundels onder de straatlantaarns. Er waren
er al veel gevallen. Ze maakten diepe krakende voetstappen terwijl
ze om de kathedraal heen liepen door een van de zijstraten. Nick
keek om maar zag niemand. De winkels waren gesloten, het personeel
was al naar huis.
Een paar straten verderop vonden ze een klein bistrootje waar ze
konden eten. Het zat er maar half vol klandizie, maar na de
winterse eenzaamheid buiten deed het gezellig en gastvrij aan, vol
kaarslicht en rokerige geuren van kruiden, geroosterd vlees en
wijn. Ze kozen een tafel achter een houten pilaar, uit het zicht
van de ramen maar uitkijkend op de deur, ze bestelden vin chaud
en tartiflettes. Onder andere omstandigheden zou het een
volmaakt romantische avond zijn geweest: kaarslicht, warme wijn en
knietjevrijen onder de tafel. Nu leek de intimiteit gewoon weer een
zoveelste berisping, een beschimping van een wereld die niet meer
de zijne was.
Hij schudde zijn glas en staarde naar de droesem. 'Atheldene had
gelijk. Ik heb geen idee wat dit allemaal te beduiden heeft, maar
het is een krankzinnige bende.'
'Het betekent in ieder geval voor iemand wel iets,' wierp Emily
tegen. 'Als we niet op het goede spoor zouden zitten, zouden ze
niet steeds proberen om ons tegen te houden.'
'We vinden Gillian nooit.' De woorden klonken bitter in zijn mond.
'Ik heb alleen nog maar mensen de dood in gejaagd. Bret, doctor
Haltung, en nu broeder Jerome.'
'Broeder Jerome was mijn schuld,' zei Emily kalm. 'Als ik jou niet
naar hem toe had gebracht, zou hij er niet bij zijn betrokken.'
'Als ik jou hier niet had gebracht, zou jij er niet bij zijn
betrokken.' Nick kneep in de steel van zijn wijnglas, zo hard dat
hij dacht dat die zou breken.
Hij keek even op. Emily leek hem niet te hebben gehoord; ze wierp
een effen blik op iets achter hem. Hij begon zich om te draaien om
mee te kijken, maar ze greep zijn hand en trok hem terug.
'Blijf mij aankijken. Daar staat een man drie tafels verderop die
ons al vijf minuten lang in de gaten houdt.'
Nick voelde een vertrouwde opwelling van paniek. 'Hoe ziet hij
eruit?'
'Donker, zwaargebouwd. Ken gebroken neus. Misschien Italiaans. Hij
heeft zijn jas sinds hij binnenkwam nog niet uitgetrokken.'
Nick keek naar de vergulde spiegel aan de muur maar kon de man niet
onderscheiden. Zijn gedachten raceten door zijn hoofd.
'Ik heb een idee.' Zijn hele lichaam stond strakgespannen, hij
verwachtte half ieder moment een geweer in zijn rug te voelen
prikken. Hij richtte zich op Kmily om zich te kalmeren. 'We gaan zo
een knallende ruzie krijgen. Jij rent huilend naar het toilet. Ik
storm de deur uit. We laten de tas op tafel liggen en kijken dan
wat hij doet.'
'En als hij jou nou achtervolgt?'
'Dan ga jij achter hem aan.'
'En als hij achter mij aan gaat zitten?'
'Dan schreeuw je de hele tent bij mekaar. Ik kom er dan meteen
aanrennen.' Nick greep haar bij haar pols. 'Klaar?'
Ze knikte toen schopte ze opeens haar stoel naar achteren en sprong
ze overeind.
'Hoe durf je dat te zeggen?' schreeuwde ze. Overal om hen heen viel
het geratel van bestek en gesprekken stil. Zelfs Nick was
geschrokken. 'Jij begrijpt ook niets van mijn gevoelens.'
Ze keek verwilderd om zich heen en gooide toen haar handen omhoog
en rende naar de toiletten. Nick bleef even als verdoofd zitten en
schoof toen zijn stoel naar achteren zodat de tas duidelijk
zichtbaar aan de armleuning hing. Hij smeet een biljet van twintig
euro op tafel en beende naar de uitgang, zijn ogen strak op de
vloer gericht.
Zelfs voordat de deur sloot, hoorde hij al het schuiven van een
stoel die gehaast werd achtergelaten. Hij rende over de stoep vol
voetafdrukken naar de eerstvolgende hoek, dook erachter weg en keek
om.
