XXXII
Straatsburg
'Het is hier te donker.'
'Geen pottenkijkers.' Drach veegde een spinnenweb van een van de
plafondbalken weg. Een ongelukkig spinnetje bungelde aan zijn hand,
terwijl hij zijde spon in de lucht.
Ik keek rond in de stoffige kelder. Voor me, ongeveer op ooghoogte,
zag ik karrenwielen, hoeven en voeten langstrekken door de raampjes
die op de straat uitkeken. Daar zouden we matglas in moeten zetten
zodat er wel licht binnenkwam, terwijl voorbijgangers niet naar
binnen konden kijken. Het was niet een plek die ik zou hebben
gekozen voor het maken van heel fijn gedetailleerde kunstwerken,
maar Drach leek er verrukt over.
'Om maar te zwijgen over de kosten,' zei ik vermanend. 'Waarom
zouden we betalen voor deze kelder als het huis in St Arbogast
ruimte genoeg voor ons heeft?'
De onderhoudskosten voor mijn eigen huisje bij de rivier waren
werkelijk veel hoger dan ik had verwacht het merendeel van mijn
jaargeld. Ondertussen was het grootste gedeelte van de leningen al
opgegaan aan ingrediënten voor de inkt, gereedschap voor de
werkplaats, koperplaten, kolen, papier... Er werd van mijn beurs
een vermogen gevraagd. En nu stond Drach er weer op dat we een
tweede werkplaats moesten hebben voor de pers die we nog altijd
niet hadden.
'Waar looien de leerlooiers hun huiden?' vroeg Drach.
'Op het looiersveld buiten de stadswallen.'
'Zodat de stank niet de stad verziekt. Maar waar maken de
leerbewerkers en zadelmakers hun producten?'
'Hier in Straatsburg.'
'Om dichter bij hun klanten te zitten. Wij zouden hetzelfde moeten
doen.'
Hij wees omhoog en naar links, vaag de richting aangevend van de
kathedraal. 'Hier zitten we op een steenworp afstand van het hartje
van de stad. En waar het hart zit, zit ook het geld.'
Er klonk gekraak op de trap. Het was de huisbaas, een grote man die
Andreas Dritzehn heette, laag bukkend om niet tegen de
plafondbalken op te lopen. Bij een eerste ontmoeting gedroegen
andere mannen zich vaak onderdanig tegen hem vanwege zijn omvang en
aanzien; later ontdekten ze dat hij niets liever wilde dan dat
andere mensen hem aardig vonden en dat hij nooit iemand tegen zich
in het harnas wilde jagen. Maar te oordelen naar de omvang en
degelijkheid van zijn huis was hij nou ook weer niet zo
tegemoetkomend dat hij een winstkans uit de weg zou gaan.
'Is alles naar wens?' Hij had een gezwel in zijn keel dat zijn stem
continu schor deed klinken.
'Perfect.' Drach sprak voor ik iets kon zeggen. 'Het voldoet
precies aan onze bedrijfsvereisten.'
Het is te donker; te duur en voor onze doeleinden overbodig,
had ik willen zeggen. Dan hadden we misschien nog een korting
gekregen op de huur. Maar ik kon Drach moeilijk gaan tegenspreken.
Ik stond er wat ongemakkelijk bij en zei niets.
Dritzehn loerde ons aan. 'Wat voor bedrijf had u ook alweer?'
'Kopiëren,' zei ik.
Dritzehn wachtte, op meer hopend. Ik legde Drach met starre blik
het zwijgen op en zei zelf ook niets.
'Als jullie maar geen vuurtjes stoken of voor te veel stankoverlast
zorgen.' Dritzehn wapperde met zijn hand voor zijn neus. 'Mijn
laatste huurders hier waren bontwerkers. Ze hadden de huiden niet
goed gedroogd en die stonken als kadavers.'
Buiten kletterden paardenvijgen op straat van een langsdravend
paard. Een van de ballen rolde de goot in, viel omlaag door het
raam en plofte neer op de vloer.
We staken het plein over naar Hans' goudsmidwinkel. Ik keek
omhoog naar de kathedraal, die uit zijn steigers opsteeg als een
vrouw die haar jurk liet zakken. Ik vergaapte me eraan. Voor mij
was de ingewikkeldheid van de steigers, de volmaaktheid ervan met
betrekking tot hun be-
scheiden doel, bijna even mooi als het stenen bouwsel dat het
ondersteunde. Toen ik dit tegen Kaspar opmerkte, bespotte hij
me.
'Touwen en palen en ladders? Schoonheid komt voort uit het leven:
uit lust, dwaasheid, gelach, verdriet.'
'Hoe kan verdriet nou mooi zijn?'
Kaspar wees op een kreupele die om aalmoezen smeekte bij de poort
van de kathedraal. Hij had geen benen; zijn rechterarm was bij de
elleboog afgehakt. Hij zat op een laag karretje dat hij voortduwde
met behulp van een gevorkt stuk hout dat aan zijn stompje was
vastgebonden. De helft van zijn gezicht was door een infarct
verlamd tot een bewegingloos masker, terwijl de andere helft met
schrammen en littekens was bedekt van zijn pogingen zichzelf te
scheren.
'Hij is grotesk. Meelijwekkend, niet mooi.'
Kaspar greep me bij de schouder. 'Maar je voelt dat je leeft. Zorgt
hij niet dat iedere ledemaat aan je lichaam het uitzingt van
dankbaarheid, alleen al omdat ze bestaan? Hoe kan dat niet mooi
zijn?'
Het was het soort vreemde, ontregelende gedachte dat Kaspar af en
toe uitte wanneer hij je wilde provoceren. Ik had geleerd er geen
acht op te slaan, en mijn onbehaaglijke gevoel zo goed mogelijk te
maskeren.
Toen we bij de winkel aankwamen, ging Kaspar niet langs de toonbank
maar liet hij ons door een zijdeur binnen. Om sloten en grendels
gaf hij niets. Hij bezat bijna niets anders dan zijn talent, maar
behandelde de wereld alsof alles van hem was. Hij onderzocht een
saffieren ring terwijl wij wachtten tot Hans klaar was met zijn
klant.
'Ik heb iemand gevonden die je pers kan maken,' zei Dunne toen hij
zijn koop had gesloten. 'Saspach de kistenmaker. Hij zegt dat het
zes gulden zal kosten met een houten schroef, of acht met een
ijzeren.'
'Hij moet van ijzer zijn,' eiste Kaspar.
'Moet dat?' vroeg ik, met een steeds zwaarder gemoed en steeds
lichtere beurs.
'Dat weet je best. Hoe groter de druk, hoe scherper de afbeelding.
Een houten schroef zou los gaan zitten... of zelfs breken.'
Voor ik verder tegen kon stribbelen, had Dunne al in zijn kast
gezocht en een in doek gewikkeld bundeltje eruit gehaald. Het was
zo groot als een boekje, maar toen hij het aan me gaf, bleek het
veel zwaarder.
'Dit is de eerste partij.'
Ik wikkelde het los. Erin lagen een tiental koperplaten, glad
gerold en niet dikker dan de kling van een zwaard.
Dunne kuchte een beleefd geluidje dat me maar al te vertrouwd was
geworden. Ik zuchtte
'Hiervoor moet je natuurlijk worden betaald.'