Bijna onmiddellijk sloeg de deur van het restaurant weer open. Een
zwaarlijvige man in een lange zwarte jas stapte naar buiten. De
lantaarn boven de deur deed hem in geel licht baden. Nick zag een
moment zwart haar, donkere huid, een boksersneus en zijn eigen
rugzak die bungelde in de knuist van de man. Hij had iets
vertrouwds misschien uit het Belgische pakhuis? Hij keek bruusk de
straat af, en haalde toen zijn sleutels uit zijn zak. De man drukte
op wat er in zijn hand zat. Oranje lichten knipperden op een zwarte
Audi aan de overkant van de straat. Op het dak lag geen sneeuw: hij
kon daar niet lang hebben gestaan. Nick probeerde erin te kijken,
en vroeg zich af of er achter die verduisterde glazen nog iemand
anders zat.
De man stak de straat over en opende het portier aan de
bestuurderskant. Nick nam een besluit. De sneeuw maakte geen geluid
onder zijn voeten. De man had hem zijn rug toegekeerd en zat te
frunniken met de rugzak, misschien om te verifiëren of het boek
erin zat. Hij hoorde Nick niet aankomen totdat die bijna boven op
hem zat. Nick kromde zijn schouders en ramde de man in zijn buik.
Alle woede, angst en frustratie die hij de afgelopen week had
opgekropt, kwamen op dat ene moment van contact vrij, een volmaakt
samengebalde woede. De ander klapte dubbel; de sleutels vielen uit
zijn hand in de sneeuw. Nick schopte ze onder de auto en gaf zijn
tegenstander een knietje in het gezicht. Hij greep naar de tas.
Maar Nick was een amateur. De ander was een professional.
Nicks knietje had zijn tegenstander uit evenwicht gebracht
maar niet omgegooid. Terwijl Nick naar de tas reikte, haakte de
ander met een machtige arm in de zijne. Hij draaide hem om; Nick
voelde hoe zijn arm bijna bij de elleboog werd afgerukt. Zijn hele
lichaam werd omvergeworpen. Zijn voeten trappelden in de sneeuw,
verloren hun greep en gleden onder hem uit. De man gooide hem nog
eens op de grond.
Nick snakte naar adem toen alle lucht uit hem werd geperst. De man
torende boven hem uit en deed een stap naar achteren. Even dacht
Nick dat hij wilde vluchten. Maar de ander gaf zichzelf alleen wat
meer ruimte. Hij tastte in zijn zak en haalde een pistool
tevoorschijn. Het zag er piepklein uit in zijn enorme
kolenschoppen.
Dus zo zou het eindigen. Liggend op straat, zijn bloed in de sneeuw
weglopend tot het bevroor. Hij zou nooit te weten komen wat er van
Gillian was geworden, nooit begrijpen waarom hij in die ijzige
uithoek van Frankrijk om het leven kwam. De onrechtvaardigheid
ervan maakte hem razend.
Met een schreeuw vloog Emily uit het duister tevoorschijn en
stortte zich op de man. Ze was te tenger om veel uit te kunnen
richten, maar ze wikkelde zich om de arm van de man heen en trok
die omlaag, weg van Nick.
Nick sprong overeind en greep naar het pistool. Zijn hand sloot
zich om de koude loop en hield die met alle macht vast. Even zaten
ze alle drie in een innige verstrengeling van ledematen en staal,
zwaaiend en wankelend in de sneeuw. Toen raakten ze uit evenwicht.
Nick viel en voor hij het wist werd zijn wang in de sneeuw gedrukt
door iemand die op hem zat.
'Alles oké?'
Emily kwam van hem af en stond op. Hij krabbelde achter haar
overeind. Hij had nog steeds het pistool vast, het bij de loop
vasthoudend als een knuppel. Waar was hun tegenstander?
Halverwege de straat vluchtte een grote gedaante in de sneeuw onder
een straatlantaarn door. Nick keek om.
'Hij heeft de tas nog.'
'Wacht,' riep Emily. Maar Nick was al aan het rennen. Zijn voeten
kraakten in de sneeuw; zijn armen pompten zo snel dat hij
nauwelijks het gewicht van het pistool voelde. De man was dan
misschien sterk maar niet erg snel. Het kostte Nick weinig moeite
hem in te halen terwijl ze over de lege straten sprintten. De
zwarte en witte raamwerken van de vakwerkhuizen leken op geraamtes
in de schemering, hun met witte luiken gesloten ramen hielden
zich blind voor de verwoede achtervolging.
De man keek even om, en dook toen een onverlichte zijstraat in.
Zijn diepe sporen stonden duidelijk in de sneeuw gedrukt vooral
hier, waar maar weinig voetstappen ze hadden verstoord. Nick rende
voort, veld winnend. Hij zag even de zwarte fonkeling van water
onder zich toen hij de brug overstak en weer afsloeg.
Er stonden steeds minder huizen — daarvoor in de plaats kwamen een
strook gras en bomen. Rechts van hem zag hij een wirwar van houten
kantelen en torens een speeltuin. De kille lucht sneed in Nicks
longen. Maar nu kon hij zijn prooi duidelijk zien, amper twintig
meter voor hem uit. Hij slikte de pijn weg en bleef doorrennen.
Tussen de bomen door zag Nick water aan alle kanten. Ze waren
blijkbaar op een of ander eilandje in de rivier terechtgekomen.
Voor hem uit stond een rij hoge stenen torens afgetekend tegen het
duister waar het eiland ophield.
De man kon geen kant meer op. Hij vertraagde zijn pas en hield
halt. Nick remde abrupt, slippend op het ijzige pad, de nodige
afstand bewarend. Hij hief het pistool omhoog toen zijn prooi zich
naar hem toekeerde. Daar stonden ze tussen de bomen en sneeuw
zonder iets te zeggen, een tiental passen van elkaar, als
duellisten. Maar slechts een van hen had een pistool.
'Wie ben jij?' riep Nick. De nacht leek zijn woorden te
verzwelgen.
De man gaf geen antwoord. Hij keek omlaag naar de tas die nog
altijd in zijn hand bungelde, en liet die toen zakken. Hij plofte
neer in de sneeuw voor zijn voeten. Die beweging trok Nicks
aandacht; op datzelfde moment dook de hand van de Italiaan in zijn
zak. Nick keek snel weer op. Met het misselijkmakende besef dat hij
een dodelijke vergissing had begaan, richtte hij zijn pistool. Maar
zijn vinger aarzelde om de trekker.
De man had geen ander pistool getrokken. Hij had een vel papier
tevoorschijn gehaald. Zijn handen vouwden het keer op keer op en
begonnen het toen in stukken te scheuren.
'Stop!' riep Nick. Kleine snippers dwarrelden omlaag als een
sneeuwbui. Nick maakte een rukbeweging met het pistool maar hij kon
de man niet in koelen bloede neerschieten.
Een felle lichtstraal schoot over het park achter hem rond. Een
boot naderde over de rivier, de kapitein ervan nam in het donker
het zekere voor het onzekere. Weldra zou Nick oplichten als een
toneelspeler op een podium. Hij liet het pistool zakken langs zijn
zij, in de schaduw.
Als een hert dat in het licht van koplampen als verstijfd blijft
staan, durfde noch hij noch de man zich te bewegen.
De boot voer langszij. De rivier was daar zo smal dat de kiel van
de boot bijna de bodem raakte, het dek bevond zich vlak onder Nicks
voeten. Het park baadde in licht, Nick verblindend. Op dat moment
sprong de Italiaan. Hij slingerde zich over de reling en liet zich
als een baksteen vallen op de boot. Nick rende naar de reling maar
zag alleen een muur van verblindend licht op hem afstralen.
Achter hem klonken krakende voetstappen; hij keerde zich
bliksemsnel om. Emily rende door het park naar hem toe, haar adem
wolkte in het duister.
'Waar is hij?'
Nick wees op de boot, die nu in de bocht van de rivier verdween.
'Hij is ontsnapt.'
Hij liep naar de plek waar de tas lag en zocht de grond af; toen
zijn ogen wenden aan het donker zag hij een paar papiersnippers in
de sneeuw liggen. Hij pakte er eentje op. Het leek gewoon
kantoorpapier, met een fragment van een woord erop.
'Wat is dat?'
'Iets belangrijks. Toen ik die vent had ingesloten, dacht hij aan
niets anders dan het te vernietigen.'
Ze knielden samen neer in de sneeuw, over de grond vegend en de
snippers met hun trillende handen oppakkend. Nick was dankbaar dat
er geen wind stond. Toen ze zoveel als ze konden vinden hadden
verzameld, schudden ze de sneeuw van zich af en stopten ze de
snippers in een zakje in Nicks rugzak. Emily keek bedenkelijk naar
de stapel snippers, niet veel groter dan confetti.
'Denk je dat we daaruit wijs zullen worden?'
Nick trok een grimas. De stadsgloed reflecteerde van de sneeuw en
gaf zijn gezicht een spookachtige glans. Ik voeg stukjes en
beetjes aaneen.
'We hebben de techniek. We kunnen het weer maken.'